Geen afbeelding beschikbaar

Het Zwitserse Ideaal

Vanaf het eind van de 18de eeuw nam de gevoeligheid voor  natuur en landschap sterk toe. Zwitserland vormde hierbij een  ideaal. Het land riep associaties op met zuiverheid en gezondheid  en het berglandschap maakte op reizigers grote indruk.  In navolging van de Zwitserse architectuur verschenen in  Frankrijk, Duitsland, Engeland en ook in Nederland boerderijen  en woonhuizen in chaletstijl.

Hans Zijlstra

Caspar Wolf, Panorama van Grindelwald-dal en Zwitserse bergen, geschilderd ca 1774. Aargauer Kunsthaus, Aargau.

In een vlak land als Nederland verwacht je  geen directe verwijzingen naar Zwitserland.  Toch werden in de loop van de 19de eeuw op  diverse plaatsen huizen in Zwitserse stijl, de  zogenoemde chalets, gebouwd. Landgoederen  werden voorzien van een ‘Zwitsersche Partij’,  met houten bruggetjes en kunstrotsen. Heuvels  werden waar nodig kunstmatig verhoogd of  geaccentueerd door er opvallende bouwsels op  te plaatsen.

Vooral in de wat hoger gelegen streken sloeg  de Zwitserse mode aan. Overblijfselen van deze mode treffen we aan op de Utrechtse Heuvelrug,  in de duinstreek rond Haarlem, op de Veluwe  en op de stuwwal ten oosten van Nijmegen.  Aanvankelijk werden Zwitserse elementen vooral  gebruikt op de landgoederen van rijke Amsterdamse  handelaren en bankiers. Zij lieten hun  landgoederen herinrichten naar de heersende  smaak, waarbij een boerderij in Zwitserse stijl  niet mocht ontbreken. Na 1870 werd de chaletstijl  ook toegepast bij de bouw van kleinere  villa’s.

Een van de eerste verwijzingen naar het Zwitserse  landschap in Nederland is terug te vinden  op het landgoed Elswout in de duinstreek bij  Haarlem. Tuinarchitect J.G. Michael voorzag het  landgoed in 1781 van een Zwitserse partij met  brug. De duinen rond Haarlem waren lang als  een onvruchtbare wildernis beschouwd, maar  Michael bewees dat de hoogteverschillen in de  duinen goed bruikbaar waren voor een landschappelijke  aanleg.

Symbool van chaos 

Zwitserland werd pas in de 18de eeuw een inspiratiebron  voor natuur en landschap. Voor die tijd  beschouwden reizigers de Alpen als een lastig te nemen hindernis op weg naar Italië. Handelaren,  diplomaten, schilders en monniken maakten  vooral gebruik van bergpassen als de Sint-Gotthard  om steden als Milaan en Rome te bereiken.  Veel oog voor het natuurschoon hadden ze  niet. Ze zagen de bergen als een ongecultiveerde  wildernis, die de reiziger weinig te bieden had.  Bovendien werden de bergen door theologen  beschouwd als een mislukt onderdeel van de  schepping. Ze stonden symbool voor de chaos  waarin de mensheid eeuwenlang verkeerd had.  Bergen waren het resultaat van de zondvloed en  als zodanig de tegenpool van het verloren aardse  paradijs.

Vanaf de 17de eeuw begon de waardering voor  het berglandschap toe te nemen. Vooral Engelse  reizigers, die op hun Grand Tour het Europese  vasteland bezochten, gingen anders tegen de  Alpen aankijken. Dat geldt zeker voor de avontuurlijk  ingestelde John Evelyn, die na zijn reis  naar Italië in 1644-1646 een positief beeld  schetste van de Alpen. Daarna begon de stroom  van bezoekers aan Zwitserland langzamerhand op  gang te komen. Bekende en onbekende reizigers  trokken erheen om de bergen te aanschouwen  en een te worden met de natuur. Een van hen  was Jean-Jacques Rousseau, de invloedrijke voorstander  van een ‘terugkeer naar de natuur’.  Rousseau was in Genève geboren en keerde geregeld  terug naar zijn geboorteplaats. Zijn bekende  roman La nouvelle Héloïse (1761) speelt zich bij  het Meer van Genève af. Het succes van dit boek  was zo groot dat talloze lezers naar Zwitserland  trokken om de locaties van de roman te bezoeken.  Na 1777 verbleef ook de schrijfster Belle  van Zuylen regelmatig aan het meer van Genève.

Alexandre Dumas père, die later bekend zou  worden door romans als De drie musketiers, trok  door Zwitserland in 1823. Zijn ‘reisindrukken’  waren volgens de Nederlandse schrijver Johannes  Kneppelhout een groot succes. Zelf schreef  Kneppelhout, bekender onder het pseudoniem  Klikspaan, in jubelende bewoordingen over het  berglandschap: ‘Hoe woest, hoe grootsch, hoe  hartverheffend!’ Kneppelhout was zeker niet  de eerste NeG.B. Salm ontwierp in 1870 dit zomerhuis bij Hilversum. Het werd ‘het chalet’ genoemd, vanwege de houten daklijst en het grote balkon. Op de begane grond woonde de boswachter met zijn gezin, boven was de zogeheten ‘jachtkamer’ van de opdrachtgever, C.J. Temminck. uit I. Montijn, Naar buiten! Het verlangen naar landelijkheid in de 19de en 20ste eeuw (Amsterdam 2002).derlander die de Zwitserse Alpen  bezocht. Na afloop van de Napoleontische  oorlogen in 1815 was het verkeer van reizigers  langs de Rijn aanmerkelijk toegenomen. Een  reiziger die de waterval bij Schaffhausen bezocht,  schreef in 1816 in de Vaderlandsche Letteroefeningen:  ‘Mijn geest, sedert weken met niets bezig  gehouden, dan met de liefelijkste beelden des  schoonen Zwitserlands, had alle boeijen des ge-wonen levens afgeworpen…’ De Leidse classicus  John Bake trok in 1830 in gezelschap van twee  collega’s naar Zwitserland. In zijn Reisbrieven  beschreef hij het Alpenlandschap. Zo noteerde  hij na een boottochtje over een meer bij Zürich:  ‘Verder landden wij aan en beklommen een half  uur (heen en weer) over de berg, gaande door  boomgaarden en langs wijnstokken en een paar  chalets of berghuisjes, om te komen tot het gezicht  van een stoute en daverende waterval.’  Behalve reisverslagen leverde ook de literatuur  voorbeelden op van de belangstelling voor  Zwitserland. Het bekendste voorbeeld van deze  literaire verbeelding is het genoemde boek van  Rousseau. Ook het gedicht van de Zwitserse  geleerde Albrecht von Haller met de veelzeggende  titel Die Alpen maakte grote indruk. Haller  had aan de Leidse universiteit gestudeerd en  zijn Duitstalige werk werd gedurende de 19de  eeuw veel gelezen. De Nederlander Jan Frederik  Helmers dichtte over Zwitserland: ‘O ‘k zou me  een woning in een lagchend oord doen bouwen,  van waar ik de Alpen in haar grootschheid kon  aanschouwen.’

Romantische natuurbeleving 

De voorliefde voor de Zwitserse natuur sloot  goed aan bij de romantische natuurbeleving in  de eerste helft van de 19de eeuw. Natuurbeleving  gaf meer ruimte aan het gevoel en vormde een  reactie op het rationalisme uit de Verlichting.  Vooral de ‘woeste’ natuur van het berglandschap  sprak tot de verbeelding. Het was ‘vol afwisseling’  en de combinatie met dorpjes en huisjes maakte  het ‘schilderachtig’. Tegelijk was de ervaring soms  afschrikwekkend, maar als de emotie eenmaal  bedwongen was, vond men het uitzicht ‘schitterend’.

Op kleinere schaal vonden Nederlanders deze  ervaring in hun eigen omgeving terug. Weliswaar  waren de hoogteverschillen hier te lande  gering, toch werd de natuurbeleving op de  hogere zandgronden door vergelijkbare begrippen  bepaald. Gerrit C. Haakman betoogde in Rhenen  en omstreken uit 1847 dat de reiziger niet naar  Duitsland of Zwitserland hoefde om ‘het genot  van het ware schoon’ te vinden, ‘want menig een,  die gevoel voor het ware schoon bezit, en met  een onpartijdig oog deze streken bewandelde,  heeft niet kunnen weigeren toe te stemmen, dat  hij de Duitsche Rijntafereelen, welke hij in het  groot aanschouwd had, hier [op de Utrechtse  Heuvelrug] in het klein terug vond’.

Dat de natuur destijds een ander aanzien had dan  tegenwoordig, speelde bij deze gevoelens een niet  onbelangrijke rol. Rond 1850 was de bebossing  op de Utrechtse Heuvelrug bijvoorbeeld op gang  gekomen, maar van uitgestrekte loofbossen was  nog geen sprake. Landeigenaren benutten eiken  en beuken voor hun landschapstuinen maar  plantten hoger op de heuvelrug naaldbomen aan  voor de productie van hout voor de Limburgse  mijnen. Het uitzicht vanaf de heuvels werd nog  niet belemmerd door hoge bomen en de naaldbossen  versterkten de associatie met Zwitserland.  Op druk bezochte plaatsen werden chalets  gebouwd en Zwitserse bruggetjes geplaatst om  het bergachtige karakter te versterken, zoals in het  Zeister bos, waarvan een heuvelachtig gedeelte  werd omgedoopt in Klein Zwitserland.

Gezondheid 

Rond 1850 werd sterk de nadruk gelegd op de  gezondheid van natuur en buitenleven. Ook  hiervoor leverde Zwitserland het model. Naast  de indrukwekkende natuur werd de ‘gezonde  berglucht’ van het Alpenland geroemd. Ook op  de hoger gelegen zandgronden in Nederland  meende men dat de lucht gezonder was dan  elders. Haakman schreef over de omgeving van  Rhenen: ‘(...) de luchtstreek is zeer gezond en er  worden doorgaans weinig zieken gevonden’.

Vooral in de steden ging dit gezondheidsmotief  aanspreken. De hygiënische omstandigheden  in steden als Utrecht en Amsterdam waren nog  zeer primitief, wat ten overvloede bleek uit de  terugkerende cholera-epidemieën. Wie het zich  kon veroorloven, trok daarom naar buiten om de  zomerperiode in een buitenhuis door te brengen.  Zo werd een dorp als Baarn na de aanleg van  de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort in 1874  een populaire vestigingsplaats. Amsterdammers  ontvluchtten de als ongezond beschouwde stad  en bezochten het Gooi als ‘zomergasten’ of  gingen over tot permanente vestiging. Ze zochten  een woonplaats buiten de uitdijende stad en  de zich na 1880 in hoog tempo ontwikkelende  industrie. Voor de bouw van villa’s werd in deze  omgeving regelmatig gekozen voor de chaletstijl.  Het berglandschap mocht dan ver weg zijn, in de  vorm van een glooiend en bosrijk landschap met  chalets en bruggetjes bleef de Zwitserse illusie  tastbaar.

Na 1910 verdween de chaletstijl naar de achtergrond  ten gunste van andere stijlen, zoals de  Engelse landhuisstijl. De trend om buiten te wonen zette ondertussen door. Het ‘geïllustreerd  weekblad’ Buiten constateerde in 1907 in een  artikel over Engelse ‘cottages’ dat ‘een ieder, die  er lust toe gevoelt, zich buiten gaat vestigen’.  Eenheid met de natuur, al was het dan niet meer  de natuur van het geïdealiseerde Alpenland, bleef  in het landelijk bouwen een belangrijk element.

Hans Zijlstra is historicus en bereidt een promotieonderzoek  voor naar natuurbeleving en chaletstijl  tussen 1780 en 1920.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel Geschiedenis Magazine
Jaargang: 2009
Nummer: 4


Meer weten

Tijdschriften: