Geen afbeelding beschikbaar

Convivencia of Reconquista?

Joden, christenen en moslims in middeleeuws Spanje

Spanje was in de Middeleeuwen een ontmoetingsplek van verschillende culturen en religies. Joden, moslims en christenen leefden er samen onder islamitisch of christelijk gezag. Het wordt daarom vaak aangehaald als voorbeeld van een goed functionerende multiculturele samenleving. Vergeten wordt dan dat er ook grote onderlinge gewelddadigheden plaatsvonden.

Maaike van Berkel

Heb mededogen, mijn lief, je zult van mij een verlatene maken. Goede man, kus mijn lippen, je zult niet te Huesca geraken.

[caption id="attachment_46228" align="alignleft" width="147" caption="Het interieur van de Grote Moskee in Córdoba, eeuwenlang het centrum van de islamitische heerschappij in Spanje. (Bron: Geschiedenis Magazine)"]Convivencia of Reconquista? (Bron: Geschiedenis Magazine)[/caption]

Aan het woord is een christelijk meisje in Moors Spanje, dat met haar hartenkreet haar gemeenschap te schande zet. Want het is geen willekeurige minnaar die zij hier hartstochtelijk begeert, het is haar islamitische minnaar. De dichtregels vormen het slot van een muwashshah, een sjerpgedicht: een strofisch gedicht waarbij een vast rijm als een refrein (of sjerp) tussen de wisselende rijmen van de strofes terugkeert. De muwashshah ontstond in Andalusië in de 11de eeuw en is tot in de 14de eeuw blijven bestaan. Het zijn voornamelijk gedichten over liefde en wijn, die zowel in het klassiek Arabisch als in het Hebreeuws werden geschreven.

De regels hierboven zijn afkomstig uit een Arabisch gedicht van een anonieme dichter. De suggestie van interculturele liefde zit in de taalwisselingen. De dichter bezingt zijn geliefde in het klassiek Arabisch. Zijn geliefde antwoordt hem in de geciteerde eindstrofe in de Romaanse volkstaal, de taal van de christenen. Alleen wanneer zij haar geliefde direct aanspreekt, gebruikt ze het Arabisch woord voor ‘mijn lief’, habibi. In de huidige discussies over integratie van allochtonen in de Westerse samenleving wordt gemengd huwen vaak als positieve graadmeter voor integratie beschouwd. De sjerpgedichten uit Spanje met hun Romaanse slotregels zouden we dan ook als getuigenissen kunnen zien van een bloeiende en goed functionerende multiculturele samenleving. Maar was het wel zo eenduidig?

Gouden eeuwen van Andalusië

[caption id="attachment_46230" align="alignright" width="147" caption="Spaanse synagoge met Moorse lampen aan het plafond, ca 1350. (Bron: Geschiedenis Magazine)"] Geschiedenis Magazine[/caption]

De titel van een recente bestseller over middeleeuws Spanje, The ornament of the world. How Muslims, Jews and Christians created a culture of tolerance in Medieval Spain door María Rosa Menocal, lijkt dit positieve beeld te bevestigen. Menocals boek lijkt voort te komen uit onze hedendaagse discussies over botsing der beschavingen, integratie en multiculturalisme, maar de positieve waardering voor islamitisch Spanje als tolerante samenleving is geenszins nieuw. Menocal staat met haar opvattingen in een lange traditie van idealisering van de Andalusische samenleving.

In Hebreeuwse kronieken uit de jaren na de verdrijving van de joden uit Spanje in 1492 prijken al beelden van de verloren gouden eeuwen van al-Andalus (islamitisch Spanje), beelden van verdraagzaamheid en vrijheid die in de 19de eeuw nog eens extra werden aangezet door de grondleggers van de moderne joodse geschiedschrijving. Zij vergeleken de positie van joden in Moors Spanje met die van hun geloofsgenoten in christelijk Europa en kwamen tot de conclusie dat joden het onder islamitisch gezag veel beter hadden gehad. Niet alleen had de joodse cultuur in islamitisch Spanje een grote bloei doorgemaakt, maar ook was de maatschappelijke positie van joden er veel beter dan in de rest van Europa.

