Imperium Iran Deel 3 – De Perzen en het Babylon-belei
Cyrus en Babylon
In het vorige deel van mijn serie ‘Imperium Iran’ heb ik het beleid van de Perzische koning Cyrus ten opzichte van Babylon al kort behandeld. De verovering van Babylon was wellicht het grootste wapenfeit van Cyrus en vormde een keerpunt in de geschiedenis van Iran. Vóór de verovering van Babylonië bestond het Iraanse koningschap voornamelijk uit charismatisch leiderschap. De Medische en Perzische koningen hadden door hun rol in de strijd en in de economie een machtsbasis van loyale krijgsheren aan zich weten te binden en hun macht was vrijwel geheel afhankelijk van deze krijgsheren.
Cyrus zelf had de macht over Iran gewonnen nadat een groot deel van de krijgsheren die aanvankelijk de Medische koning Astyages steunden naar Cyrus waren overgelopen. Toen Cyrus Babylon veroverde, werd hij heer en meester over een reeds bestaand rijk dat zich uitstrekte van de Middellandse Zee tot het Zagrosgebergte. Babylonië zelf was een centrum van cultuur, religie en wetenschap en kende al ruim 3000 jaar een staatstructuur. Het is dan ook zeer begrijpelijk dat Cyrus, toen hij het Babylonische rijk onder zijn hoede kreeg, zoveel mogelijk de bestaande machtstructuren in stand hield. Zelfs de inheemse elites bleven grotendeels intact. In een bouwinscriptie die bekend staat als the Cyrus cylinder presenteerde Cyrus zichzelf als de uitverkorene van de Babylonische oppergod Marduk en benadrukte hij dat hij de Babylonische gebruiken in acht had genomen en dat hij het volk geen kwaad had gedaan. Hij deed wat er van een Babylonische koning werd verwacht en zo wist hij, anders dan de Medische koning Cyaxares, zijn veroveringen in Mesopotamië te consolideren. Men zou zelfs kunnen zeggen dat Cyrus een Babylonische koning was met een grote achterban van Iraanse krijgsheren.
De jaren 530-520 voor Christus
Cyrus sneuvelde in 530 voor Christus in de strijd tegen de Massageten, op de steppes van het huidige Kazachstan. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Cambyses. Voor zover we weten zette Cambyses het beleid van zijn vader voort. Door Herodotus wordt hij beschreven als een incompetente tiran en een geesteszieke die geen respect had voor de gebruiken van zijn onderdanen, maar dit beeld wordt niet bevestigd door contemporaine bronnen. Waarschijnlijk komt dit beeld voort uit propaganda van de dynastie van Darius. Desalniettemin is het goed mogelijk dat Perzische edelen ontevreden waren met het beleid van Cambyses en Cyrus, die beiden veel macht weggaven aan niet-Perzen, zoals Meden en Babyloniërs, ten koste van de Perzen.
Cambyses’ belangrijkste wapenfeit is de verovering van Egypte. Vanwege zijn veldtocht tegen Egypte verbleef Cambyses lange tijd ver van het centrum van het rijk. In zijn afwezigheid riep Smerdis, de jongere broer van Cambyses, zichzelf uit tot koning. Cambyses keerde daarop terug uit Egypte om zijn troon te heroveren. Hij stierf echter op de terugweg, in 522 voor Christus, zonder een slag geleverd te hebben. Smerdis regeerde acht maanden, totdat hij door een groep Perzische edelen werd gedood. Met de dood van de laatste zoon van Cyrus verklaarden verschillende bevolkingsgroepen binnen het Perzische rijk, waaronder de Babyloniërs, de Meden en de Elamieten, zich onafhankelijk en overal in het rijk riepen mensen zichzelf uit tot koning. De leider van de groep die Smerdis had vermoord, een krijgsheer genaamd Darius, was echter niet bereid om deze onderdanen te laten gaan. Darius, die beweerde verwant te zijn aan Cyrus, riep zichzelf uit tot koning en versloeg in één jaar tijd alle rivalen en opstandelingen.
