Val van het kabinet Thorbecke I als gevolg van de Aprilbeweging
Den Haag 1851 – Tot groot ongenoegen van koning Willem III is er in 1848 een nieuwe grondwet ingevoerd, waardoor zijn macht aanzienlijk beperkt wordt. Zo mag hij zich niet meer bemoeien met de godsdienst in zijn land en moet hij op politiek gebied een terughoudende rol innemen. In 1851 besluit Willem III echter toch zijn steun uit te spreken voor de Aprilbeweging, met een politieke crisis tot gevolg.
Bestuurlijke hervormingen binnen de katholieke kerk
Met de grondwetsherziening van 1848 werd het recht op de vrijheid van godsdienst vastgelegd in de Nederlandse grondwet. Dit hield onder andere in dat de Nederlandse koning geen inspraak meer mocht hebben op het bestuur van de katholieke kerk in het land, zoals dat voorheen wel het geval was geweest. Paus Pius IX greep deze mogelijkheid aan om in 1851 bestuurlijke hervormingen in Nederland door te voeren. Zo moest de bisschoppelijke hiërarchie, afgeschaft tijdens de Tachtigjarige Oorlog, weer in ere hersteld worden.
Loyaler aan de paus dan aan de koning
De plannen leidden tot grote onrust onder de protestanten in Nederland, die vreesden dat de katholieken voortaan loyaler zouden zijn aan de paus dan aan de koning. De kritiek van deze zogeheten ‘Aprilbeweging’ richtte zich overigens niet alleen op de paus, maar ook op het kabinet Thorbecke, dat verantwoordelijk was geweest voor de grondwetswijziging. Met een reeks petities verzamelden zij in totaal 51.000 handtekeningen tegen de plannen van het Vaticaan, die zij eind maart aanboden aan koning Willem III. Op 14 april formuleerde het kabinet-Thorbecke een reactie op de petitie, die zij vervolgens doorgaven aan de koning.
De val van kabinet Thorbecke-I
Willem III, begaan met de protestantse zaak en bovendien ontevreden met de beperking van zijn macht door de grondwetsherziening van 1848, besloot het communiqué van het kabinet echter te negeren. Sterker nog, een dag later uitte hij zijn sympathie voor de Aprilbeweging, maar stelde dat hij niets kon doen omdat zijn handen gebonden waren door de nieuwe grondwet. Thorbecke eiste vervolgens dat de koning zijn uitspraken introk en zich alsnog achter de bepalingen van de grondwet schaarde, maar Willem III weigerde dit. Op 17 april 1851 bood Thorbecke daarop zijn ontslag aan en kwam het kabinet Thorbecke-I ten val. Bron: parlement.com