[caption id="attachment_46232" align="alignnone" width="402" caption="Een vergadering van islamitische hoogwaardigheidsbekleders, mogelijk de sultans van Granada. De schildering, vervaardigd op gelooide schaapsvellen, is waarschijnlijk in opdracht van de Moorse vorst Mohammed V door christelijke kunstenaars gemaakt. De schildering is te zien in de koningszaal in het Alhambra in Granada. (Bron: Geschiedenis Magazine)"] Geschiedenis Magazine[/caption]

De 19de-eeuwse historici hielden hiermee tevens hun tijdgenoten een spiegel voor: als joden een vergelijkbare positie als in Spanje konden bereiken, zouden ze een grote bijdrage aan de Europese beschaving kunnen leveren. Sterker nog, Europa was het de joden eigenlijk wel verplicht na eeuwen van onderdrukking. Onder invloed van de politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten in de tweede helft van de 20ste eeuw won binnen de joodse geschiedschrijving weer een andere interpretatie van het leven in Moor Spanje terrein.

 Geschiedenis Magazine

Historici (en journalisten) relativeerden de visie van tolerantie en benadrukten juist de onverdraagzaamheid van de islamitische heerschappij, ook die in middeleeuws Spanje. Op de Arabische geschiedschrijving over Moors Spanje zijn eveneens de contemporaine politiek en de meer recente internationale discussies over de islam van grote invloed geweest. Veel Arabische historici benadrukken de interreligieuze verdraagzaamheid in reactie op uitingen over de intolerantie en gewelddadigheid van de islam. Politiek wordt het tolerante Andalusië vaak ingezet als tegenhanger van de discriminatie van moslims in Israël.

In de Spaanse geschiedschrijving ten slotte heeft deze episode aanleiding gegeven tot een verhit debat over het begrip convivencia. De term kreeg zijn specifieke betekenis van ‘interactie en wederzijdse beïnvloeding tussen moslims, joden en christenen in middeleeuws Spanje’ in het werk van literair historicus Américo Castro. In 1948 poneerde hij in zijn España en su historia dat de huidige Spaanse cultuur ontstaan was uit de interactie tussen de drie religies in middeleeuws Spanje. De polemiek die op Castro’s uitlatingen volgde, werd vooral ingegeven door verschil van mening over het ontstaan van de moderne Spaanse nationale identiteit en van het karakter van de moderne Spanjaard.

De belangrijkste tegenstander van Castro was de grote Spaanse mediëvist Claudio Sánchez-Albornoz, die beweerde dat Castro zowel de mate als de aard van de interactie tussen moslims, joden en christenen had overdreven. Volgens Sánchez-Albornoz waren relaties in  Andalusië juist conflictueus geweest; culturele uitwisseling had alleen aan de oppervlakte plaatsgevonden en was met het verdwijnen van de joden en moslims ook snel weer verdwenen. De Spaanse identiteit was er in ieder geval niet blijvend door bepaald, zo beweerde deze nestor van de Spaanse mediëvistiek.

Botsing en integratie

In het kielzog van deze discussie is de laatste decennia een reeks van studies verschenen die een evenwichtiger beeld van de Spaanse convivencia oproepen. Tegenover elk voorbeeld van integratie, religieuze verdraagzaamheid en interreligieuze samenwerking kunnen we er een van intolerantie en gewelddadige botsing plaatsen. Zo is het Spanje van de interreligieuze liefde in de sjerpgedichten óók het Spanje van de voortschrijdende reconquista en de daarbij horende oorlogsretoriek. En in dezelfde tijd dat in het door christenen heroverde Toledo joodse en christelijke vertalers zij aan zij medische, wiskundige, astronomische en filosofische teksten vanuit het Arabisch in het Latijn vertaalden, dwongen de Almohaden, een Noord-Afrikaanse Berberdynastie die vanaf het midden van de 12de eeuw over Moors Spanje heerste, joden en christenen tot bekering.

