De rede van Cleveringa: een van de eerste verzetsdaden van WOII
Op 26 november 1940 hield hoogleraar Rudolph Cleveringa een rede aan de universiteit van Leiden waarmee hij beroemd werd onder de Nederlanders, maar waarmee hij zich de woede van de Duitse bezetter op de hals haalde.
In 1940 leek de Duitse bezetting van Nederland in de ogen van veel Nederlanders nog wel mee te vallen. Na de korte strijd in mei, gedroegen veel Duitse soldaten zich netjes en viel het met de ellende allemaal wel mee. Dat was ook de bedoeling van de bezetters. Onder leiding van Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart streefden de Duitsers namelijk naar de nazificatie van Nederland. De geest van de Nederlanders moest langzaam zo gekneed worden dat zij vanzelf voorstander van het nazibewind zouden worden. Al te harde maatregelen zouden daarbij niet passen, zeker niet in de eerste fase van de bezetting.
Duitse bezetting laat zich gelden
Maar dat wil niet zeggen dat er geen maatregelen genomen werden. In het najaar van 1940 begonnen mensen te merken dat de bezetters weinig goeds in de zin waren. Vooral de maatregelen tegen de joden werden steeds strenger. Een van die maatregelen was de ariërverklaring die alle ambtenaren, dus ook universiteitspersoneel, in oktober 1940 moesten tekenen. Veel professoren en hoogleraren aan de Universiteit Leiden besloten, na veel discussie, de verklaring te tekenen. Zo wilden ze voorkomen dat hun plekken zouden worden overgenomen door nazi-gezind personeel.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Hoogleraren ontslagen
Maar de volgende maatregel volgde al snel. In november werden alle ambtenaren van joodse komaf door de bezetters ontslagen. In Leiden trof dat lot ook een groot aantal hoogleraren.
Ook deze maatregel leidde tot discussie aan de universiteit. Hoe hiermee om te gaan? In de discussies klonk door dat deze maatregel niet geaccepteerd kon worden, maar klonk tegelijk de vrees dat een al te felle tegenreactie het einde van de universiteit kon betekenen. Om van eventuele persoonlijke risico’s nog maar te zwijgen.
Verzet van professoren
Toch stak een aantal mensen de nek uit, onder wie professor Cleveringa, decaan van de rechtenfaculteit. Zijn collega, vriend en promotor Eduard Meijers, was door de Duitse maatregel op straat gezet. Met vrijwel unanieme steun van zijn collega’s van de faculteit rechten, stelde Cleveringa een rede op. Hierin zou hij zijn afkeuring uitspreken tegen de Duitse maatregelen, in het bijzonder tegen het ontslag van Meijers. Cleveringa’s collega en medestander Benjamin Telders bood nog aan om de tekst uit te spreken. Hij was, in tegenstelling tot Cleveringa, vrijgezel en had geen kinderen. Mocht er iets gebeuren, dan zou hij geen gezin achterlaten. Cleveringa had echter de goedkeuring van zijn vrouw om op te staan en de rede uit te spreken.
De rede van Cleveringa
Op 26 november zou Cleveringa oorspronkelijk een college van de ontslagen Meijers overnemen. Eenmaal tegenover de studenten gaf hij echter geen college, maar sprak in plaats daarvan zijn betoog uit. In zijn betoog riep Cleveringa niet direct op tot verzet of stakingen, maar maande hij de studenten om juist voorzichtig te zijn. Hij roemde de wetenschappelijke verdiensten van Meijers en wees hoe volgens zowel de Nederlandse grondwet en het oorlogsrecht de Duitse maatregelen niet rechtsgeldig waren. Juist dat rustige en zakelijke betoog viel in goede aarde.
Voorafgaand aan de rede van Cleveringa had Telders al het gerucht weten te verspreiden dat er ‘iets’ zou gebeuren. Daarom zat de zaal niet alleen vol met rechtenstudenten, maar waren studenten van alle faculteiten naar het college gekomen. Naar verluid stond na afloop van het betoog een student op en zette het Wilhelmus in, waarna de rest van de zaal volgde. Nog diezelfde dag werden kopieën van Cleveringa’s tekst verspreid op andere universiteiten. De studenten in Leiden begonnen een staking van 48 uur.
De Duitse reactie op Cleveringa
Een reactie kon niet uitblijven. Cleveringa werd de dag na zijn rede geheel naar zijn eigen verwachting opgepakt door de Sicherheitsdienst en in Scheveningen gevangengezet, waar hij tot de zomer van 1941 opgesloten bleef. In een reactie op de studentenstaking werd de universiteit van Leiden gesloten. In 1944 pakte de bezetter Cleveringa nogmaals op. Ditmaal werd hij als gijzelaar zeven maanden lang opgesloten in Kamp Vught. Als gijzelaar was hij 'borg' tegen acties van het verzet. Na zijn vrijlating werd hij door het verzet gerekruteerd om een bijdrage te leveren aan het opzetten van een overgangsregering, die na de oorlog de zaken moest regelen.
Na de oorlog
Benjamin Telders bleef zich als jurist tegen de Duitsers verzetten. Hij werd in december 1940 opgepakt en werd de rest van de oorlog van gevangenkamp naar gevangenkamp verplaatst, tot hij op 6 april 1945 in Bergen-Belsen overleed aan vlektyfus, minder dan twee weken voordat het kamp werd bevrijd. Meijers overleefde de oorlog en zou na de oorlog het Nieuw Nederlands nieuwe Burgerlijk Wetboek schrijven. Cleveringa keerde na de oorlog terug aan de universiteit en werd erepromotor van niemand minder dan de Britse (ex)premier Winston Churchill. Daarna werd hij rector-magnificus en lid van de naoorlogse Raad voor Rechtsherstel. Ook was hij twee keer deel van de Raad van State.