O wat een wonderlijke zaak is de liefde Middeleeuwse liefdesidealen en praktijken
Catrien Santing geeft een uiteenzetting van de verschillende typen liefde die in de loop der middeleeuwen te ontwaren zijn. Achtereenvolgens komen hoofse liefde, liefde voor god, echtelijke liefde en aristocratische erotiek aan bod. Zo toont Santing aan dat ook in deze periode 'ware' liefde, erotiek en kuisheid de gemoederen volop bezig hielden.
Door Catrien Santing
De Utrechtse bisschop Philips van Bourgondië (1465-1524) begaf zich van zijn slot Duerstede graag naar een gerieflijk huisje in het nabijgelegen stadje Wijk. In het onderkomen bij de 'Hoenrepoert' stond een luxe, met zijde en Spaans leer bekleed hemelbed. Aan de muren hingen schilderijtjes met afbeeldingen van Venus, waaronder een paneel dat nu in Brussel te zien is (afbeelding 1). Hofschilder Jan Gossaert had zich te Rome bekwaamd in het afbeelden van naakte mythologische figuren die voor velerlei uitleg vatbaar bleken. De geleerde Philips liet op de lijst in welluidende Latijnse disticha de volgende tekst aanbrengen: '0 onbeschaamde zoon, jij die gewend bent mensen en goden te prikkelen ontziet je moeder niet: houd ermee op opdat je niet te gronde gaat.' Het valt sterk te betwijfelen of de tekst geïnterpreteerd kan worden als teken van inkeer van de voormalige admiraal die door zijn familie op de bisschopszetel was gehesen. Het lijkt er eerder op dat de jongste van de 23 bastaarden van hertog Philips de Goede een aardje naar zijn vaartje had.
Liggende Venussen
Onderwerp van de schilderijen, het kingsize bed evenals de tevens aanwezige damesfauteuils wijzen op een weinig verheven functie van het huisje. Zijne eminentie zal zich er aan het liefdesspel hebben overgegeven, waarbij de zinnenprikkelende schilderijen de bisschop in de juiste stemming moesten brengen.' De Amerikaanse kunsthistoricus David Freedberg beweert dat de ontelbare godinnen van de liefde in de schilderkunst eeuwenlang onterecht geïnterpreteerd zijn als symbolen van eeuwige waarheid en zelfs van huiselijkheid en huwelijkse trouw. In zijn ogen zijn de beroemde liggende Venussen van bijvoorbeeld Titiaan en Giorgione onverhulde seksuele invitaties, renaissancistische playmates zo gezegd. De elitaire en bovenal keurige kunsthistorici zouden alleen weigeren een dergelijk platvloerse oorsprong en dito gebruik van grote kunstwerken toe te geven.2 Liefde had voor een renaissance bisschop vele betekenissen, daarvan stond die voor God buiten kijf en een grote genegenheid gold evenzeer zijn eerbiedwaardige Bourgondische familie. Liefde in de vorm van fysieke bevrediging ging deze drievoudige vader echter evenmin uit de weg, ook nadat hij tot de kerkelijke stand was toegetreden.
Hoofse liefde
'Saget mir ieman, waz ist minne?' verzuchtte Walther von der Vogelweide (c. 1170-1228), maar hij wist in geen van zijn vele Minnelieder een eenduidig antwoord op die vraag te geven. De vraag was klaarblijkelijk prangend, want zijn tijdgenoot, de Franse priester Andreas Capelianus, schreef eind twaalfde eeuw een driedelige verhandeling over de liefde, waarin de verliefde jongeling Gualterus les krijgt over vreugde en (vooral) verdriet van de liefde. De amore is geïnspireerd op Ovidius' Ars amatoria dat dezelfde driedelige opzet vertoont, maar verwerkt tevens stof uit de Provençaalse troubadourslyriek. Het eerste hoofdstuk 'Quid sit amor' tracht quasi-wetenschappelijk de vraag van Von der Vogelweide te beantwoorden, waardoor het werk wel als een handboek voor de (hoofse) liefde is gezien. Dat Capellanus als clericus een weinig positieve blik op de zaak had, blijkt al uit zijn eerste zin: 'Liefde is een aangeboren lijden dat voortkomt uit het zien van, en onbetamelijke gedachten over, de schoonheid van het andere geslacht, door welke oorzaak men boven al het andere de ander wenst te omhelzen en na wederzijdse toestemming in die omhelzing de geboden van de liefde opvolgt.'3
De verliefde man slaapt niet
Zoals gezegd beslaat het werk drie delen. Het eerste boek zet uiteen wat zoal onder liefde wordt verstaan en met welke geestelijke en lichamelijke effecten zij gepaard gaat. De verliefde man slaapt niet, is jaloers en zo gepreoccupeerd met het uiterlijk van zijn beminde dat hij haar met zijn ogen uitkleedt. In de vorm van acht dialogen krijgt de lezer uitgelegd hoe een beminde voor zich te winnen. Het tweede boek behandelt hoe de liefde van een vrouw te behouden valt en leert de tekenen van verval of naderend verlies van die liefde te herkennen. Het derde boek maakt de werkelijke stand van zaken duidelijk en beweert dat men zich beter verre van de liefde kan houden wegens de grote slechtheid en verdorvenheid van het vrouwelijke geslacht. Aan de hand van voorbeelden wordt kortom getracht de onervaren jongeling inzicht in liefdeszaken te geven, waarbij duidelijk onderscheid wordt gemaakt naar maatschappelijke positie.
