begijnhoven

Het Middeleeuwse Begijnhof: dé oplossing voor vrouwen die niet wilden trouwen

Kloosters huisvestten in de late middeleeuwen meestal hooguit zestig broeders of zusters. Sommige begijnhoven daarentegen groeiden uit tot omvangrijke complexen met honderden bewoonsters. Historici weten niet zeker wat jonge vrouwen erin aantrok, omdat er maar weinig levensverhalen van begijnen zijn opgetekend. Wel is er voor een latere periode cijfermateriaal beschikbaar. René van Weeren en Tine De Moor gebruiken dit om te achterhalen waarom katholieke vrouwen in Amsterdam in de vroegmoderne tijd kozen voor een leven als ongetrouwde begijn.

René van Weeren en Tine de Moor

Op 27 maart 1646 meldden Pieter Hasselaer en Dirck Graswinckel zich bij de meesteressen van het Amsterdamse Begijnhof. Als schout van Amsterdam en advocaat-fiscaal bij het Hof van Holland moesten ze van de burgemeesters van de stad de boekhouding van het hof controleren. De meesteressen reageerden verbaasd en afwijzend: drie eeuwen had het Begijnhof tot dan bestaan en al die tijd hadden zij de financiën zelfstandig bijgehouden, met medeweten en instemming van de burgemeesters.

’Misgunstige lieden’

De leiding van het Begijnhof noemde de eis van Hasselaer en Graswinckel zonder precedent en meende dat die wel het resultaat moest zijn van klachten van ‘misgunstige’ lieden. Na uitvoerige discussie gingen de meesteressen toch overstag en overlegden ze hun administratie, maar onder de voorwaarde dat de boeken onder de hoede van de Amsterdamse burgemeesters zouden blijven. Die vertrouwden ze als formele beschermheren van het begijnhof kennelijk meer dan de advocaat-fiscaal, die in dienst was van de Staten van Holland.

Het Begijnhof was geen klooster

Toen ze later verzochten om teruggave van de papieren, merkten ze op dat het Begijnhof in feite geen klooster was en de bewoonsters geen kloosterlinges, maar private personen die ervoor gekozen hadden om samen te wonen: ‘het bagijnhoff alhyer [is] eygentlijck egene clooster, ende de maechden aldaer en sijn egene religieusen, maer waerlijcke personen, bij den anderen eerlijck ende reedelijck woonende’. De meesteressen benadrukten dus de bijzondere positie van begijnhoven. Die hadden ze al sinds hun ontstaan in de 13de eeuw.

De eerste begijnen

De vroegste beschrijving van het begijnenleven is te vinden de biografie van de heilige Maria van Oignies (1177-1213), twee jaar na haar dood geschreven door haar biechtvader Jacob van Vitry. Hij beschreef haar als een gehuwde wereldlijke vrouw die ervoor koos haar leven volledig aan God en de zieken te wijden. Ze sloot zich aan bij een groep lekenzusters in de omgeving van Charleroi.

De groei van de begijnenbeweging

De begijnenbeweging begon te groeien nadat de Kerk in 1215 uit vrees voor wildgroei verbood om religieuze orden op te richten. Zowel bestaande als nieuwe kloosters moesten voortaan tot een van de erkende orden behoren. Voor begijnhoven gold de beleidsverandering niet: het waren geen kloosters maar samenlevingsverbanden van katholieke vrouwen. De hoven raakten zo geliefd dat ze doorgaans vele malen groter werden dan kloosters, waar doorgaans hooguit zestig zusters woonden. In Noord-Frankrijk en delen van Duitsland maar vooral in de Zuidelijke Nederlanden werden tal van begijnhoven gesticht, met name tussen 1230 en 1320, maar ook nog daarna. Dit is opmerkelijk, omdat Rome in 1215 meteen de regel had afgeschaft dat intredende kloosterzusters een bruidsschat (dos) moesten meebrengen. De drempel voor intrede was daarmee verlaagd, maar kennelijk waren begijnhoven aantrekkelijker.


Benieuwd waarom Begijnhoven zoveel aantrekkelijk waren dan kloosters? Lees het in Geschiedenis Magazine nummer 6 van 2020. 

Dit nummer is vanaf dinsdag 25 augustus verkrijgbaar in boekhandel en kiosk.

Nooit meer een nummer missen? Neem een abonnement, dan mis je niks!

Meld je aan                       Geef Geschiedenis Magazine cadeau

Abonnees krijgen dit nummer eind augustus in de brievenbus.


Over de auteurs

René van Weeren is onderzoeks- en onderwijsmedewerker gespecialiseerd in paleografie en genealogie. Tine De Moor is hoogleraar sociaaleconomische geschiedenis. Zij werken samen in het onderzoeksteam Instituties voor collectieve actie in historisch perspectief aan de Universiteit Utrecht. Van hen verscheen Ja, ik wil! Verliefd, verloofd, getrouwd in Amsterdam 1580-1810 (Prometheus, 2019). Zie www.collective-action.info/ja-ik-wil voor aanvullende informatie en voor verhalen: waarom besloten vrouwen (en mannen) al dan niet te trouwen? Ook is hier informatie te vinden over het belang van het ondertrouwregister als historische bron en het onderzoeksproject waarvoor vrijwilligers onder meer 45.000 Amsterdamse ondertrouwinschrijvingen uit de periode 1580-1810 hebben verzameld en gedigitaliseerd.

Landen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Tijdschriften: 

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!