Middeleeuwse strijd om tol
Op sommige wegen moet je als automobilist geld betalen om er te mogen rijden: oftewel tol. Tolwegen zijn nog ouder dan de weg naar Rome, maar in de middeleeuwen werden tolwegen een echt machtsmiddel.
Tolwegen zijn dus al duizenden jaren oud. In het Assyrische Rijk bestond waarschijnlijk ook al een vorm van tolheffing op een drukke handelsader tussen de steden Susa en Babylon. Ook bij de Romeinen en diverse Germaanse stammen waren vormen van tolheffing bekend. Met zo’n lange geschiedenis mag het geen verrassing heten dat in de middeleeuwen tolheffingen waren ontwikkeld tot belangrijke machtsmiddelen.
De middeleeuwen waren een periode waarin internationale contacten, na een periode van terugval, weer toenamen. Door het feodale stelsel raakten adellijke families steeds verder verspreid over Europa en de handelscontacten namen toe. Handelsschepen voeren verder en vooral vaker, en over de wegen trokken steeds meer handelaren van marktplaats naar marktplaats. En daar wilden de lokale machthebbers van meeprofiteren. Een makkelijke manier was het heffen van tol op belangrijke routes. In ruil voor de tol werd bijvoorbeeld een makkelijke of veilige doortocht beloofd, of men zegde toe om van het tolgeld allerlei bouwwerken, zoals bruggen, te bouwen. Maar vaak was zo’n tolheffing vooral een manier om het verkeer te op een belangrijke route te controleren en er geld aan te verdienen. Door een tol te heffen langs een belangrijke handelsroute, konden machthebbers toch een graantje meepikken van de opbrengsten van de handel, ook al deden de handelaren geen markten in hun gebieden aan.
Zomaar een tol heffen, ging echter niet. Het tolrecht was een privilege, dat alleen toekwam aan landheren. Echter, vaak verpachtten zij het tolrecht aan een ondergeschikte, die in hun naam de tol kon heffen en zodoende een klein deel van de opbrengsten kon opstrijken. Daarmee was het tolrecht een lucratief privilege, dat veel geld kon opbrengen. En dus braken er regelmatig conflicten uit om het tolrecht.
Slag bij Vlaardingen om de tol
Een bekend voorbeeld van zo’n conflict uit ons eigen land is het conflict tussen de Hollandse graaf Dirk III en de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Dirk III had op eigen initiatief een tol ingesteld op de drukke handelsroute tussen Tiel en de kust. Terwijl bij Dirk III het geld binnen begon te stromen, zagen de bisschoppen van het Sticht, waar Tiel onder viel, hun inkomsten dalen en dus deden ze hun beklag bij de keizer. Die besloot de graaf tot de orde te roepen en om zijn argumenten kracht bij te zetten, stuurde niet alleen een hertog en een bisschop om Dirk tot de orde te roepen, maar ook een leger. In 1018 liep dat leger bij Vlaardingen echter in een hinderlaag. Het leger van graaf Dirk hakte de keizerlijke troepen in de pan en nam de hertog gevangen. Dat gaf de graaf een gunstige onderhandelingspositie. Dirk liet de hertog uiteindelijk vrij op voorwaarde dat hij met rust gelaten zou worden en zijn tol kon blijven heffen.
Gouda versus tol bij Leidschendam
Zulke grote veldslagen om tolheffingen waren vrij zeldzaam in Europa, maar het tolrecht bleef gevoelig waardoor er regelmatig kleine gewapende conflicten uitbraken. In 1300 werd er niet ver van Leiden een dam in het Hollandse riviertje de Vliet gelegd. Deze Leidsche Dam moest Delft beschermen tegen overstromingen, maar de gevolgen waren groter dan dat. De Vliet werd onbevaarbaar, waardoor schippers op weg naar Leiden een grote omweg moesten maken langs Dordrecht, Gouda en Haarlem. Alle drie de steden hadden tolrecht en de dam leverde de drie steden dus flink wat extra inkomsten op. Toen men bijna twee eeuwen later een sluis in de dam wilde bouwen, zodat de scheepvaartroutes routes korter en goedkoper werden, zagen de steden hun grote inkomstenbron verdwijnen. Protesten in de Staten van Holland haalden niks uit en uiteindelijk werd er in Gouda een klein legertje verzameld dat naar Leidschendam trok en daar de in aanbouw zijnde sluis vernielde. De Vliet bleef onbevaarbaar en de steden hielden voorlopig nog hun grote tolinkomsten.
Tolburchten beschermden de tol
Om hun lucratieve inkomstenbron te beschermen, lieten veel Europese heersers een kasteel bouwen op de plek waar de tol geheven werd. Zo’n kasteel beschermde de route, maar zorgde er ook voor dat de plek waar de tol geheven werd, niet zomaar ingenomen kon worden. Zulke tolkastelen verrezen veel in het Heilige Roomse Rijk, in de relatief smalle rivierdalen langs grote rivieren zoals de Rijn. Maar ook in Nederland werden zulke kastelen uit de grond gestampt, met het Muiderslot als een van de meest bekende voorbeelden. Vanuit het kasteel, of het tolhuis, werd vaak een versperring over de weg aangebracht, die alleen aan de kant ging als er daadwerkelijk betaald was. Op wegen ging dat toen al op dezelfde manier als nu: met een slagboom. Op waterwegen kon dat natuurlijk niet zo makkelijk, maar bij het Muiderslot werd ernaar verluidt een ketting over het water gespannen om de schepen tegen te houden. Op andere plekken werd de tol bij een brug geheven. Dat had als voordeel dat niet alleen het waterverkeer, maar ook het verkeer over de weg gecontroleerd kon worden. Dan sloeg een tollenaar dus twee vliegen in één klap.
In de nasleep van de Franse Revolutie nam het aantal tolheffingen wat af. Al had dat er in veel gevallen ook mee te maken dat de overheid centraliseerde en het wijdvertakte systeem van allerlei lokaal opererende tolpachters verdween.
Maar helemaal verdween de tol niet. Sterker nog, tolwegen bestaan nog altijd. In Europa zijn de Franse tolwegen bekend. Daar worden snelwegen nog altijd afgesloten met een slagboom die pas open gaat als er betaald is. Al gaat dat meer en meer digitaal, waardoor de slagboom opent zonder dat je daadwerkelijk bij iemand af moet rekenen. Een ander systeem is bekend uit met name Zwitserland en Oostenrijk. Die landen hebben een systeem waarbij de tol betaald wordt door wegenvignetten. Voordat je het land in rijdt, moet je zo’n vignet op je autoruit plakken. Het voordeel daarvan is dat automobilisten niet meer hoeven te wachten voor een slagboom.