Hoofse liefde, niet voor boeren weggelegd
Geestelijken, boeren en prostituees kenden ook liefde, maar beleefden die anders dan de aristocratie voor wie dit boek duidelijk als gezelschapsleer en dito spel bedoeld is. Curialitas of hoofsheid was het kenmerk van hoofse liefde en bijvoorbeeld niet voor boeren weggelegd: 'zij verrichtten het liefdeswerk volgens de natuur, zoals paarden en muilezels'.4 Net als in dit nummer van Groniek komen in De Amore diverse typen liefde aan de orde: vleselijke liefde, echtelijke liefde, kuise of Platoonse liefde, zuster- en broederliefde, naastenliefde, liefde van en voor God. Overigens sluit Capellanus gelijkgeslachtelijke liefde uit: de natuur zou twee vrouwen en twee mannen liefde en de natuurlijke handelingen waarin deze zich uit, ontzegd hebben. Zijn derde deel demonstreert dat de middeleeuwer uiteindelijk de liefde van en voor God als superieur beschouwde. Dit verklaart misschien waarom men tot op de dag van vandaag liefde en middeleeuwen associeert met hoofse, hogere en dus onvervulde liefde.
Niet vies van erotiek
Wie via de elektronische bibliotheekcatalogi literatuur zoekt over dit onderwerp en de vleselijke aspecten daarvan niet wil veronachtzamen, dient onverbloemd 'seks' in te typen om respons te krijgen. Toch was de middeleeuwer, zoals we aan de werken van Walther von der Vogelweide en Andreas Capellanus zien, niet vies van een stevige dosis erotiek. In zijn Mädchenlied Unter den Linde laat de eerste een vrouw zeggen: 'Dort wurde ich empfangen, (als) stolze Geliebte, (so) dass ich für immer glücklich sein werde. Küsste er mich? Wohl tausendmal! Tandaradei! Seht, wie rot mir der Mund geworden ist'. Aan het eind geeft het meisje wel toe zich te schamen over alles wat ze met zich heeft laten doen. God wilde het niet, maar ze had er van genoten en gelukkig was een vogeltje de enige toeschouwer. Tandararei!5 Hoofse liefde of amour courtois is, zoals wel meer in de geschied- en literatuurwetenschap gehanteerde concepten, een negentiende-eeuwse vinding. De romanist Gaston Paris muntte de term in 1883 in een artikel over Chrétien de Troyes' roman Le chevalier de la charrette (circa 1180), het verhaal van Lancelot die de met koning Arthur gehuwde Guinevere verleidde. Paris noemt in zijn artikel vier kenmerken van de hoofse liefde die wij heden ten dage nog altijd met het verschijnsel associëren. Het gaat in de eerste plaats om illegitieme of overspelige liefde, al dan niet gepaard gaand met volledige lichamelijke overgave. Hoofse liefde houdt dienstbaarheid van de man aan de vrouw in en heeft als inzet de man te verbeteren. Tenslotte is zij een kunst of wetenschap met eigen regels en wetten die de liefdespartners beheersen moeten.6 Deze definitie van Paris is, vooral wat betreft het overspelige element, sterk bekritiseerd, maar heeft vele historici en letterkundigen wel tot vruchtbaar onderzoek aangezet. De vorsers op dit terrein weten overigens nog steeds geen antwoord op de vraag 'wat liefde is ',want de criteria van Paris doen zich zo goed als nooit samen voor. Duidelijk is wel dat 'de menselijke, niet christelijke liefde' als product van de twaalfde-eeuwse minstrelen van de Provence een wetenschappelijk verzinsel is.
Het fenomeen liefde
Peter Dronke rekende in de jaren zestig definitief met deze mythe af door te wijzen op de universele kenmerken van alle liefdespoëzie van de oude Egyptenaren, via middeleeuws IJsland tot twintigste-eeuws Georgië.7 Dit resulteerde in een veel speelser en daarmee bruikbaarder opvatting van 'hoofse liefde'. Geen mediëvist is meer van mening dat zij een daadwerkelijke pendant in het echte leven had. Het betrof eerder betekenisvolle fantasieën die verankerd waren in een maatschappij waar onder invloed van de kerk en het feodalisme de mores steeds strenger werden. In deze optiek verandert het werk van Andreas Capellanus van een scholastieke verhandeling over het fenomeen liefde tot een serie ironische en zo hier en daar behoorlijke ambigue dialogen over haar uitingsvormen, zoals genot, passie, genegenheid, vriendschap en geloof. Gedurende de laatste twee decennia begon men in plaats van hoofse liefde eerder te spreken van 'hoofse cultuur' en zelfs van 'hofcultuur', waarmee het verbeterelement van de liefde in het onderzoek een centrale plaats kreeg. Literatuur en kunst werden bestudeerd in de context van maatschappelijke idealen en gezelschapsspel. Zo bezien zou de middeleeuwse liefde vooral hebben veredeld en beschaafd, een reden te meer waarom de lichamelijk aspecten van het liefdesideaal en zijn vervulling ook in de twintigste-eeuwse literatuur onderbelicht zijn gebleven De nestor van de Duitse mediëvistiek, Joachim Bumke (1929), doet in zijn even encyclopedische als innovatieve Häfische Kultur een poging tot een evenwichtige behandeling. In zijn hoofdstukken over liefde besteedt hij zowel aandacht aan hoofse idealen als dienstbaarheid en onvervulde liefde als aan vervulde liefde en zelfs aan de zogenaamde amor carnalis - vleselijk liefde.
Amor purus
Een en ander neemt natuurlijk niet weg dat de onvervulde liefde de meest superieure vorm van hoofse liefde was. Alleen de door Andreas Capellanus als amor purus aangeduide onvoltrokken begeerte bewerkstelligde loutering en dus morele verheffing van de man, een effect dat in de ruwe riddertijd bepaald geen kwaad kon. Liefde was vooral een gevoel dat de harten van twee partners verbond tot een zielseenheid. Dat de grenzen van het betamelijke daarbij vloeiend waren blijkt uit een voorbeeld van Capellanus. Deze laat een edelman de amor purus bezingen, waaruit blijkt dat enige handtastelijkheid daarbij wel was toegestaan. Een kusje, een omarming en zelfs het aanraken van de naakte huid - waarbij wel behoorlijk gerotzooid werd - kon er wel mee door, als je je maar op tijd beheerste. Een complete lichamelijke voltrekking leidde tot de verfoeilijke amor mixtus. De voorkeur voor de amor purus heeft overigens mede te maken met het genre en met Capellanus' klerikale status. Het eind van zijn boek is dan ook bepaald misogyn: seksuele liefde verontreinigt ziel en lichaam, waardoor wijsheid en verstand op de vlucht slaan. Vrouwen zijn wellustig, ijdel, dom, drinken, kletsen en liegen er op los. Als een dametje een viriele man ontmoet, is ze altijd in voor een nummertje. In de verhalende lyriek is de toon een stuk positiever. De verhalen van Walter von der Vogelweide eindigen altijd goed, in de zin van een happy end dat bezegeld wordt met lichamelijke genoegens. De voorkeur voor de kuise en verheffende liefde van de middeleeuwen kon derhalve wel eens te maken hebben met de Victoriaanse voorkeuren van diverse auteurs. Een van de schuldigen is vreemd genoeg Johan Huizinga. Vreemd genoeg want het hoofdstuk uit Herfsttij der Middeleeuwen over de liefde is zeer vrijmoedig om niet te zeggen expliciet in sexualibus. Interessant is mijns inziens de opmerking aan het begin dat 'het een der gewichtigste wendingen van den middeleeuwschen geest is geweest, toen hij voor het eerst een liefdesideaal ontwikkelde met een negatieve grondtoon. ( ... ) Eerst in de hoofsche minne der troubadours is de onbevredigdheid zelf hoofdzaak geworden. (... ) Nu werd de liefde het veld, waarop men alle aesthetische en zedelijke vervolmaking bloeien Iiet. De edele minnaar naar de theorie der hoofse min wordt door zijn liefde deugdzaam en rein.'8 Dit is het beeld dat in de literatuur toonaangevend werd, hoewel Huizinga zelf aangeeft dat met name in Noordwest-Europa het onverhuld erotische element in de literatuur sterk aanwezig blijft. De door hem veelvuldig als bron aangewende Roman de la rose is daarvan door de tweeslachtigheid een schoolvoorbeeld. Dit 'bijbelboek der erotische cultuur' is een samensmelting van liefdeslessen en encyclopedische levensleer tot een 'erotische levensbeschouwing' die op één lijn gesteld kan worden met de gelijktijdige scholastiek. Het boek is even dubbelzinnig als de middeleeuwse cultuur zelf. Kortom, schoonheid en liefde zijn weliswaar verheffende levensidealen, maar de zinnelijke levensdrang zegeviert als aan het eind van het boek de minnaar zijn schone roos mag plukken.9 Het boek bleef eeuwenlang populair en leende zich voor weelderige illustraties, zoals blijkt uit een exemplaar van het Museum Meermanno dat afkomstig is uit het bezit van Lodewijk XV's maîtresse Madame de Pompadour (afbeelding 2).
