20 mei 1915: Moshe Dayan geboren – Symbool van Israëls zelfvertrouwen

Moshe Dayan was minister van Defensie toen Israël in 1967 tijdens de Zesdaagse Oorlog de Westelijke Jordaanoever en de oude stad van Jeruzalem veroverde. Daarmee kwam ook de Klaagmuur in Israëlische handen. Deze westelijke muur van de Joodse Tempel uit de Oudheid was sinds de onafhankelijkheid van Israël in 1948 voor Joden onbereikbaar geweest. Dayan was zelf niet gelovig en riep toen de eerste rabbi's in 1967 enthousiast het plein op kwamen hollen volgens een ooggetuige spottend: 'Wat is dit? Het Vaticaan?' Toch vond hij het logisch dat de Klaagmuur onder Israëlisch beheer viel. Hij verklaarde voor de wereldpers dat Israël deze symbolische plek nooit meer zou opgeven.

Eerder die week hadden in de kranten de foto's gestaan van Israëlische troepen die ook de Gazastrook, de Sinaï en de Golanhoogte bezetten. Nog geen twintig jaar eerder was de staat Israël uitgeroepen. In 1956 was Israël bondgenoot van het Westen geweest in de Suezcrisis. Nu versloeg dit kleine land zelfstandig een oppermachtig lijkende vijand. Radio- en televisieverslaggevers rapporteerden hoe Egypte, Jordanië en Syrië het nakijken hadden. Het succes van Israël wekte veel enthousiasme in het Westen, mede uit schuldgevoel over de Holocaust en vanwege sympathie voor de underdog. Dayan belichaamde die triomf. De scheef-glimlachende charismatische man-met-het-ooglapje was in binnen- en buitenland hét symbool van het zelfvertrouwen van de nieuwe staat.

Zionistisch nest

Moshe Dayan kwam uit een zionistisch nest. Hij werd in 1915 geboren in Palestina in de allereerste kibboets, zes jaar tevoren opgezet aan het Meer van Galilea. De meerderheid van de bevolking was moslim. Er woonden ook kleine groepen
orthodoxe Joden en sinds de jaren 1880 seculiere zionisten die in dit deel van het Ottomaanse Rijk een modern bestaan voor Joden wilden opbouwen. Moshes ouders, immigranten uit de Oekraïne, hoorden tot de stichters van de kibboetsbeweging.
De Dayans verhuisden later naar een ander pioniersdorp, Nahalal. Dit was de eerste moshav. Moshavs waren minder communaal van opzet dan kibboetsen, en daarom wilde vader Dayan erheen, maar ze waren evenzeer bedoeld als fundament
voor een toekomstige Joodse staat.

Het zionisme bleef dan ook de hoofdtoon in Moshes opvoeding. Zijn vader leerde hem dat  Arabieren van nature rovers en vechters waren. Hij mocht wel spelen met Arabische leeftijdgenoten uit de buurdorpen rond Nahalal, was dik bevriend met een Bedoeïense jongen, maar hem werd het blijvende, diepe besef ingeprent dat hij er recht op had hier te zijn. De sfeer waarin hij opgroeide, schreef hij in zijn autobiografie Mijn levensverhaal (1977), was die van een Jood in zijn eigen land.

Haganah

In Nahalal begon tijdens Moshe's korte middelbare schooltijd ook zijn militaire carrière: op zijn veertiende ging hij bij de Haganah. Deze Joodse burgermilitie was in 1920 begonnen als een losse coalitie van stedelijke zelfverdedigingsgroepjes en plattelandswachten: slechtbewapende en nauwelijks getrainde boerenjongens. Dayan, in het dagelijks leven boer, kon zich daarnaast in de Haganah gaandeweg tot volleerd militair ontwikkelen omdat de organisatie zelf ook professionaliseerde vanaf
eind jaren twintig. Dit was een reactie op de toegenomen spanningen in het land.

Na de ineenstorting van het Ottomaanse rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog was Palestina Volkenbondmandaatgebied geworden, bestuurd door de Britten. Zionistische organisaties kochten er steeds meer grond en het Joodse volksdeel verdubbelde tussen 1922 en 1931. De Arabische inwoners verzetten zich met geweld, waartegen verschillende Joodse sabotagegroepen zich verdedigden. Het Britse bestuur beschouwde alle Joodse milities als illegaal, maar gedoogde de Haganah meestal en werkte er zelfs mee samen toen de Arabische inwoners zich eind jaren dertig uit frustratie over de situatie gewapend tegen de Britten keerden. In de Tweede Wereldoorlog vochten aan Britse kant Haganahmensen mee. Zo was Dayan betrokken bij infiltraties in Libanon, bestuurd door Vichy-Frankrijk. Een Franse geweerkogel kostte hem zijn linkeroog. In de onafhankelijkheidsoorlog van
1948 ontstond uit de Hagana het moderne Israëlische leger. Moshe Dayan groeide mee en kreeg steeds hogere rangen, tot hij tijdens de Suezcrisis van 1956 stafchef was.

Nederzettingen

In 1957 verliet Dayan het leger. Oude generaals roesten, vond hij. Hij ging de politiek in en werd minister van Landbouw. Hij zag een duidelijk verband tussen zijn nieuwe en zijn oude werkkring. In zijn autobiografie schreef hij dat de veiligheid van een pioniersland zoals Israël synoniem was met kolonisatie en agrarische bewerking van de grond, zeker als buurlanden je bestaansrecht ontkennen. Onontgonnen en schaarsbewoond terrein is immers makkelijker in te pikken of te doorkruisen door vijandelijke legers. Dit bleef zijn standpunt na de Zesdaagse oorlog. Inmiddels was hij minister van Defensie en verantwoordelijk voor het bestuur van de bezette gebieden. Hij keurde er de komst van Joodse nederzettingen goed en was tegen de plannen voor Palestijnse autonomie zolang er er geen vrede met de buurlanden gesloten was. Na terroristische aanslagen trad hij hard op. Ook toen blies het Israëlische leger huizen van verdachten op als vergelding. Tegelijkertijd stond Dayan bekend om zijn begrip voor de belangen van de Palestijnen. Hij had een opvallend vermogen zich in hen te verplaatsen. Zijn uitgangspunt was dat hun leven zo gewoon mogelijk moest doorgaan. Hij stelde de grens tussen Jordanië en Israël open voor handel en personen. Provocaties duldde hij niet. Een triomfantelijk wapperende Israëlische vlag op een moskee moest weg. Joden mochten niet bidden op de Tempelberg, sinds 1967 in handen van Israël. Dayan gaf het beheer aan een Jordaanse islamitische stichting. Deze afspraak is lang gerespecteerd maar de radicale messianistische Joodse Tempelbergbeweging neemt er nu geen genoegen meer mee.

Moshe-II
Camp David

Dayan was nogal te spreken over zijn eigen ongedwongen omgang met Arabieren. Zijn autobiografie getuigt ervan. Zijn respect voor hun stoïcijnse waardigheid stamde volgens hem uit zijn jeugd in Nahalal, al was hij niet ruimdenkend opgevoed. Dayan was volgens critici verwaand, maar zijn inschatting was in dit geval correct. Bij Arabisch-Israëlische onderhandelingen was Dayan de aangewezen tussenpersoon. Zijn bemiddelende rol gaf de doorslag tijdens de Vredesbesprekingen met Egypte na de Grote Verzoendagoorlog (1973), toen een Arabische coalitie Israël aanviel. De timing verraste Israël. Het leed grote verliezen, herstelde zich snel, maar de aanvankelijke afgang verbrijzelde het winnaarsimago van Israël – en van Dayan. Binnenslands was hij politiek min of meer afgeschreven. Toch vroeg premier Menachim Begin in 1977 hem als minister van Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid onderhandelde Dayan in het Amerikaanse Camp David tijdens de besprekingen met Egypte. In 1979 werd de vrede getekend en trok Israël zich terug uit de Sinaï. De Amerikaanse president Jimmy Carter beschouwde Dayan als de sleutel tot het succes van Camp David, omdat hij het vredesverdrag boven alles stelde. Veiligheid van Israël door vrede met de buren bleef Dayans doel. Eerder zag hij de bezette gebieden als wisselgeld om dat af te dwingen. Maar dit middel had alleen bij Egypte gewerkt. Nu gooide hij het roer om. Hij richtte in 1980 een politieke partij op, met als belangrijkste programmapunt eenzijdige terugtrekking achter de grenzen van voor de Zesdaagse oorlog. Hij kreeg twee zetels. Een jaar later overleed hij.

Meer weten

Tijdschriften: