Barack Obama’s dubbele erfenis
‘Op de schouders van reuzen’. De overwinning van Barack Obama had zoveel emotionele betekenis voor zwarte Amerikanen dat zelfs de Bush-getrouwe CondoleezzaRice in een persconferentie verklaarde persoonlijk bijzonder trots te zijn op deze verkiezingsuitslag. In het zwarte collectieve bewustzijn staat een lange geschiedenis van wettelijke en sociale ongelijkheid gegrift.
Joke Kardux
Gezien de uitslag van de verkiezingen is het nu moeilijk voor te stellen, maar aan het begin van zijn campagne kon Obama niet eens rekenen op de stem van de zwarte bevolking. Niet alleen vanwege de populariteit van zijn voornaamste rivaal Hillary Clinton bij zwarte kiezers. Hun aanvankelijke terughoudendheid kwam ironisch genoeg mede voort uit het feit dat voor velen niet eens vaststond dat Obama ‘zwart’ was. Volgens zijn autobiografie Dreams from My Father. A Story of Race and Inheritance (in Nederland uitgekomen als Dromen van mijn vader. Het verhaal van mijn familie) heeft hij zich vanaf het begin van zijn puberteit als zwarte Amerikaan beschouwd, ondanks zijn witte moeder die hem samen met haar ouders heeft opgevoed. Maar voor veel zwarte kiezers waren het eerst niet zijn huidskleur en zijn Keniase vader die bepaalden of hij zwart was. ‘He’s not black like me,’ schreef de conservatieve columnist Stanley Crouch. Wat vooral telde, was het idee dat hij door zijn afkomst niet een eeuwenlange geschiedenis van slavernij, rassenscheiding en discriminatie met hen deelde.
Dred Scott
Die geschiedenis speelt een grote rol in het collectieve geheugen van zwarte Amerikanen. Slaven telden in de maatschappij niet mee. Zij werden met geweld onderdrukt, de biologische en culturele banden met hun voorouders werden voor altijd verbroken en het gevoel van menselijke waardigheid werd hun ontnomen. Het morele dieptepunt werd in 1857 bereikt, toen het Amerikaanse Hooggerechtshof de zaak van de slaaf Dred Scott, die zijn eigenaar had aangeklaagd om zijn vrijheid te verkrijgen, niet-ontvankelijk verklaarde omdat slaven en hun afstammelingen geen burgers waren en dus ook geen rechtszaak konden aanspannen. Zwarte mensen hadden volgens opperrechter Roger Taney, zelf een slavenhouder, geen rechten die een blanke hoefde te respecteren. Dit was een breuk met het verleden. Een van de twee rechters in het hof die het oneens waren met de uitspraak, wees erop dat burgerrechten vroeger wel degelijk op zwarte Amerikanen van toepassing waren geweest. In de grondwetten van de meeste noordelijke staten die na 1776 werden aangenomen, werden zwarte stemrechten beschermd en in sommige staten in het zuiden konden vrije zwarten zelfs gekozen worden voor openbare functies. Maar door de uitbreiding van de slavernij in het zuiden keerde na 1820 dit progressieve tij. Na dikwijls heftige politieke debatten werd het zwarte stemrecht beperkt, ook in noordelijke staten als New York, en in sommige zuidelijke staten zelfs afgeschaft. De uitspraak in de Dred Scott-zaak van 1857 ging echter veel verder. Deze ontnam niet alleen slaven, maar ook vrije zwarten hun burgerrechten. Het Amerikaans burgerschap werd direct verbonden met het witte ‘ras’, hoewel in de Amerikaanse grondwet geen enkele verwijzing naar huidskleur stond. Hiermee sloeg dan ook de vlam in de pan. De federale eenheid kwam in gevaar en met de verkiezing van de noordelijke kandidaat Abraham Lincoln eind 1860 was de Burgeroorlog onvermijdelijk.
Afschaffing van de slavernij was niet Lincolns eerste inzet, maar in de loop van de oorlog werd dit wel zijn doel. Na de overwinning in 1865 kwam dan ook direct een einde aan de slavernij middels toevoeging van het dertiende amendement aan de Amerikaanse grondwet. Zwarte burgerrechten, inclusief het actief en passief kiesrecht voor zwarte mannen, werden expliciet toegekend en beschermd in het veertiende (1868) en vijftiende amendement (1870). De zuidelijke staten die zich hadden afgescheiden, konden pas opnieuw toegelaten worden tot de Unie als zij in hun grondwetten clausules opnamen waarin zwarte rechten beschermd werden. Met een bezettingsleger als pressiemiddel zag de noordelijke regering toe op naleving van het veertiende en vijftiende amendement. Tijdens deze periode van de Reconstructie van het Zuiden (1867-1877) maakten de vrijgeworden slaven massaal gebruik van hun verworven rechten. Dankzij zwarte kiezers werden veel zuidelijke deelstaatregeringen Republikeins, de partij van Abraham Lincoln, die de voormalige slaven als hun grote bevrijder zagen. Ondanks intimidatie door witte Democraten werden enkele honderden zwarte kandidaten gekozen voor de congressen van de zuidelijke deelstaten. In 1870 werd voor het eerst een zwarte Amerikaan gekozen in de Senaat en in het Huis van Afgevaardigden in Washington.
Monddood gemaakt
Rond de presidentsverkiezingen van 1876 sloeg de politieke stemming in het noorden om. De bescherming van de rechten van de vrijgekomen slaven had niet langer prioriteit. De viering van honderd jaar nationale onafhankelijkheid werd aangegrepen voor verzoening met de opnieuw toegelaten zuidelijke staten. Na de terugtrekking van de noordelijke troepen in 1877 kwamen de Democraten geleidelijk weer aan de macht in het zuiden. Al snel werden zwarte burgerrechten beperkt door middel van kiezersregistratie en speciale wetgeving, de ‘Jim Crow laws’, die hun naam vermoedelijk danken aan een figuur uit de bij witte Amerikanen populaire black minstrel shows, waarin zwarte slaven belachelijk werden gemaakt. Deze wetten belemmerden zwarten in het uitoefenen van hun kiesrecht. De schaamteloze ‘grandfather clauses’ maakten het bijvoorbeeld onmogelijk voor zwarte zuiderlingen zich als kiezer te registreren: men moest daarvoor namelijk voortaan aantonen dat zijn grootvader vóór de Burgeroorlog stemrecht had gehad – een efficiënte methode om het stemrecht nagenoeg tot blanken te beperken. Voeg daarbij de grootschalige intimidatie en het geweld, onder andere door de in 1865 opgerichte Ku Klux Klan. Alleen al in de periode 1882-1892 werden ongeveer 1400 zwarte Amerikanen gelyncht, voornamelijk in het zuiden. Na 1890 werd het overgrote deel van de zwarte bevolking van het zuiden zo uitgesloten van het democratisch proces en politiek monddood gemaakt. In 1897 werd het laatste zwarte Congreslid uit het zuiden gekozen, maar nadat diens termijn verstreken was, zou het nog tot 1971 duren voor er weer een zwarte politicus een zuidelijke staat in het Amerikaanse Congres zou vertegenwoordigen. De wettelijk vastgelegde inperking van het kiesrecht gold slechts in de zuidelijke staten. Daarmee is echter niet gezegd dat de zwarten alleen hier werden achtergesteld, of dat dit de enige methode was om zwarte Amerikanen tot tweederangsburgers te reduceren.
Het principe van ‘white supremacy’ en wettelijk vastgelegde rassensegregatie vierden ook in het noorden hoogtij. Het begon al in 1867, toen de noordelijke staat Pennsylvania besliste dat rassenscheiding in het openbaar vervoer toegestaan was. In 1896 bevestigde het federale Hooggerechtshof dit in Plessy versus Ferguson, een zaak aangespannen door Homer Plessy die was gearresteerd omdat hij als zwarte in een voor witte reizigers gereserveerde treincoupé was gaan zitten. Het hof oordeelde in deze geruchtmakende zaak dat het niet onconstitutioneel was om gescheiden voorzieningen te bieden aan mensen van verschillende rassen zolang deze voorzieningen van gelijke kwaliteit waren: de ‘separate but equal doctrine’. De uitspraak bevatte echter ook een ‘dissenting opinion’. John Marshall Harlan, die als enige tegenstemde, betuigde dat de grondwet kleurenblind was en klassen onder burgers kent noch tolereert. Scheiding van burgers op grond van hun ras, oordeelde Harlan, is een symbool van onderwerping en als zodanig in strijd met de burgerlijke vrijheid en gelijkheid voor de wet zoals vastgelegd in de Amerikaanse grondwet. Hoewel de ‘separate but equal doctrine’ meer dan een halve eeuw tot rassenscheiding in openbare voorzieningen, inclusief het onderwijs, heeft geleid, zou Harlans mening later de moreel en constitutioneel enig juiste bevonden worden. In 1954 volgde het Hooggerechtshof zijn argumentatie in Brown versus Board of Education of Topeka, een zaak aangespannen door de zwarte Oliver L. Brown die zijn dochter naar een witte school wilde sturen. Het hof oordeelde dat gesegregeerd onderwijs inherent ongelijk is omdat het in zwarte kinderen een gevoel van minderwaardigheid oproept en hun de constitutioneel toegekende gelijke rechtsbescherming ontzegt.
Afgehaakt
In 1954 werd dus een begin gemaakt met het afbreken van het Jim Crow-stelsel, maar het zou nog twintig jaar en een lange burgerrechtenstrijd duren voor het volledig ontmanteld was. Eerst moesten tientallen jongeren, bedreigd en beschimpt, zich door woedende menigten een weg banen om onder bescherming van nationale troepen hun recht op geïntegreerd onderwijs op te eisen, werden duizenden demonstrerende scholieren aangevallen door politiehonden en met brandweerspuiten en traangas uit elkaar gedreven, vonden in Birmingham (Alabama) vier kleine meisjes de dood toen iemand een bom in hun kerk gooide en werden tijdens de campagne om zwarte kiezers te laten registreren in Mississippi, de zogeheten Freedom Summer van 1964, vier burgerrechtenactivisten in koelen bloede vermoord en tientallen kerken en huizen in brand gestoken. Slechts onder druk van de media-aandacht voor deze schokkende gebeurtenissen maakte president John F. Kennedy in 1963 eindelijk werk van burgerrechtenwetgeving. De Civil Rights Act in 1964 en de Voting Rights Act van 1965 maakten voorgoed een einde aan de eeuwenlange, wettelijk gesanctioneerde onderdrukking van Amerikanen van Afrikaanse afkomst. Dat hiermee de economische achterstelling niet was opgeheven, bleek in 2006 toen de gevolgen van de orkaan Katrina voor iedereen zichtbaar werden. Zes jaar eerder hadden de omstreden presidentsverkiezingen van 2000 al aangetoond dat het in zuidelijke staten als Florida zwarte burgers nog steeds moeilijk gemaakt werd om zich als kiezer te registreren en dat zij er niet zeker van konden zijn dat hun uitgebrachte stem ook zou tellen. Tegen de tijd dat mainstream America tot deze schokkende ontdekking kwam, hadden al talloze zwarte Amerikanen afgehaakt en namen zij niet eens meer de moeite om zich te registreren of naar de stembus te gaan.
Strijdbaar
Het eeuwenlange proces van geïnstitutionaliseerde en wettelijk bekrachtigde sociale onrechtvaardigheid en ongelijkheid staat gegrift in het collectieve bewustzijn van zwarte Amerikanen. Deze geschiedenis heeft wonden geslagen die nog niet geheeld zijn. Er is echter een keerzijde: zwarte Amerikanen hebben het onrecht niet eenvoudigweg lijdzaam ondergaan. De zwarte geschiedenis is er ook een van verzet en strijdbaarheid. Alleen al het feit dat slaven erin slaagden gezinnen te stichten, een gemeenschap te vormen, een cultuur te ontwikkelen en godsdienst te beleven is een bewijs van weerbaarheid en volharding. Slaven pleegden bovendien vaak sabotage of ontsnapten, met hulp van mensen als de legendarische Harriet Tubman, die na haar eigen ontsnapping tientallen malen terugging naar het zuiden om slaven de weg te wijzen. Er bestond een heel stelsel van clandestiene routes naar het noorden en Canada, met schuilplaatsen bemand door witte en zwarte abolitionisten, de Underground Railroad. De strijd voor zwarte burgerrechten begon niet pas toen Rosa Parks in 1955 weigerde op te staan voor een witte passagier in Montgomery (Alabama), een verzetsdaad die de aanleiding vormde voor de Montgomery Bus Boycott en daarmee leidde tot de opkomst van Martin Luther King en de burgerrechtenbeweging. Die strijd begon al toen Dred Scott een eeuw eerder een rechtszaak tegen zijn meester aanspande omdat deze geruime tijd met hem als slaaf gewoond had in een staat waar slavernij verboden was. Ook Homer Plessy was niet per ongeluk in de verkeerde coupé gaan zitten, maar werkte samen met een groep burgerrechtenactivisten om een proefproces uit te lokken tegen de segregatiewetten van de staat Louisiana. In 1909 werd de National Association for the Advancement of Colored People (naacp) opgericht, die sindsdien via de juridische weg streed voor burgerrechten.
Nieuwe generatie
De zwarte burgerrechtenbeweging maakte geen einde aan armoede, slecht openbaar onderwijs en ondemocratische praktijken, maar bereidde wel de weg voor de nieuwe generatie zwarte Amerikanen die, mede dankzij affirmative action (positieve discriminatie) programma’s, op kon klimmen in de maatschappij en politiek. Dit is de generatie waartoe Barack Obama behoort. Geboren in 1961 en opgegroeid op Hawaii en in Indonesië was Obama niet persoonlijk betrokken bij de Civil Rights Movement, maar hij is er wel een product van. ‘I’m here because somebody marched,’ sprak hij kort na zijn kandidaatsstelling tijdens een bijeenkomst in Selma (Alabama) ter herdenking van de beroemde protestmars van 1965 van Selma naar Montgomery onder leiding van Martin Luther King. Obama bedankte de vele veteranen van die mars in zijn gehoor: ‘Ik ben hier omdat jullie offers gebracht hebben. Ik sta op de schouders van reuzen.’ Obama maakt wel degelijk deel uit van de geschiedenis van de zwarte Amerikanen, al was het alleen maar doordat hij zich die heeft eigen gemaakt. In zijn boek The Audacity of Hope (in Nederland verschenen als De herovering van de Amerikaanse droom) schrijft hij dat zijn beeld van Amerika en de Amerikaanse geschiedenis bepaald wordt door de gedachte dat generaties mensen die eruit zagen zoals hij, onderdrukt en gestigmatiseerd zijn en dat ras en klasse nog steeds onze levens bepalen. In zijn veelgeprezen Speech on Race van maart 2008 erkent Obama de boosheid en verbittering van oudere zwarte generaties, maar ook die van witte Amerikanen die hun banen naar het buitenland zien verdwijnen en hun huizen verliezen.
Met zijn dubbele erfenis, als zwarte man van gemengde afkomst, stelt hij daar een brede, multi-etnische coalitie tegenover die als doel heeft een beter Amerika te verwezenlijken – ‘a more perfect union’ zoals hij het met een verwijzing naar de aanhef van de Amerikaanse grondwet noemt. In plaats van slachtoffer van het verleden te worden of zondebokken te zoeken voor de huidige economische malaise, wil hij dat grieven worden omgezet in aspiraties voor alle Amerikanen. Zoals hij het formuleerde in zijn toespraak na zijn eerste overwinning in de voorverkiezingen: ‘Hope is what led a band of colonists to rise up against an empire; what led the greatest of generations to free a continent and heal a nation; what led young women and young men to sit at lunch counters and brave fire hoses and march through Selma and Montgomery for freedom’s cause.’ Dat Obama erin geslaagd is de dubbele erfenis van sociaal onrecht en zwart verzet om te zetten in hoop op een betere toekomst voor alle Amerikanen – dát is wat te lezen was op de gezichten van de uitzinnig blije en etnisch zeer diverse menigte die op 4 november 2008 zijn verkiezingsoverwinning vierde in het Grant Park in Chicago en de bijna twee miljoen mensen die op 20 januari 2009 naar Washington kwamen om zijn inauguratie bij te wonen.