Ware liefde
Huizinga had natuurlijk wel een beetje gelijk met zijn vaststelling van de negatieve grondtoon van de liefde. Dat afkeurende accent is een direct uitvloeisel van de houding van de christelijke kerk die vanaf haar ontstaan sterk de nadruk legde op ascetisme en onthouding. In de twaalfde en dertiende eeuw bereikte deze instelling ook de lekenaristocratie. De meest invloedrijke auteur is in dit bestek Augustinus. Na zijn eigen bekering, en als kritiek op de permissiviteit en promiscuïteit van de antieke samenleving, formuleerde de kerkvader een streng ideaal van seksuele onthouding en wereldverzaking, bij voorkeur een levenslange maagdelijkheid. 1O
Onderscheid
Voortaan werd de amor spiritualis of geestelijke liefde onderscheiden van de amor carnalis of vleselijke liefde. Zij staan respectievelijk gelijk aan goede liefde die opwaarts is gericht en slechte liefde die neerwaarts trekt en dus werelds is. In de kerkelijke leer stelt men voortaan godsvertrouwen en voorzorg gelijk aan caritas, de hoogste vorm van liefde. Tot op de dag van vandaag interpreteert de rooms-katholieke kerk God als liefde. De. eerste encycliek van paus Benedictus XVI heette dan ook: Deus caritas est (2006).11 De dogmaticus Ratzinger herinnert daarin aan de woorden van Aristoteles die de eros de eerste beweger van de wereld zou hebben genoemd en roept de gelovigen op met hem naar de echte betekenis van het begrip liefde te gaan zoeken dat zo 'besmeurd, gehavend en misbruikt is dat men het nauwelijks meer over de lippen krijgt'. Het tegengestelde van caritas, de ware liefde, is de valse liefde, cupiditas (begeerte) of libido (lust), fenomenen die door de zondeval in de wereld waren gekomen. Laat-middeleeuwse scholastici hielden vast aan het ideaal van de maagdelijke toestand van de eerste schepselen. Omdat God Adam en Eva wel had laten gaan onder de woorden 'Ga heen en vermenigvuldigt u', werden zij gedwongen zich over het vraagstuk van een eventuele Paradijselijke erectie van Adam te buigen en geleerde woorden te wijden aan lustbeleving in het paradijs.12
Liefdesrazernij
In de wereldlijke literatuur speelt de tegenstelling geestelijk en lichamelijk in feite geen rol. In de kruistochtliteratuur blijken beide soorten van liefde zelfs heel goed samen te kunnen gaan. In de hoofse literatuur onderscheidt men eerder ware liefde die verheft van slechte liefde die verblindt en vervolgens in het verderf stort. Wat in ieder geval als slecht wordt aangemerkt is de ongebreidelde liefdesrazernij. Met een dergelijk irrationeel gedrag maakten mannen zich slechts belachelijk. Een populair voorbeeld uit de literatuur en de kunst van de late middeleeuwen is de uit Byzantium afkomstige legende over Aristoteles en Phyllis. De grote filosoof zou als een blok voor de charmes van deze bevallige dame zijn gevallen en daarbij zijn verstand geheel hebben verloren. Week als was in haar poezelige handjes, liet hij zich zelfs als rijdier gebruiken. Een ritje op zijn rug was haar entreevoorwaarde voor het verlenen van seksuele gunsten (afbeelding 3).13 Ware liefde wordt dus door het verstand gecontroleerd en sublimeert het driftleven, wat niet hetzelfde is als het afzweren van seksualiteit. Men moest de regels en definities van die ware liefde of 'hohe minne' kennen, zo tonen de voorbeelden van Andreas Capellanus, Walther von der Vogelweide en vele anderen. Alleen door blind en lustvol genot af te zweren, kan liefde het hogere dichterbij brengen. 'In hac vita nil est laudabilius quam sapienter amare' - in dit leven is niets lovenswaardiger dan verstandig liefhebben - zo formuleerde Capellanus het. Zijn boek is evenals de dertiende-eeuwse Roman de la rose een liefdesleer annex ethiek. De kern van de hoofse liefde is de liefde als koningin der deugden, als bron van het goede. Die verheffende liefde vervolmaakt een mens en kan alleen daarom al door God onmogelijk als zondig worden beschouwd.
