Home » Tips
 Paul van de Water de landwacht

De Landwacht door Paul van de Water

De Landwacht was een paramilitaire eenheid die als een soort hulppolitie de Duitse bezetter ondersteunde tijdens de Tweede Wereldoorlog. De organisatie was gelieerd aan de NSB en had als taak het ondersteunen van de politie bij de handhaving van de openbare orde en de veiligheid van het openbare leven. In werkelijkheid maakten Landwachters zich schuldig aan diefstal, plundering, afpersing, vernieling, mishandeling, marteling, doodslag en moord. Ondanks dat ze na de oorlog niet berecht konden worden op basis van vreemde krijgsdienst, werden de meesten wel veroordeeld. 

Er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de rol van de Landwacht tijdens de bezetting. Paul van de Water brengt daar verandering in. Aan de hand van dossiers en getuigenissen reconstrueert hij de wandaden van de leden van de Landwacht. Ook gaat Van de Water in op de verschillende achtergronden van de landwachters, de factoren die van invloed waren op hun gewelddadige optreden en hun berechting

Een leesfragment

De Vrijwillige Hulppolitie (VHP) werd in mei 1942 opgericht door de Duitse bezetter. Deze aan de NSB gelieerde organisatie werkte vanaf juli 1942 op oproepbasis voor de bezetter, maar stond onder bevel van de commandant van de lokale, reguliere politie. De voornaamste taak van deze decentraal georganiseerde dienst was het ondersteunen van de politie bij de handhaving van de openbare orde en de veiligheid van het openbare leven. Om deel uit te maken van de VHP moest een kandidaat voldoen aan een aantal voorwaarden. Uiteraard moest hij – vrouwen konden geen deel uitmaken van de VHP – fysiek en mentaal gezond zijn en zich voorstander tonen van de nieuwe Europese orde. Bovendien moest hij lid van de NSB en/of de SS zijn en tussen de 18 en 45 jaar oud zijn. Het was de bedoeling dat een aspirant-lid eerst een opleiding van tien dagen zou krijgen en daarna moest wachten totdat hij opgeroepen werd voor de actieve dienst. In de tijd dat hij niet werd opgeroepen had de VHP’er geen enkele politionele bevoegdheid. Als hij werd opgeroepen kreeg hij een vergoeding van 3 gulden per gewerkte dag wanneer hij ongehuwd was en 4,5 gulden wanneer hij gehuwd was. Kwam een VHP’er na een oproep niet opdagen, dan kon hij gestraft worden met een boete van maximaal 1000 gulden of een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden. 

De activiteiten van de VHP bleven niet beperkt tot de handhaving van de openbare orde, want vanaf juli 1942 werd zij vooral ingezet bij het oppakken van Joden, dat wil zeggen bij het ‘Judenrein’ maken van Nederland. Zo was de Haarlemmer Pieter Faber als agent van de Vrijwillige Hulppolitie actief betrokken bij het oppakken van tientallen Joden. In hun proefschrift concluderen Marnix Croes en Peter Tammes dat hoe meer inwoners van een gemeente dienstdeden bij de Vrijwillige Hulppolitie, hoe kleiner de overlevingskans van de Joden in die gemeente was