Een goed voorbeeld van de tegenstrijdige geschiedenis van de convivencia biedt ook Córdoba, de hoofdstad van Moors Spanje onder de dynastie der Umayyaden (8ste tot 10de eeuw). Christenen en joden klommen in Córdoba op tot de hoogste regionen aan het hof en sommigen werden belangrijke bestuurders en adviseurs van de Umayyadenvorsten. Hasday ibn Shaprut, een joodse hofarts die belangrijke diplomatieke missies voor ‘Abd al-Rahman III (912-961) verrichtte, en de christelijke al-Rabi‘ ibn Theodulfo, die een hoge militaire functie onder emir al-Hakam (796-822) bereikte, zijn hiervan mooie voorbeelden.

Al-Andalus, 711-1492

Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk werd Spanje een smeltkroes van culturen. In de 6de eeuw brachten de Visigoten het schiereiland vrijwel geheel onder hun bestuur. Door de overgang van het arianisme naar het rooms-katholicisme werd de kerk een van de steunpilaren van de Visigotische macht. Aan het einde van de 7de eeuw begon deze heerschappij barsten te vertonen door interne dynastieke strijd. Dit maakte Visigotisch Spanje een makkelijke prooi voor de islamitische legers die in de vroege 8ste eeuw de straat van Gibraltar overstaken. In 715 hadden deze legers, op een paar kleine christelijke vorstendommen in het noorden na, heel Spanje ingenomen. De nieuwe machthebbers – het ging in eerste instantie om nog geen honderdduizend mensen – waren afkomstig uit Noord-Afrika en voor het merendeel Berbers die zich pas zeer recent tot de islam hadden bekeerd. De leiders (vanaf 750 de Umayyaden) waren echter Arabieren. De nieuwe machthebbers dwongen de lokale joden en christenen niet tot bekering, maar in ruil voor bescherming inden ze een belasting. Spanje werd voortaan aangeduid als al-Andalus met de stad Córdoba als centrum.

[caption id="attachment_46235" align="alignright" width="205" caption="De islamitische heersers verdedigden hun grondgebied in Spanje met een netwerk van forten. Deze illustratie uit een 10de-eeuws manuscript geeft weer hoe soldaten hun met karakteristieke bogen opgebouwde fort verdedigen. (Bron: Geschiedenis Magazine)"] Geschiedenis Magazine[/caption]

Vanaf de vroege 11de eeuw trad politieke fragmentatie op in al-Andalus. Het land viel uiteen in taifas, kleine staatjes onder leiding van een lokale grote. De politieke fragmentatie werkte militaire zwakte in de hand en vanuit het christelijke noorden ontstond een tegenbeweging. In 1085 veroverde de koning van Castilië de oude Visigotische hoofdstad Toledo. De taifa koningen riepen hierop de hulp in van de machthebbers van Noord-Afrika, de Almoravieden. Deze militair sterke Berberdynastie kreeg niet meer het hele schiereiland in handen maar wist wel de reconquista vanuit het christelijke noorden voor enkele decennia stil te leggen. Met steun van de paus en met behulp van West-Europese ridders wisten de koningen van Castilië-Leon en Aragon in de 12de eeuw hun territoria steeds meer uit te breiden. In 1212 versloegen zij de opvolgers van de Almoravieden, de Almohaden, bij Las Navas de Tolosa, een slag die in de Arabische kronieken ‘de afstraffing’ ging heten. Het einde van al-Andalus was daarmee ingeluid. Na het midden van de 13de eeuw wist slechts een klein islamitisch staatje te overleven, Granada, dat in 1492 veroverd werd door de troepen van de ‘katholieke koningen’ Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. Het echtpaar zuiverde daarop hun land van joden en van conversos, christenen van joodse komaf, en in de vroege 16de eeuw moesten ook moslims zich tot het christendom bekeren of anders vertrekken naar Noord-Afrika.