In zijn Bisotun inscriptie beschrijft Darius de gebeurtenissen van dat jaar en geeft hij zijn eigen verhaal weer. Volgens Darius was de Smerdis die tegen Cambyses in opstand was gekomen niet de echte Smerdis, maar een bedrieger die zich voor hem uitgaf. De echte Smerdis zou al eerder in het geheim door Cambyses zijn vermoord. Aangezien alle zonen van Cyrus dood waren meende Darius dat hij, als verre verwant van Cyrus, het meeste recht had op de troon. Bovendien meende hij dat hij gesteund werd door de Iraanse oppergod Ahura Mazda, die hem had uitverkoren om de goddelijk Orde op aarde te brengen. Zijn tegenstanders waren volgens hem allemaal leugenaars die Chaos brachten. Daarom mocht er hard tegen hen opgetreden worden. In de Bisotun inscriptie zijn enkele typisch Iraanse thema’s aanwezig. Naast het feit dat hij, anders dan Cyrus, de Iraanse god Ahura Mazda noemt, geeft Darius in zijn inscriptie veel aandacht aan de tegenstelling Orde / Chaos en Waarheid / Leugen die in de zoroastrische godsdienst centraal staat. Darius lijkt zich meer als een Iraniër te profileren dan zijn voorgangers. Bovendien heeft hij met de genadeloze manier waarop hij de opstanden de kop indrukte (de leiders van de opstanden werd verminkt en vervolgens gespietst, krijgsgevangenen werden gedood) duidelijk laten zien dat de Perzen – niet de Meden of de Babyloniërs – de baas waren.
Onder de opstandelingenleiders waren twee Babyloniërs die beweerden af te stammen van Nabonidus, de laatste Babylonische koning. Hoewel Nabonidus in de Cyrus cylinder wordt neergezet als een incompetent heerser die de cultus van de oppergod Marduk verwaarloosde en een groot deel van de Babylonische tempelelite hem waarschijnlijk ook zo zag, lijkt het feit dat twee Babyloniërs met trots beweerden van hem af te stammen erop te wijzen dat een aanzienlijk deel van de Babyloniërs Nabonidus nog altijd respecteerde en dat ze ook niet onverdeeld positief waren over de Perzische overheersing. De Babyloniërs, die in korte tijd waren gedegradeerd van het politieke centrum van de beschaafde wereld tot provincie van een enorm rijk, hoopten nog altijd hun oude positie te herwinnen. De opstanden tegen Darius hadden duidelijk gemaakt dat de Babyloniërs, ondanks het pro-Babylonische beleid van Cyrus en Cambyses, toch een potentieel gevaar bleven voor de stabiliteit van het Perzische rijk. In reactie op de opstanden lieten Babylonische priesters die de kant van Darius hadden gekozen een document opstellen, de Verse Account, waarin Nabonidus nog meer dan in de Cyrus cylinder werd zwartgemaakt. Nabonidus werd afgeschilderd als een gestoorde man die zijn volk onderdrukte en de goden lasterde met zijn ongebruikelijke religieuze praktijken. Het beeld van de gek geworden goddeloze koning die we in de Verse Account aantreffen heeft waarschijnlijk aan de basis gelegen van het verhaal van Nebuchadnezzar’s gekte dat we aantreffen in het Bijbelboek Daniël. In de Verse Account werd nog eens herhaald dat Marduk het koningschap van Babylon terecht aan de Perzen had toegewezen.
Darius’ heerschappij
Hoewel de machtovername van Darius met veel bloedvergieten gepaard ging, leek zijn heerschappij inderdaad de orde en de vrede te brengen die hij in zijn Bisotun inscriptie beloofd had. Tijdens zijn regering hervormde Darius het rijk en verdeelde hij het in ruim twintig satrapieën die elk geleid werden door een satraap; een edelman die persoonlijk door de Perzische koning werd aangesteld om over een rijksdeel te heersen. Perzen werden hierbij meestal bevoorrecht. Aan elke satrapie legde Darius een vaste jaarlijkse tribuut op. Voorheen waren de Perzische koningen afhankelijk geweest van vrijwillig geschonken giften. Darius legde een netwerk van wegen aan door het gehele rijk, waardoor boodschappers, handelaren en soldaten snel door het rijk konden reizen. Herbergen waar reizigers konden overnachten en waar ze van paard konden wisselen waren nooit meer dan een dagreis ver. Als kroon op zijn heerschappij liet Darius een ceremoniële hoofdstad bouwen, bij de Grieken bekend als Persepolis, die bestond uit een groot paleizencomplex gelegen op een terras. In Persepolis is een groot archief aangetroffen met administratieve documenten, het Persepolis Fortification Archive. Deze documenten geven ons een zeer gedetailleerd beeld van de complexe paleiseconomie en maken duidelijk dat de Perzen producten en werklieden uit alle delen van het rijk tot hun beschikking hadden. De strak geleide economie die door Darius was opgezet was waarschijnlijk maar van korte duur. Het complexe systeem was niet gemakkelijk te onderhouden en verzwakte waarschijnlijk na enkele decennia van minder competente koningen en machtstrijd binnen de koninklijke familie.