Echtelijke liefde
In 1455 diende aan de aartsbisschoppelijke rechtbank van Florence een pikante zaak. De eenvoudige Lusanna beweerde dat ze na het overlijden van haar eerste man was hertrouwd met Giovanni della Casa, telg uit een adellijke familie. De man ontkende met haar voor het altaar te hebben gestaan. Toegegeven, hij had de mooie jonge weduwe opgemerkt in hun parochiekerk en een grote passie voor haar opgevat. Op het moment dat de twee een emotionele en seksuele relatie aangingen, woonde de rijke, vrijgezelle bankier nog bij zijn ouders. Na zo'n tien jaar in het geheim met elkaar te hebben samengeleefd, vernam Lusanna dat haar partner in het huwelijk was getreden met de vijftienjarige Marietta Piero di Cardinale. Het meisje was afkomstig uit een zeer deftige en rijke familie. Lusanna beschuldigde Giovanni van bigamie en van schending van het sacrament van het huwelijk. Zijn weerwoord luidde dat Lusanna en hij nooit een formele huwelijksverbintenis waren aangegaan. De vrouw die zich te sterk bewust was van haar schoonheid, onderhield seksuele relaties met tal van mannen uit hun buurt. Hij was slechts één van die vele minnaars geweest. Ondanks inmenging van het stadsbestuur dat de rijke bankier steunde, besliste aartsbisschop Antoninus uiteindelijk dat Lusanna in haar recht stond. Het geheime huwelijk was rechtsgeldig, aangezien het met beider instemming en op grond van onderlinge seksuele bekoring tot stand was gekomen. De pastoor had de verbintenis zelfs ingezegend, ook al gebeurde dat in het geniep.'14 De drie sociale groepen uit de middeleeuwse maatschappij, de adel en rijke bourgeoisie, de gewone man en vrouwen de clerus koesterden niet alleen ieder een eigen visie op het huwelijk, ze hadden daarbij ook verschillende belangen.
Romantische of financiële motieven
Uit het voorbeeld van Giovanni en Lusanna blijkt dat de aristocratie het huwelijk doorgaans als een economische verbintenis zag, waarbij goederen via de mannelijke lijn aan de volgende generatie werden doorgegeven. De reactie van Lusanna toont tegelijkertijd dat in de late middeleeuwen een op romantische liefde gebaseerde echtverbintenis niet ongewoon was. Haar visie op het huwelijk wordt gesteund door de kerk, die in de dertiende eeuw het huwelijk in het canoniek recht had opgenomen en tot sacrament verklaard. Vanaf de volle middeleeuwen oefenden geestelijken druk uit op de gelovigen hun huwelijk in de kerk te laten inzegenen en zagen er nauwlettend op toe dat de verbintenis via wederzijdse instemming tot stand kwam. Door de kerkelijke inzegening gold de verbintenis onontbindbaar tot de dood en diende het verdere samenleven volstrekt monogaam te zijn. Het ontstaan van wat in de literatuur 'companionate marriage' heet, wordt geplaatst in de periode 1200-1700, waarbij de Noordwest-Europese stadsbevolking in de late middeleeuwen de doorslag zou hebben gegeven. Een 'companionate marriage' is te vertalen als een huwelijk gesloten uit vrije keuze, gebaseerd op emotionele en seksuele intimiteit en niet met het oogmerk van bezitsoverdracht en om sociaal-politieke redenen. De Franse mediëvist Georges Duby zocht in de jaren zeventig van de twintigste eeuw naar het maatschappelijke equivalent van de hoofse literatuur die hij weerspiegelt zag in de veranderende huwelijksgewoonten van de ridders.In zijn ogen maakte de vroegmiddeleeuwse aristocratische echtverbintenis die tot doel had de brede verwantschapsgroep in mannelijke en vrouwelijke lijn sociaal bij elkaar te houden, geleidelijk plaats voor de echtelijke ménage, een kleine huishoudelijke eenheid met de man aan het hoofd, waarbij het bezit in de mannelijke lijn werd doorgegeven. De oudste zoon kreeg bijna alles, wat tot gevolg had dat de jongere zoons elder hun geluk moesten beproeven en op avontuur gingen. Bij deze huwelijksmodellen was echtelijke liefde niet uitgesloten, de literatuur bevat hiervan vele voorbeelden, maar in beide was genegenheid zeker geen aanleiding tot het sluiten van een huwelijk, laat staan een voorwaarde. 15
Echtscheidingsaffaires - fysieke afkeer
In diezelfde periode trachtte de kerk verder greep te krijgen op haar gelovigen en dat maakte het christelijke huwelijk tot een uitstekend instrument voor disciplinering. Zij ontmoette daarbij uit diverse lagen van de maatschappij tegenstand. De mannelijke elite was gewend echtgenotes aan de kant te zetten om politieke of persoonlijke redenen. De roemruchte echtscheidingsaffaires van de volle middeleeuwen doen dan ook in het stof dat ze door heel Europa deden opwaaien niet onder voor die van hedendaagse filmsterren of royals. Zo kwam de Franse koning Philippe Auguste in 1193 reeds een dag na zijn huwelijk met lngeborg van Denemarken op zijn huwelijksgelofte terug. De kronieken suggereren dat het de vorst wegens fysieke afkeer onmogelijk was gebleken tot geslachtsgemeenschap met het meisje over te gaan. Het huwelijk werd herroepen met als argument dat de echtgenoten in een te dichte graad van verwantschap met elkaar stonden. De verworpen bruid weigerde zich aan de kant te laten zetten en richtte zich samen met haar broer koning Knut tot de paus die het paar graag te hulp kwam. Paus Innocentius III dwong Philippe Auguste uiteindelijk in 1198 zijn nieuwe echtgenote af te zweren en trachtte heel Frankrijk onder interdict te leggen. De koning nam lngeborg zelfs tijdelijk terug als echtgenote, wat eenvoudig was aangezien de dame die hij na haar had getrouwd en die hem drie kinderen baarde, inmiddels was gestorven. Vervolgens probeerde de koning weer van Ingrid af te komen omdat hij wederom wenste te huwen. Als argument hanteert hij dan dat er van 'commixio sexuum' - vermenging van seksuele organen noch van 'commixio seminum in vase muliebri' - vermenging van zaden in de baarmoeder sprake was geweest.