[caption id="attachment_46243" align="alignright" width="198" caption="Culturele integratie: een moslim en een christen tijdens een partij schaak, een spel dat de Europeanen via de Arabieren hadden leren kennen. De afbeelding is afkomstig uit het Libro de Jugeos (boek der spelen), dat in opdracht van Alfons X van Castilië (1221-1284) gemaakt werd en waarin schaken, backgammon en andere bordspelen beschreven worden. (Bron: Geschiedenis Magazine)"] Geschiedenis Magazine[/caption]

 Córdoba was in het midden van de 9de eeuw echter ook het decor van een reeks gruwelijke terechtstellingen. Christenen, onder wie overigens veel kinderen uit interreligieuze huwelijken die wel degelijk voorkwamen, werden geëxecuteerd nadat ze publiekelijk de profeet Mohammed hadden beledigd. Zij zijn bekend geworden als de martelaren van Córdoba en fungeerden lange tijd in de Spaanse geschiedschrijving als de eerste Spaanse nationalisten die in verzet kwamen tegen de vreemde, islamitische, overheersing. Juridisch hadden joden en christenen onder islamitisch gezag een beschermde positie, die was vastgelegd in een zogeheten dhimma-contract. Joden en christenen behielden een zekere mate van juridische autonomie en het recht hun eigen godsdienst uit te oefenen, mits zij de islamitische heersers erkenden, een passende belasting betaalden en hun religieuze beleving niet al teluidruchtig en opzichtig tentoonspreidden. Dergelijke juridische overeenkomsten waren in de gehele islamitische wereld gangbaar. De positie van dhimmis in de dagelijkse praktijk kon echter zeer uiteenlopen. Daarbij zijn de verschillen in situaties onder de Umayyaden en de Almohaden tekenend. De Umayyaden boden christenen en joden hoge bestuurlijke functies. De Almohaden negeerden het recht op vrije godsdienstuitoefening, een van de belangrijkste bepalingen van het dhimmi-contract.

Het fascinerende aan de Spaanse geschiedenis is dat de christelijke vorsten het islamitische systeem voor religieuze minderheden overnamen. Na de reconquista sloten de christelijke heersers van Castilië, Aragón en Valencia vergelijkbare overeenkomsten met de onderworpen moslims. Ook zij verkregen een beschermde status, dajn genaamd. Uiteindelijk vinden we echter in heel christelijk Spanje een verharding jegens nietchristenen. Door de dreiging van een nieuwe islamitische vijand, de Osmanen, op de Balkan en in het Middellandse-Zeegebied, werden de christelijke vorsten van Spanje wantrouwiger tegenover hun eigen islamitische onderdanen. Het nauwkeuriger definiëren van de kerkelijke leer onder een reeks van hervormers en de politieke eenwording van Spanje door het huwelijk van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië, maakten uiteindelijk de weg vrij voor het identificeren en vervolgen van de groepen die niet tot de nieuwe eenheid behoorden: ketters, joden en moslims. De inquisitie die in 1478 per pauselijk decreet werd ingesteld in het Spanje van Isabella en Ferdinand, vormde hiervan de gruwelijkste uitwas.

In vergelijking met christelijk Spanje, maar ook met andere delen van christelijk Europa, hadden de erkende minderheden in Moors Spanje het aanwijsbaar beter. En hoewel het dus zeker geen wrijvingloze maatschappij was, is de verheerlijking van de gouden eeuwen van Andalusië in dit licht misschien historisch niet helemaal correct, maar in elk geval goed te begrijpen.

Culturele interactie

Onder de islamitische heersers ontleenden joden en christenen hun rechten juist aan het feit dat ze als een aparte groep werden behandeld. Dit was echter geenszins een belemmering voor culturele uitwisseling. De prachtige Spaanse architectuur is hiervan het bewijs: de islamitische ornamenten in de kerken, kloosters en synagogen, zoals de hoefijzerbogen en het stucwerk in de kerk van Santa María la Blanca in Toledo, een gebouw dat in de 13de eeuw, dus na het begin van de christelijke reconquista, als synagoge werd ontworpen en in de vroege 15de eeuw werd verbouwd tot christelijke kerk. Ook de literatuur en de wetenschap profiteerden van de unieke diversiteit van de Spaanse samenleving. En de muziek, voor zover die is overgeleverd, draagt de sporen van culturele integratie. De liederen voor de Heilige Maagd, de Cantigas de Santa Maria, die vervaardigd werden in opdracht van Alfons x de Wijze (1221-1284), koning van Castilië, dragen herkenbare sporen van Arabische muziek. Het prachtig verluchte handschrift van deze liederen toont moslims en christenen die samen musiceren. Dankzij Alfons x van Castilië hebben we nog een reeks illustraties die de convivencia illustreren: op de afbeeldingen in zijn Boek der Spelen, een boek met beschrijvingen van bordspelen als schaak en backgammon, zitten moslims, joden en christenen, mannen en vrouwen, gezamenlijk rondom het schaakbord.

[caption id="attachment_46248" align="alignnone" width="371" caption="Een tot het christendom bekeerde moslim (morisco), met vrouw en kind op reis. Na de voltooiing van de reconquista in 1492 was het voor moslims en joden niet meer mogelijk in Spanje hun cultuur te belijden. (Bron: Geschiedenis Magazine)"] Geschiedenis Magazine[/caption]

Processen van acculturatie verliepen overigens niet altijd bewust en betroffen ook niet altijd alleen de hogere kunstvormen. Er zijn talrijke arabismen in de talen van het Iberisch Schiereiland terechtgekomen. Dat is af te lezen aan termen voor landbouwtechnieken en bestuur. Zo vond de islamitische marktopzichter, de muhtasib, waardige opvolgers in de 11de-eeuwse Leónese zabazoque (afgeleid van het Arabische sahib alsuq, meester van de markt), in de Castiliaanse almotacén (afgeleid van muhtasib) en de Aragonese muhtasaf.

De laatste decennia is er meer aandacht besteed aan de sociale context waarbinnen culturele beïnvloeding plaatsvond. Waar voor een pionier als Américo Castro culturele uitwisseling leek plaats te vinden op basis van gelijkheid van de groepen, analyseren historici nu het belang van machtsverhoudingen, demografische verschillen, economische ontwikkeling en de interne structuur en samenstelling van de verschillende religieuze groepen. Christenen in 9de-eeuws Córdoba namen de taal van de moslims over, het Arabisch, omdat dit de taal van de machthebbers was. Moslims en joden integreerden anders in christelijk Spanje na de reconquista, omdat beide groepen intern heel verschillend waren samengesteld. De islamitische elite was vertrokken naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Joodse intellectuelen en rijke handelslieden bleven in Spanje en kregen belangrijke posities aan christelijke hoven.

Opnieuw de liefde

De polemiek over de middeleeuwse Andalusischetolerantie zal voorlopig nog wel niet zijn uitgewoed. Integendeel, in het actuele debat over integratie, culturele tegenstellingen en botsende beschavingen is ook de convivenciadiscussie nieuw leven ingeblazen. Een debat dat resulteert in absolute uitspraken over tolerantie of intolerantie, is echter niet zo interessant. Over verdraagzaamheid, strijd, segregatie en culturele integratie is vooral iets in relatieve termen te zeggen. In vergelijking met christelijk Europa steekt al-Andalus positief af.

En hoe zat het nu met de interreligieuze liefde,de bakermat van culturele integratie? Her en der vinden we snippers informatie over de problemen van kinderen uit gemengde huwelijken en over huwelijken tussen islamitische koningszonen en christelijke koningsdochters, kleine aanwijzingen voor het bestaan van interreligieuze relaties. En dan hebben we uiteraard nog de makers van de sjerpgedichten. Zij maken ons in ieder geval één ding duidelijk: Andalusische dichters bedreven de interreligieuze liefde, al was het maar in hun gedachten.

Maaike van Berkel is als universitair docent verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In haar onderzoek concentreert zij zich op de ontwikkeling van bureaucratieën in het Midden-Oosten en islamitisch Spanje.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Geschiedenis Magazine
Jaargang: 2008
Nummer: 3
Uitgever: Virtúmedia





Verder lezen

- María Rosa Menocal, De gouden eeuwen van Andalusië (Amsterdam 2006)

- Chris Lowney, A vanished world: Medieval Spain’s golden age of enlightenment (New York 2005)

Meer weten

Tijdschriften: