Geen afbeelding beschikbaar

De Romeinse Germanenpolitiek

Behalve in het Teutoburgerwoud leverde Rome nog vele andere malen slag tegen de ‘barbaarse’ Germanen. Wat was op lange termijn eigenlijk de bedoeling van de Romeinse militaire inspanningen? Van  een zorgvuldig voorbereide veroveringsoorlog of ‘Germanenpolitiek’ lijkt geen sprake te zijn geweest.  De situatie doet denken aan die van de Verenigde Staten in Irak.

Bernt Kerremans

Het gezag van supermacht Amerika werd  op 9 september 2002 in één klap aan het  wankelen gebracht. Een rechtstreeks gevolg van  de aanslagen in New York en Washington was  dat de Verenigde Staten, als voorvechter van  vrijheid en democratie, de strijd aanbonden met  de corrupte en fundamentalistische regimes van  Afghanistan en Irak. Op dit moment duren de  oorlogen in deze landen respectievelijk al weer  zeven en vijf jaar en het ziet er niet naar uit dat  de Amerikanen deze op korte termijn in hun  voordeel zullen beslechten.Julius Caesar, de eerste Romein die de Rijn overstak om de  Germanen te bestrijden. Foto Adam Woolfitt.

Hun op papier veel  zwakkere tegenstanders weten, gesterkt door hun  kennis van het terrein en het verrassingselement,  de Amerikanen regelmatig gevoelige klappen toe  te brengen. Deze zijn op hun beurt niet in staat  hun militairtechnisch surplus ten volle te benutten. Zoals zo vaak vertoont het heden historische  parallellen met het verleden. Ook de Romeinen  hadden een op het eerste oog ondergeschikte  tegenstander die zij ondanks herhaalde pogingen  niet definitief op de knieën kregen: de Germanen.

Het grote trauma 

De vroegste vermelding van Germanen in de  antieke geschiedschrijving dateert uit het eerste  kwart van de eerste eeuw v.Chr. Het betreft een  fragment van de Griekse geograaf, etnograaf en filosoof Posidonius (ca 135-51), die over hen  weet te melden dat zij gebraden vlees als ontbijt eten, waarbij zij onversneden wijn en melk  drinken. Dit eetgedrag maakte de bewoners van  het Middellandse-Zeegebied veel duidelijk over  de woeste inborst van de Germaanse volkeren:  alleen barbaren aan de rand van de wereld dronken hun wijn immers onversneden!

Toen Posidonius over de eetgewoonten van de  Germanen schreef, hadden de Romeinen al een  aantal stevige confrontaties met de Cimbren en  de Teutonen achter de rug. Deze twee volkeren  waren afkomstig uit het noorden van Europa  en waren waarschijnlijk van Germaanse origine,  hoewel ze door de Romeinen niet als zodanig  werden aangeduid.

Ze waren rond 120 v.Chr.  zuidwaarts getrokken en bedreigden na verloop  van tijd het zuiden van Gallië, dat toen al een  Romeinse provincie was. De weg werd hun  diverse malen versperd door Romeinse legers,  maar die waren tot vijfmaal toe door de woeste  meute verslagen. De Romeinen waren in deze  tijd duidelijk nog niet op de hoogte van de  krijgszuchtige reputatie van de Germanen.

Hier  zou volgens de Romeinse geschiedschrijver Velleius Paterculus (eerste eeuw n.Chr.) echter snel  verandering in komen: ‘Deze volkeren werden  spoedig vermaard vanwege de rampspoed die zij  ons brachten en wij hen.’ Het was uiteindelijk  Gaius Marius (ca 157-86) die in 102-101 de  Cimbren en Teutonen definitief een halt toeriep.  Dat er eeuwen later nog altijd werd gesproken  over de ‘Teutoonse razernij’ (furor Teutonencus),  laat zien dat de Germanen hun visitekaartje hadden afgegeven.

Caesar en de Germanen 

 Zoals gezegd werden de Cimbren en Teutonen  aanvankelijk niet aangeduid als Germanen. Deze  naam raakte pas in de loop van de eerste eeuw  v.Chr. in zwang ter aanduiding van de bewoners  van Noord-Europa. In zijn verslag van de Gallische Oorlogen (midden eerste eeuw v.Chr.) kan  Julius Caesar de noordelijke barbaren inmiddels  herhaaldelijk ten tonele voeren zonder dat hij  hen nog hoeft te introduceren bij zijn lezerspubliek.

Gedurende het eerste jaar van zijn campagnes  in Gallië, in 58 v.Chr., raakte Caesar in conflict  met de Germanenvorst Ariovistus. Niet lang  daarvoor had deze nog de eretitel ‘vriend van het  Romeinse volk’ ontvangen, maar volgens Caesar  had Ariovistus zich ontpopt tot een arrogante  en wrede machtswellusteling. Diverse Gallische  stammen deden hun beklag over de Germanen,  die zich in groten getale links van de Rijn hadden  gevestigd. Als dit zo doorging, zo was hun angst,  zouden binnen een paar jaar alle Galliërs door de  Germanen uit hun land verdreven zijn.

Deze smeekbeden boden Caesar een uitgelezen  mogelijkheid zich te mengen in een binnenlandse Gallische kwestie. Wat graag vergelijkt hij in zijn boek de Germaanse krijgshorden van  Ariovistus met de angstaanjagende Cimbren en  Teutonen. Ariovistus wordt in de bronnen afgeschilderd als een onbetrouwbare leider die met  zijn volk een serieuze bedreiging vormde voor de  stabiliteit in de regio en de Romeinse bezittingen  in Zuid-Gallië en Italië.

Het diplomatieke steekspel tussen Caesar en de  Germaanse vorst was gedoemd te mislukken. In  de onvermijdelijke veldslag die in september 58  v.Chr. ergens in de Vogezen plaatsvond, werden  de Germanen weggevaagd door de superieure  Romeinse legioenen van Caesar. Volgens de  Griekse schrijver Plutarchus waren er aan Germaanse zijde 80 000 doden gevallen. Caesar kon  zich nu volledig toeleggen op de onderwerping  van de Gallische stammen.

Confrontaties tussen  Romeinen en Germanen  bleven tot de val van het  Romeinse Rijk in de 5de  eeuw voortduren. Deze  marmeren sarcofaag  verbeeldt gevechten tussen  Romeinen en Germanen  aan het eind van de 2de  eeuw. Nationaal museum  Rome.

Hoewel Caesar de Rijn beschouwde als de grens  tussen Rome en de Germanen lieten deze zich  er niet door tegenhouden bij hun zuidwaartse  plundertochten. In 55 v.Chr. waagden twee Germaanse stammen – de Usipeten en de Tencteren  – de oversteek om huis te houden op Gallisch  grondgebied. Met een buitensporige geweldsuitspatting vernietigde Caesar het merendeel van  de vijand. De fanatieke politicus Cato de Jongere  (95-46) bestempelde Caesar hierop zelfs als een  oorlogsmisdadiger die aan de Germanen diende  te worden uitgeleverd!

Caesar was geïrriteerd over het gemak waarmee  barbaarse stammen het Romeinse gezag in het  noorden trotseerden. Daarom besloot hij zijn  Germaanse tegenstanders op hun eigen terrein  te bestrijden, ‘zodat ook zij eens de angst zouden  voelen om hun bezittingen te verliezen’. Nog  datzelfde jaar stak hij voor een strafexpeditie  de Rijn over. De Germanen trokken zich echter  onmiddellijk terug in de bossen en vermeden  angstvallig iedere confrontatie. Caesar zag zich  genoodzaakt zijn troepen na achttien dagen  terug te trekken zonder iets wezenlijks te hebben  bereikt. Een tweede Overrijnse veldtocht in 53  v.Chr. was evenmin succesvol.

De veldtochten onder Augustus

Caesar was kennelijk realistisch genoeg om zich  niet te laten verleiden tot een langdurige en  risicovolle oorlog op vreemd en moeilijk toegankelijk terrein. Nadat hij Gallië als overwinnaar  achter zich had gelaten bleef het bij tijd en wijle  echter onrustig in het Rijngebied. De climax  volgde toen de Romeinse gouverneur van Gallië,  Marcus Lollius, in een confrontatie met enkele  Germaanse stammen in 17 of 16 v.Chr. een  legerstandaard verloor. Toen enkele jaren later  opnieuw enkele stammen de Rijn overstaken,  was voor keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.)  de maat vol. In 12 v.Chr. stuurde hij zijn stiefzoon Nero Claudius Drusus naar het noorden  met de opdracht de meest agressieve Germaanse  stammen aan te pakken.

Of er ooit sprake is geweest van een serieuze  veroveringspolitiek in Germanië, is maar de  vraag. Romeinse schrijvers zijn vaak geneigd  een erg flatteus beeld te geven van de militaire  vorderingen rechts van de Rijn, maar wat er nu  daadwerkelijk is bereikt is lastig uit te maken uit  de bronnen. Hierin zijn campagnes nagenoeg  altijd ‘zegerijk’, waarbij Germaanse stammen niet  zelden worden ‘onderworpen’ of ‘verpletterd’.  Velleius Paterculus beweert dat Germanië door  de latere keizer Tiberius rond 7 v.Chr. ‘bijna was  teruggebracht tot een schatplichtige provincie.’  De schrijver Florus (2de eeuw) gaat zelfs zover  dat onder Drusus ‘de inwoners [van Germanië]  veranderd leken... Ja zelfs het klimaat was zachter  en aangenamer dan het gewoonlijk was.’

In werkelijkheid werd er juist regelmatig gekozen voor diplomatieke oplossingen. In dat  kader kregen Germaanse stammen soms nieuwe  woongebieden toegewezen en werden gijzelaars  naar Rome gezonden. Weliswaar zouden de  Romeinen reeds begonnen zijn met het stichten  van steden – een opgegraven nederzetting bij  Lahnau-Waldgirmes (Hessen) vormt hiervoor  het schamele bewijs – maar al te veel moeten  we ons bij de Romeinse controle over de Germaanse stammen niet voorstellen. De Griekse  historicus Cassius Dio (derde eeuw) komt tot de  conclusie dat de Romeinen na bijna twintig jaar  strijd op Germaans grondgebied slechts delen  van het land beheersten, ‘geen totale gebieden,  maar louter die delen die toevallig onderworpen  waren’. En dat is geen wonder: het moeilijk toe gankelijke landschap met zijn uitgestrekte wouden, de slechte wegen en de onoverzichtelijke  Germaanse stamstructuren boden de Romeinen  weinig aanknopingspunten voor een vlotte afwikkeling van het Germanenprobleem. Bovendien  bleek de guerrilla-achtige strijdwijze van de vijand  in de praktijk moeilijk te bestrijden.

September 9 n.Chr. 

Na de aanslagen van september 2001 hield de  wereld haar adem in. De westerse beschaving  was in het hart getroffen. Deze aanslagen zouden  ongetwijfeld op korte termijn gevolgd worden  door nog meer geweld, zo was de vrees. Eenzelfde gevoel van angst en machteloosheid moet de  Romeinse wereld hebben getroffen in september  van het jaar 9 n.Chr. toen drie Romeinse legioenen onder aanvoering van Publius Quinctilius  Varus werden weggevaagd bij een Germaanse  hinderlaag in het Teutoburgerwoud. Geruchten gingen dat Germaanse stammen na het  bloedbad begonnen waren aan een zuidwaartse  opmars tegen Rome.

Als moderne wereldleider zou keizer Augustus  volledig door de mand zijn gevallen. In plaats  van zijn bevolking tot kalmte te manen liet hij   alle in Rome aanwezige Galliërs en Germanen in  paniek de stad uitzetten. Tevens werd een soort  dienstplicht in het leven geroepen en werd de  hoofdstad dag en nacht bewaakt.

Het nieuws van Varus’ nederlaag verspreidde zich  spoedig door het rijk. Zelfs de dichter Ovidius,  enige jaren ervoor door keizer Augustus verbannen naar een desolaat oord aan de Zwarte Zee,  was de onheilstijding binnen enkele maanden  ter ore gekomen, blijft uit een van zijn klaagzangen (Tristia). Een ware ‘code rood’ dus voor de  Romeinen, maar uiteindelijk bleek de angst voor  een barbaarse invasie ongegrond.

De Romeinen lieten zich door het echec in het  Teutoburgerwoud niet uit het veld slaan. Onder  aanvoering van Nero Claudius Germanicus, de  zoon van Drusus, werden nieuwe troepen naar  het noorden gestuurd om de opstandelingen  een lesje te leren. Als we de historicus Tacitus  mogen geloven, slaagde Germanicus er binnen  een paar jaar tijd bijna in de Germanen definitief  te onderwerpen. Hiermee geeft Tacitus wel een  erg optimistisch beeld. Ondanks enkele overwinningen blijkt uit Tacitus’ verslag van de veldtochten tussen 14 en 16 dat Germanicus diverse  vergissingen en tactische blunders beging die het  leven van vele soldaten hebben gekost. Sommige  geleerden menen zelfs dat deze veldtochten meer  slachtoffers aan Romeinse kant hebben gemaakt  dan de oorwassing in het Teutoburgerwoud.

Onbegrijpelijk is waarom Germanicus besloot  het slagveld van Varus te bezoeken, diep op Germaans grondgebied. Op de terugweg van deze  risicovolle missie liep een deel van de troepen  opnieuw in een Germaanse hinderlaag. Met de  grootst mogelijke moeite wist Aulus Caecina,  een generaal van Germanicus, zijn troepen veilig  terug te loodsen naar hun legerplaatsen.

Germanicus had het geluk niet aan zijn zijde.  In het jaar 16 ging een groot deel van zijn vloot  verloren tijdens een zware zuiderstorm op de Waddenzee. Wel wist hij uiteindelijk twee van de drie  legioenstandaards terug te veroveren die onder Varus verloren waren gegaan, alvorens hij door keizer  Tiberius werd teruggeroepen van het front. Deze  vond het na achtentwintig jaar strijd welletjes. De  Germanen, zo was zijn mening, twistten inmiddels onderling zo veel dat zij niet langer meer een  serieuze bedreiging vormden voor het rijk.

Het einde van de strijd 

Vanaf 12 v.Chr. hebben de Romeinen geprobeerd meer veiligheid in de regio te creëren  door de meest opstandige Germaanse stammen  in het noorden het zwijgen op te leggen. Het  belangrijkste doel was de onveilige situatie aan  de noordgrenzen van het rijk te stabiliseren, maar  dat ging niet zonder slag of stoot. De geschiedenis leert ons telkens weer dat oorlogvoeren op  vreemd en ontoegankelijk terrein een vrijwel onmogelijke opgave is. De Romeinen zagen in dat  een volledige onderwerping van de Germaanse  stammen alleen kon worden afgedwongen met  een enorme troepenmacht, en daaraan hadden  zij weinig behoefte. De risico’s waren simpelweg  te groot. Germanië had hun bovendien niets te  bieden dat de enorme aanslag op de Romeinse  schatkist kon compenseren. Het is een les  waarmee de Amerikanen vandaag de dag hun  voordeel zouden kunnen doen.

Klik hier om Geschiedenis Magazine te bestellen.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel Geschiedenis Magazine

Meer weten

Tijdschriften: