Ruïnes in Jordanië

De Romeinen in Jordanië

Hoe hebben de Romeinen hun gigantische rijk zo lang bijeen weten te houden? Die vraag houdt historici al eeuwen lang bezig. Voor de situatie in West Europa is er in de afgelopen eeuw veel onderzoek gedaan. Heel anders ligt dat in het Midden-Oosten: ondanks het grote economische belang van deze contreien voor het Romeinse Rijk heerste er tot voor kort een enorm gebrek aan feitelijke kennis over de Romeinse aanwezigheid. Aan dat alles komt echter langzamerhand een einde; vooral in Jordanië is in de afgelopen decennia in dit opzicht veel bereikt.

Tekst: Joost Vermeulen

Foto's: René van der Putte

Al eeuwen lang worstelen historici met de vraag hoe het toch komt dat de Romeinen hun gigantische rijk zo lang bijeen wisten te houden. Hoe werkte de onderlinge communicatie en hoe is men in staat geweest om onder vaak zware omstandigheden grote troepenmachten snel over enorme afstanden te verplaatsen? Hoe was het leven aan de randen van het immense rijk? Wie bevolkten al die forten? Hoe werden ze bevoorraad? Wat betekende de aanwezigheid van het Romeinse leger voor een lokale economie? Voor de situatie in West Europa is er, in de afgelopen eeuw veel onderzoek gedaan. De meeste grensforten zijn gelokaliseerd, waar nodig opgegraven en soms gerestaureerd en in een enkel geval zelfs geheel gereconstrueerd. Het Romeinse wegennet, dat de basis vormde voor alle succes, is voor het grootste deel in kaart gebracht en ook de effecten van de langdurige Romeinse aanwezigheid op de lokale bevolking worden langzaam duidelijk.

Gebrek aan kennis

In het Midden-Oosten is dat heel anders gelopen. Dat gebied was vanaf de tweede eeuw voor Christus in toenemende mate onder de invloed van het Romeinse gezag gekomen en viel vanaf de eerste eeuw van onze jaartelling vrijwel integraal binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Deze contreien waren van groot economisch belang voor de Romeinen. Bovendien kwamen hier grote stedelijke agglomeraties tot stand en duurde hun overheersing veel langer – ter vergelijking: de Romeinse invloed in de zuidelijke Nederlanden was rond 450 vrijwel tot nul gereduceerd, terwijl in Syrië en Jordanië hun aanwezigheid (zowel direct als indirect) nog tot ver in de zesde eeuw voelbaar was. Ondanks dit gewicht van de Romeinse aanwezigheid in deze contreien heerste in het Midden-Oosten tot voor kort een enorm gebrek aan feitelijke kennis hierover. Een paar grote archeologische sites waren toegankelijk en min of meer beschreven – Petra, Jerash, Palmyra en in mindere mate Deura Europos en Bosra. Van de vele tientallen grensfortificaties, die volgens de klassieke bronnen in het huidige Syrië, Jordanië en Algerije moeten hebben gelegen, was echter slechts een handje vol goed gedocumenteerd. In nog sterkere mate gold dat voor de nietmilitaire architectuur. Het wegennet, dat alleen al in de provincie Syrië vele honderden kilometers moet hebben geteld, was tot voor kort ook nog nauwelijks in kaart gebracht. Maar niet alleen de archeologie vertoonde grote gaten, ook de officiële geschiedschrijving van de Romeinse aanwezigheid in deze streek was verre van helder. Zo is er onder historici nog steeds veel debat over de invloed die de Romeinen uitoefenden op de regering van koning Herodus en over diens gecompliceerde relatie met de Nabateese vorsten. En ook de vraag hoe precies de inlijving van dit laatste koninkrijk bij het Romeinse Rijk (wat volgens de bronnen in 106 n.Chr. plaatsvond) tot stand kwam is nog niet uitputtend beantwoord. Dit gebrek aan kennis werd voor een niet onaanzienlijk deel veroorzaakt doordat veel van de gegevens uit de Romeinse tijd letterlijk en figuurlijk slecht bereikbaar waren. Sites waren ontoegankelijk vanwege de gebrekkige infrastructuur of omdat ze zich bevonden op een door het leger gecontroleerd terrein (grote delen van Syrisch Koerdistan bijvoorbeeld vallen nog steeds onder het militair gezag, waardoor onderzoek vaak lastig en in een aantal gevallen onmogelijk is). En daar waar in het verleden wel werd opgegraven werden de resultaten dikwijls niet of slechts gedeeltelijk gepubliceerd en ook de opslag van vondsten liet op zijn zachts gezegd te wensen over. Een schreeuwend gebrek aan goed gekwalificeerd personeel om het onderzoek en beheer te kunnen uitvoeren maakte de situatie er niet beter op.

Bereikbaar

Aan dat alles komt echter langzamerhand een einde. Vooral in Jordanië is in de afgelopen decennia in dit opzicht veel bereikt. Veel Romeinse sites in de oostelijke woestijn en langs de King’s Highway zijn in de laatste vijf jaar onderzocht en gedocumenteerd. Een intensieve survey vanuit de lucht heeft grote delen van het militaire wegennet in kaart gebracht en de verbeterde infrastructuur heeft een aantal interessante Romeinse sites binnen het bereik van de geïnteresseerde reiziger gebracht. Sites als Qasr Bshir, Umm Jmel, Azraq zijn dankzij de aanleg van nieuwe asfaltwegen nu redelijk tot goed bereikbaar. Bovendien wordt door een groeiend aantal jonge en goed opgeleide archeologen gewerkt aan een verbeterd vondstregistratiesysteem en ook aan de juiste opslag van artefacten wordt sinds kort veel aandacht besteed. Zo krijgt het nieuwe nationale museum in Amman, dat hopelijk eind dit jaar haar deuren zal openen, voor het eerst depotruimtes waar gevoelig materiaal op de juiste manier kan worden opgeslagen. Vooral de enorme collectie Romeins glas zal daar zeer bij gebaat zijn. Deze unieke verzameling bevindt zich nu namelijk nog verdeeld over een groot aantal, slecht geoutilleerde en zelfs voor wetenschappelijk onderzoek ontoegankelijke ruimtes in centraal Amman.

[caption id="" align="alignnone" width="426" caption="Umm al-Jmall ingang tot het fort met barakken"][/caption]

Bedreigingen

Toch is er ook in Jordanië nog veel te winnen. Want wie een tour maakt langs de vele schitterende Romeinse sites moet constateren dat er op veel plaatsen nauwelijks tot geen bewaking is. Overal zijn de soms toch zeer kwetsbare restanten gewoon te beklimmen en op veel plekken zijn de muren en stenen ook al bedekt met de nodige graffiti. En een bezoek aan het belangrijkste en nog duidelijk aanwezige stuk van de Romeinse verbindingsweg, de Via Nova Traiana, laat zien dat dit heel belangrijk stukje Romeins erfgoed op veel plekken bedreigd wordt door oprukkende bebouwing en snelle uitbreiding van het landbouwareaal. En wie de moeite neemt om even van de gebaande asfaltweg af te dwalen en op zoek gaat naar sites als Qasr Asheikhin of Qasr Umm Ratam zal ontdekken dat de toegenomen belangstelling voor de Romeinse geschiedenis ook geldt voor lieden met minder goede bedoelingen. Grote gaten en recent en onzorgvuldig verplaatste stenen wijzen op de gevolgen van moderne schatgraverij.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Archeologie Magazine

Jaargang: 2007

Nummer: 5

Uitgever: Virtumedia

Meer weten

Tijdschriften: