De geschiedenis van de kroonluchter
Als je een kasteel bezoekt, zie je er bijna altijd wel eentje hangen: de kroonluchter. Deze hangende lamp zorgt niet alleen voor licht, maar heeft vaak ook een decoratieve functie. Daarom is hij vaak te vinden in statige publieke ruimtes, zoals kerken, erezalen en chique hotels. Daarnaast treffen we vandaag de dag ook regelmatig kroonluchters aan in woonhuizen. Maar wat is eigenlijk de geschiedenis van dit bijzondere type lamp?
De eerste kroonluchters deden tijdens de middeleeuwen hun intrede. Volgens diverse historische bronnen, hingen er in de elfde eeuw al kroonluchters in Engelse kloosters. Deze exemplaren waren echter wel totaal anders dan de antieke kroonluchters die we vandaag de dag kennen. Ze waren vaak weinig meer dan een houten kruis, met een kaars van bijenwas op alle vier de uiteinden. Dit kruis hing men vervolgens met een touw of ketting aan het plafond. Door deze relatief eenvoudige constructie, konden ze makkelijk naar verschillende kamers worden verplaatst.
Kroonluchter als statussymbool
Vanaf de vijftiende eeuw namen de kroonluchters complexere vormen aan. Ze kregen cirkel- en kroonvormige ontwerpen en werden steeds rijkelijker van decoraties voorzien. Bovendien werden ze in toenemende mate van metaal gemaakt, dat soms verguld werd. Dit maakte kroonluchters ook een stuk duurder. Bij HPV Lumière Classique een exemplaar bestellen ging toen immers nog niet, wie een kroonluchter wilde moest daarvoor een gespecialiseerde ambachtslieden laten komen. Hierdoor ontwikkelde de kroonluchter zich tot een statussymbool. Wie zich een kroonluchter kon veroorloven, moest immers wel heel rijk zijn. Daarom lieten niet alleen vorsten en edellieden, maar ook rijke kooplieden hun residenties met extravagante kroonluchters versieren.
20.000 kaarsen
Aan het begin van de achttiende eeuw was de kroonluchter zo een vast onderdeel van de huiskamer van de elite geworden. Dankzij de vooruitgang in de glasfabricages, deden rond deze tijd ook kristallen exemplaren hun intrede. Deze bestonden in het algemeen uit vormen met lange gebogen armen van verguld brons, met daarop kristallen decoraties. Dit type kroonluchter werd een rage onder de Europese vorstenhuizen. Misschien wel het meest extreme geval was koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Voor de Spiegelzaal in zijn paleis in Versailles schafte hij maar liefst 20 kristallen kroonluchters aan, waardoor er samen met de vele kandelaars 20.000 kaarsen nodig waren om de zaal te verlichten. De kroonluchters hing men overigens alleen ’s nachts op, overdag moesten bezoekers de vele plafondschilderingen kunnen bewonderen.
Van gas naar elektriciteit
De Industriële Revolutie had ook op de kroonluchters een grote impact. Door de technologische vooruitgang kwamen er namelijk nieuwe energiebronnen beschikbaar, waaronder steenkool, olie en aardgas. Hierdoor deed halverwege de negentiende eeuw ook gaslicht haar intrede. Bij veel kroonluchters werden daarop de kaarsen weggehaald en vervangen door gaslicht. Lang zou deze trend echter niet duren. In 1879 kreeg de Amerikaanse uitvinder Thomas Edison namelijk patent op zijn gloeilamp, wat een beslissende stap voor elektrisch licht betekende. Rond 1890 verschenen de eerste elektrische kroonluchters op de markt, en binnen enkele decennia hadden ze het gaslicht overal verdrongen.
Tegenwoordig
De introductie van elektrisch licht, betekende ook dat kroonluchters een stuk goedkoper werden. Men hoefde immers niet meer enorme hoeveelheden kaarsen aan te schaffen om het licht brandende te houden. Bovendien werd ook de productie van de kroonluchters ook goedkoper, door de introductie van industriële productiemethodes. Hierdoor verloren ze begin 20e eeuw veel van hun waarde als statussymbool. In plaats daarvan kwamen ze voor het eerst ook voor de ‘gewone man’ binnen handbereik, wat sindsdien altijd zo gebleven is. Tegenwoordig vervullen kroonluchters dan ook vooral een decoratieve functie.