Partnerwissel
De onderhandelingen sleepten zich wederom jaren voort, totdat de Franse koning in 1213 besloot voor de derde keer de echtelijke sponde te delen met de Deense prinses. De reden voor het besluit was waarschijnlijk dat hij bij zijn oorlog tegen Engeland de steun van de kerk niet kon missen. 17 De gewone man of vrouw nam vaak de moeite niet om de stap naar de kerk te nemen, ongehuwd samenwonen, het produceren van bastaarden en diverse keren van partner wisselen waren niet ongewoon. Op morele gronden verzette de kerk zich weliswaar tegen het concubinaat, maar in de praktijk probeerde zij vooral de ongehuwde vrouwen haar kroost te beschermen. Daarom stond ze, zoals we uit het voorbeeld van Giovanni en Lusanna kunnen opmaken, zelfs het clandestiene huwelijk oogluikend toe. 18 Het ligt voor de hand een verband te zoeken tussen dit nieuwe huwelijksmodel dat de taal van de romantische liefde hanteerde en de cultus van de hoofse liefde. Duby suggereerde immers dat de ridderlijke gelukszoekers uit de literatuur wel eens de jongere zoons uit adellijke families konden zijn die door de primogenituur verstoken waren van een erfenis. '9 Een uitstekende kandidaat om de problematiek van de dolende ridder en zijn liefdesleven te demonstreren, is Parcival, in de literatuur onsterfelijk gemaakt door Chrétien de Troyes en Wolfram von Eschenbach. De moeder van Parcival, Herzeloyde, was zo'n erfdochter die een echtgenote nodig had gehad om samen haar erflanden te besturen. Zij organiseerde een toernooi en trouwde met de winnaar, Parcivals vader Gahmuret. Herzeloyde viel als een blok voor de koene ridder en vatte een levenslange passie voor hem op. Dat mocht overigens niet baten, want Gahmuret trok na de geboorte van hun zoon met onbekende bestemming verder. Parcival zelf maakte de fouten van zijn vader niet en toont zich een aanhanger van de echte liefde. Tijdens zijn verre en lange reizen denkt hij altijd aan zijn geliefde Condwiramur en hun zoon Lohengrin, zijn gezin blijft hij altijd triuwe.
Het huwelijksideaal
In het epos komen nog veel meer liefdesverbintenissen aan de orde en ook daarbij zijn de centrale thema's liefde en loyaliteit. We zien hier hetzelfde patroon als de door de kerk gepropageerde echtverbintenis: het gepresenteerde relationele model is een monogame relatie, gebaseerd op een wederzijdse gelofte die een gelukkig gezinsleven waarborgt.20 Wolfram von Eschenbach is bepaald niet de enige die dit romantische huwelijksideaal omarmde. In toneelstukken, liederen, romans en gedichten, ook die voor de lagere en middenklassen, wordt de vereiste van partnerliefde, huwelijk en huiselijkheid bezongen, wat er op duidt dat het huwelijksideaal een steeds meer emotionele invulling krijgt. 21 Dat brengt ons weer bij het moderne huwelijk dat gebaseerd is op romantische noties. Onderzoeken wijzen uit dat dit model waarin vrije keuze, exclusief seksueel partnerschap, vriendschap en gezamenlijke, liefdevolle zorg voor het nageslacht de belangrijkste kenmerken zijn, vooral een verschijnsel van de vroegmoderne tijd was en pas na de Franse Revolutie als algemeen gold.22 In de Noord-Europese steden blijkt de 'companionate marriage' echter al in de late middeleeuwen de norm geworden. Daar vonden geen gearrangeerde huwelijken plaats, maar ontmoetten man en vrouw elkaar in de kerk, op de kermis of op de markt. De vraag is waarom deze groepen - men moet denken aan ambachtslieden, vrije beroepen en kooplieden - dit affectieve en normatieve huwelijk zo fervent omarmden. De oplossing kan natuurlijk niet alleen in romantische, 'echte' liefde worden gezocht. Heel pragmatisch redenerend heeft de Amerikaanse historica Martha Howell recent gesuggereerd dat mensen die in de handels- en dienstensector in hun levensonderhoud voorzagen, het meest gebaat waren bij langdurige, affectieve banden rond partner en gezin. Het gezin als economische eenheid kon niet zonder een door de kerk gesanctioneerde emotionele basis die welzijn en welvaart bestendigden, overspel en echtscheiding brachten het moeizaam verworven gewin slechts nodeloos in gevaar.23
Aristocratische erotiek
Aristocraten, zoals Philips van Bourgondië, associeerden de liefde niet met het huwelijk, ook al kon ook in hun gearrangeerde huwelijken de affectie groeien. Bij deze mannelijke edelen stond liefde in de eerste plaats voor erotiek en daarvoor schaamden zij zich bepaald niet. De pikante schilderijen mocht de bisschop dan binnen hebben opgehangen, in de tuin van zijn kasteel stond een marmeren beeld van Priapus, de vruchtbaarheidsgod uit de Oudheid die te herkennen valt aan zijn grote fallus (afbeelding 4). Het thema van de Priapus was net populair gemaakt in het boek Hypnerotomachia Poliphili (1499) dat de (gedroomde) liefdesstrijd van ene Poliphilus - de man die van vele dingen houdt - beschrijft en dat wemelt van de bronstige saters en gewillige nimfen.24
Het lijkt erop dat de geleerde en modieuze Philips het rijk geïllustreerde boek goed kende, zo niet zelf heeft bezeten. Uiteraard ging het in dergelijke, door seksuele aantrekkingskracht gedefinieerde relaties niet om meisjes van dezelfde stand als hun minnaar. De algemene opinie lijkt toch te zijn geweest dat de man altijd zin had en de vrouw maar zien moest hoe ze haar eer bewaakte. Dat seksueel opgewonden mannen doortastend konden zijn, toont het Boek van de hoveling van Baldassare Castiglione (l507) dat vol staat met heroïsche vrouwen die aanvallen op hun reputatie wisten te weerstaan, ook al moesten zij hun verweer soms met de dood bekopen.25 De dubbele moraal is onmiskenbaar aanwezig in de door Castiglione weergegeven verbale zoektocht van de mannelijke hoveling naar de perfecte hofdame.
Vrouwen behoorden deugdzaam te zijn
Vrouwen 'die zich in één keer gewonnen geven, verdienen diep medelijden' om één van de sprekers aan te halen. De vrouw behoorde deugdzaam te zijn, vooral als ze tot de hogere standen behoorde. Het was haar taak de man te beschaven, dat wil zeggen zijn brandende begeerte voor het andere geslacht in iets hogers te doen transformeren. De vrouw moest daarom in de eerste plaats 'echte liefde' van 'geveinsde liefde' leren te onderscheiden, de laatste soort diende namelijk maar één ding, ze was niet meer dan gevlei om haar in bed te krijgen. Echte liefde werd immer bescheiden geuit, bijvoorbeeld door voortreffelijkheid in het gevecht, in de wetenschap en de muziek en in vriendelijkheid in het gesprek en in de omgang. Vrouwen moesten altijd bedenken dat mannen bij het betuigen van liefde veel minder risico lopen dan zij.
Wat is de liefde?
De hovelingen van Urbino waren het er nagenoeg over eens dat een vrouw liefde die niet uitmondde in een huwelijk, uit de weg moest gaan. Haar reputatie van kuisheid zou erdoor gevaar lopen. Dat een ongelukkig getrouwde vrouw verliefd werd op een ander was begrijpelijk, maar toch mocht ze haar aanbidder niet meer en niet minder schenken dan haar hart. Niettemin, ook bij deze renaissancistische hovelingen, man zowel als vrouw, is liefde iets vanzelfsprekends en even zo goed iets noodzakelijks: zij geeft het leven kleur. Strikte regels wist Castiglione al evenmin als Capellanus te geven. Beide heren goten hun betoog in de vorm van een dialoog, opdat zij veel sappige anekdotes konden opdissen, de spot drijven met allerlei regels en er zo gelegenheid was zich desgewenst achter de mening van een der protagonisten te verschuilen. Vaste regels, zegt ook Castiglione, bestaan er niet in de liefde. Het antwoord op 'Wat is de liefde' blijft dus ook hij schuldig. Nog altijd behartigenswaardige richtlijnen voor het aangaan en behouden van liefdevolle relaties verschaft deze beroepscharmeur echter wel. De belangrijkste daarvan luiden als volgt: wees niet jaloers, niet opdringerig, klaag niet tegen je geliefde en voor alles kwets het hart van de ander niet.
Bestelinformatie
Titel: De Sleutel der Minne – Een middeleeuwse liefdeskunst
Vertaler: Julia C. Szirmai
ISBN: 9789065506511
Uitgever: Verloren
Prijs: €10,–
Bronnen
1 J. Sterk, Philips van Bourgondië (1465-1524). Bisschop van Utrecht. Protagonist van de Renaissance (Zutphen 1980) 56-60.
2 David Freedberg, The power of images. Studies in the history and theory of response (Chicago 1989) hoofdstuk 12 'Arousa! by image'.
3 Liber Primus, hoofdstuk 1. ieuwste edities: Andreas Capellanus, On love, P.C. Walsh ed. (Londen 1982) met verhelderende inleiding en idem, Über die Liebe, Fidel Rädle ed. (Stuttgart 2006).
4 Hierover; Joachim Bumke, Höfische Kuhur. Literatur und Gesel/schaft im hohen Mitte/alter Jl (München 1986) 505-507 en 522-529. Andreas Capellanus, 'Dicimus enim vix contingere posse, quod agricolae in amoris inveniantur curia militare, sed naturaliter sicut equus et mulus ad Veneris opera promoventur'.
5 Walther van de Vogelweide, Mädchenlieder, Lachmann-editie 39.11. Zie voor de volledige tekst: Bibliotheca Augllstana: http://www.fh-allgsburg.de.
6 Over de inzichten van Paris: Walsh, Andreas CapellanLls, 5-7 en Bllmke, Höfische KuitLIr II, 504.
7 Peter Dronke, Medieval Latin and the rise of the European love-Iyric (Oxford 1965).
8 Johan Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (Haarlem 1949) 128.
9 Nederlandse editie: Guillaume de Lorris en Jean de Meung, De roman van de roos, vertaald door Ernst van Altena ed. (Baarn 1991).
10 De klassieker is hier: Peter Brown, The body and society. Men, wamen, and sexual renunciatiol1 in early Christianity (NewYork 1988).
11 Tekst: http://www.vatican.va/holy_father/benediccxvi/encyclicais. Nederlandse vertaling: http://www.rkdocumenten.nl.
12 Zie voorts: Peter Payer, The bridling of desire. Views of sex in the later Middle Ages (Toronto 1993) die de dertiende-eeuwse canonieke kant behandelt.
13 Een soortgelijk verhaal deed de ronde over Vergilius die in een rieten mand te kijk hing. Zie hierover: Thea Vignau Wilberg-Schuurman, Hoofse minne en burgerlijke liefde in de prentkunst rond 1500 (Leiden 1983).
14 Gene Brucker, Giovanni and Lusanna. Love and marriage in Renaissance Florence (Berkeley 1986).
15 Georges Duby, Medieval marriage. Two modelsfrom the twelfth-century France (8altimore 1978); idem, Le chevalier, la femme et Ie prêtre. Le mariage dans la France féodale (Parijs 1981); idem, Male Moyen Àge. De l'amouretautresessais (Parijs 1988). Deze Franse boeken zijn in het Engels en het Nederlands vertaald.
16 Basisliteratuur: Christopher Brooke, The medieval idea of marriage (Oxford 1989) en )ames A. Brundage, Sex, law and marriage in the Middle Ages (Londen 1993).
17 Duby, Two modeis, hoofdstuk 2 'I neest, bigamy and divoree among kings and nobles', in het bijzonder 73-81.
18 James A. Brundage, 'Concubinage and marriage in medieval canon law',Journal oJ Medieval History I (1975) 1-17.
19 Duby, Le chevalier, la femme et le prêlre.
20 Hierover: Brooke, Marriage, hoofdstuk 7'Literary evidence. Wolfram's Parzival' en Bumke, Höfische Kultu,., 529-583.
21 Neil Cartridge, Medieval marriage. Lilerary approaches, 1100-1300 (Woodbridge 1997) en Leah Otis-Cour, Lust und Liebe. Geschichte der Paarbeziehungen im Minelalter (Frankfurt am Main 2000).
22 Klassiek: Lawrence Stone, The family, sex and marriage in England, J500-1800 ( ew Vork 1977). Overzicht van de discussie sindsdien bij: Martha HowelJ, 'The propertjes of marriage in late medieval Europe' in: Isabel Davis e.a. ed., Love, marriage and family ties in the later Middle Ages (Brepols 200 I) 17-61.
23 Howell, 'Properties', in het bijzonder 30-61.
24 Er is recent een vertaling in het Nederlands verschenen met de oorspronkelijke 172 houtsnedes: Francesco Colon na, De droom van Poliphilus: Hypnerotomachia Poliphili, vertaald door Ike Cialona ed. (Amsterdam 2006).
25 Nederlandse editie: Baldassare Castiglione, Het boek van de hoveling, vertaald door Anton Haakman ed. (Amsterdam 1991). Boek 3 handelt over de liefde voor de vrouwen haar reactie daarop.