7 december jarig: Azzo Visconti, Marie Tussaud en Johan Huizinga
Hij wordt beschouwd als de grootste Nederlandse historicus van de twintigste eeuw. Omdat hij zich in 1942 kritisch uitlaat over de Duitse bezetters, wordt hij gevangen genomen. Drie jaar later overlijdt hij in gevangenschap. Johan Huizinga wordt geboren op 7 december 1872.
Op het eerste gezicht hebben een heer van Milaan, een Frans wassenbeeldenartiest en een Nederlands historicus weinig gemeen. Toch delen Azzo Visconti, Marie Tussaud en Johan Huizinga minimaal één ding: zij vierden door de eeuwen heen hun verjaardag op 7 december.
Azzo Visconti (1302-1339) werd in Ferrara geboren als zoon van Galeazzo I Visconti. In 1322 werd Azzo heer van Piacenza, terwijl zijn vader in datzelfde jaar heer van Milaan werd. Van 1277 tot 1395 had de stadstaat Milaan altijd een Visconti als heer gehad. Nadat Milaan in 1395 een hertogdom werd, bleven de Visconti in eerste instantie een belangrijke rol vervullen. Drie jaar na hun beider benoeming moesten zij echter vluchten door een opstand geleid door de neef van Galeazzo. De familie vluchtte naar het landgoed van de moeder van Azzo, Beatrice d’Este. In 1329 kocht Azzo de titel van keizerpredikant van Milaan van Lodewijk IV, de keizer van het Heilig Roomse Rijk. Hiermee ging Azzo in tegen de paus, die normaliter het recht op benoeming had. Op 15 maart 1330 werd Azzo officieel benoemd tot heer van de stadstaat Milaan. Azzo veroverde een aantal staten van Lombardijen en de Pauselijke Staten, zoals Bergamo, Lodi, Crema en Bercelli. Azzo overleed op 37-jarige leeftijd aan een jichtaanval en zijn neef volgde hem op als heer van Milaan.
Marie Tussaud (1761-1850) werd als Marie Grosholz in Straatsburg geboren. Al op haar negende ging Marie in de leer bij de Zwitserse wassenbeeldenkunstenaar Philippe Curtius. In 1778 maakte zij haar eerste wassenbeeld. Dit was een beeld van de Franse schrijver en filosoof Voltaire. Hierop werd Marie door Lodewijk XVI uitgenodigd om aan het Franse hof in Versailles kunstlerares te worden. In 1789 keerde Marie terug bij Curtius, om hem te assisteren bij het namaken van slachtoffers van de guillotine tijdens de Franse Revolutie. Vijf jaar later overleed Curtius, waarop Marie zijn tentoonstelling erfde. Het jaar daarop trouwde Marie met François Tussaud, een Franse militair, met wie zij drie kinderen kreeg. In 1802 vertrok Marie met haar oudste zoon richting Engeland om haar wassenbeelden tentoon te stellen. De 33 jaar die daarop volgden, reisde Marie met haar tentoonstelling door Engeland, Schotland en Ierland. Hierna vestigde ze zich met haar expositie in Londen. In 1841 maakte Marie op 81-jarige leeftijd haar laatste zelfportret, wat tegenwoordig in het Madame Tussaud in Amsterdam is te zien. Negen jaar later overleed Marie, terwijl ze haar tentoonstelling naliet aan haar kinderen. Na haar overlijden ontstonden er over heel de wereld musea met wassenbeelden, vernoemd naar Marie Tussaud, zoals in 1971 in Amsterdam.
Johan Huizinga (1872-1945) werd geboren in Groningen waar zijn vader hoogleraar fysiologie was. Zijn moeder overleed toen Johan twee jaar was. Na zijn middelbare school schreef Huizinga zich in 1891 in aan de Rijksuniversiteit Groningen. In deze periode bestudeerde hij het Sanskriet, een Oudindisch schrift. In 1897 rondde hij zijn proefschrift af over de rol van de vidusaka, een soort nar, in het Oudindische toneel. Huizinga trouwde twee maal en kreeg uit deze twee huwelijken drie dochters en drie zonen. Na leraar geschiedenis te zijn geweest in een aantal plaatsen in Nederland, verbond Huizinga zich in 1905 aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Tien jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar algemene geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1919 schreef Huizinga het werk waarmee hij zich in de geschiedeniswereld vestigde: Herfsttij der Middeleeuwen. Oorspronkelijk was het zijn bedoeling om een studie te schrijven over de schilder Jan van Eyck. Het werk groeide echter uit tot een diepgaande studie naar de late Middeleeuwen. Andere bekende werken van hem zijn Erasmus (1924) en Homo Ludens (1938). Hoogleraar bleef hij tot het jaar 1942. In dat jaar liet Huizinga zich kritisch uit over de Duitse bezetters. Eerder had hij in de aanloop van de Tweede Wereldoorlog kritische stukken geschreven over het nationaalsocialisme. Door deze uitspraken werd hij gevangengenomen. Huizinga overleed in gevangenschap op 1 februari 1945. De Universiteit van Leiden vernoemde een gebouw naar hem, het Johan-Huizingagebouw. In dit gebouw zijn de opleidingen geschiedenis, kunstgeschiedenis en klassieke talen gehuisvest.