De oorsprong van het Grieks-Perzische conflict
Cyrus had in de jaren 540 voor Christus de Ionische steden aan de kust van westelijk Anatolië onderworpen. Net zoals hij elders deed, liet hij ook hier de traditionele machtstructuur intact; elke stad werd geleid door zijn eigen tiran. Gedurende bijna een halve eeuw bleven de Ioniërs trouwe onderdanen. Toen Darius in 512 voor Christus Thracië annexeerde om daarvandaan de Scythen aan te vallen werd hij van harte gesteund door de Ioniërs, waaronder Histiaeus van Milete. Toch namen na verloop van tijd de spanningen tussen Grieken en Perzen toe. Ten eerste werden de Perzen, vanwege hun steun aan de plaatselijke tirannen, betrokken in interne politieke conflicten van de Ionische stadstaten, waardoor ze zich bij de tegenstanders van deze tirannen impopulair maakten. Daarnaast maakte de Perzische annexatie van de Hellespont dat de Griekse handel met het Zwarte Zeegebied bemoeilijkt werd. Hierdoor werden niet alleen de Ioniërs, maar ook de Europese Grieken in het conflict betrokken. Toen in 499 voor Christus de Milesische tiran Aristagoras, een neef van de eerdergenoemde Histiaeus, om persoonlijke redenen tegen de Perzen in opstand kwam, volgden vele Ionische tirannen zijn voorbeeld. De Ioniërs vroegen om hulp van de Griekse stadstaten in Europa en vonden in Athene een belangrijke bondgenoot. Vanwege deze steun werd Athene door Darius al snel bestempeld tot belangrijkste vijand in het westen. De Perzen hadden er vijf jaar voor nodig om de Ionische opstanden de kop in te drukken. De eer van Perzië was aangetast en Darius zou deze eer herstellen door in 490 voor Christus een strafexpeditie tegen Athene te leiden. Hoewel deze strafexpeditie, ook wel bekend als de Eerste Grieks-Perzische Oorlog, voor de Perzen grotendeels succesvol was, leden de Perzen aan het einde van hun veldtocht grote verliezen toen ze nabij Marathon overvallen werden door een veel kleiner Attisch leger. Darius trok zich terug en was waarschijnlijk van plan later terug te keren om zijn werk in Griekenland af te maken. Hij stierf echter voordat hij hieraan kon beginnen, in 486 voor Christus.
De Babylonische opstanden
De afgang van het Perzische leger bij Marathon vond mogelijk ook zijn weerslag in andere delen van het rijk. In 486 voor Christus, enkele maanden voor de dood van Darius, kwamen de Egyptenaren in opstand en in 484 voor Christus, twee jaar na de dood van Darius stonden er ook in Babylonië twee nieuwe troonpretendenten op. De korte regeringen van deze twee troonpretendenten, genaamd Bēl-simanni en Šamaš-eriba, overlappen elkaar grotendeels. Waarschijnlijk heersten de twee in verschillende delen van Babylonië. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat de Egyptenaren en de Babyloniërs zich door de slag bij Marathon aangemoedigd voelden om tegen de Perzen in opstand te komen. Het is echter zeer de vraag of deze slag net zoveel indruk heeft gemaakt op de Perzen en hun onderdanen als op de Grieken. Wat de Grieken als een grote overwinning zagen, zagen de Perzen waarschijnlijk als niet meer dan een kleine tegenslag. Waarschijnlijk was de dood van Darius een belangrijkere aanleiding voor de opstand. Hoe het ook zij, Xerxes, de zoon en opvolger van Darius, zag zich gedwongen zijn geplande strafexpeditie tegen Athene uit te stellen om de opstanden in Egypte en Babylonië de kop in te drukken. De opstand in Egypte werd al snel neergeslagen en ook de Babylonische troonpretendenten hielden het niet langer dan een paar maanden vol.
Lange tijd werd gedacht dat het neerslaan van de Babylonische opstanden gepaard ging met de verwoesting van tempels in Babylon en de roof van het cultusbeeld van Marduk; een duidelijk teken dat de Perzen alle respect voor de Babyloniërs over boord hadden gegooid. Amelie Kuhrt heeft echter al in de jaren ’80 aangetoond dat dit beeld berust op een verkeerde interpretatie van een passage in Herodotus’ Historiën, waarin gesteld wordt dat Xerxes een gouden standbeeld uit de tempel van Marduk meenam, maar dat het cultusbeeld is blijven staan. Desalniettemin heeft Caroline Waerzeggers zo’n tien jaar geleden aangetoond dat Xerxes toch behoorlijk heeft huisgehouden in Babylonië. Er zijn weliswaar geen tempels verwoest, maar het overgrote deel van de tempelarchieven uit Babylon, Sippar en Borsippa eindigt vrij abrupt in het jaar 484 voor Christus. Dit doet sterk vermoeden dat de gevestigde tempelelites, die waarschijnlijk achter de opstanden zaten, hard zijn aangepakt. Hoe dit precies gebeurd is, is niet helemaal duidelijk. Wellicht zijn ze gedeporteerd, of massaal geëxecuteerd. Ze moeten op zijn minst uit hun functie ontheven zijn. Xerxes brak met Cyrus’ beleid van samenwerking met de plaatselijke elites en liet, net als zijn vader Darius voor hem, zien dat de Perzen de baas waren. De schade die Xerxes aan de Babylonische tempelelite heeft toegebracht was onherstelbaar. Vanwege de discontinuïteit van de archieven hebben we helaas erg weinig interne bronnen met betrekking tot de midden- en laat-Achaemenidische tijd (480-330 voor Christus), wat een gebalanceerde reconstructie van die periodes erg moeilijk maakt.
Na het neerslaan van de Babylonische opstanden leidde Xerxes in 480 voor Christus een grote veldtocht tegen de Atheners, de Spartanen en hun bondgenoten. De gebeurtenissen tijdens deze veldtocht zijn vooral in Griekse bronnen goed gedocumenteerd. Na deze veldtocht lieten de Grieken en de Perzen elkaar op militair gebied met rust, al bleven de Perzen zich mengen in de Griekse politiek. De Perzen bleven de Grieken wantrouwen en de Grieken bleven de Perzen haten vanwege de verwoestingen die ze hadden aangericht in Griekenland. Deze haat was een belangrijke drijfveer voor de Grieken in Alexander’s leger om Perzië binnen te vallen. Met Alexander werd een periode van Griekse overheersing in het Oude Nabije Oosten ingeluid. In Iran kwamen de Seleuciden aan de macht. Over deze dynastie meer in de volgende Galapas.
Bibliografie
Cook, J.M. (1983): The Persian Empire, J.M. Dent & Sons Ltd, London, Melbourne, Toronto.
Kleber, K. (2007): ‘Zēria, šatammu von Esangila, und die Entstehungszeit des ‘Strophengedichts’’ in: Nouvelles Assyriologiques Brèves et Utilitaires 2007/52.
Kuhrt, A. & Sherwin-White, S. (1987): ‘Xerxes’ destruction of Babylonian temples’ in: Achaemenid History II, 69-78.
Kuhrt, A. (1988): ‘Babylonia from Cyrus to Xerxes’ in: J. Boardman, N.G.L. Hammond, D.M. Lewis, M. Ostwald (eds.), The Cambridge Ancient History volume IV, Persia, Greece and the Western Mediterranean c. 525 to 479 B.C., Cambridge University Press, Cambridge, 112-38.
Waerzeggers, C. (2003/2004): ‘The Babylonian Revolts Against Xerxes and the “End of Archives”’ in: Archiv für Orientforschung 50, 150-173.