Een brave fascist? - De vroege jaren van Anton Mussert
Van Anton Mussert, oprichter en leider van de Nationaal-Socialistische Beweging (nsb), bestaat een opvallend mild beeld. Historici schilderen hem vaak af als een typische Nederlandse kleinburger: naïef, onhandig, zonder echte leiderscapaciteiten. Wie zijn karakter bestudeert tijdens zijn vroege jaren, als beginnend ingenieur, krijgt echter een andere indruk. Opvallend zijn zijn felheid en ambitie.
Tessel Pollmann
Was Anton Adriaan Mussert weliswaar een fascist, maar dan toch een brave fascist? Dit beeld schetst Loe de Jong van hem in zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Mussert, schreef De Jong, was kinderlijk en onvolgroeid, onzeker van zichzelf, een man met weinig zelfkennis en mensenkennis, zonder leiderscapaciteiten, onstandvastig, niet echt overtuigd van zijn beginselen, zonder natuurlijk gezag, parmantig in zijn nsb-uniform dat om het wat gezette lijf spande, naïef, onhandig, en vluchtend in een gedroomde werkelijkheid.
[caption id="attachment_47763" align="alignnone" width="423" caption="Aankomst van Mussert op een bijeenkomst ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de NSB in 1941. (Bron: Geschiedenis Magazine)"][/caption]
Dit milde beeld wordt nog verder verzacht doordat hij sober en degelijk, met zin voor orde en regel en burgerfatsoen, niet sadistisch of fanatiek zou zijn. ‘In veel van zijn eigenschappen, in al zijn beperktheden, en in zijn betrekkelijke gematigdheid [was hij] een typisch Nederlandsche kleinburger’, besluit De Jong.
Musserts biograaf Jan Meyers (Mussert, een politiek leven, 1984, herdrukt in 2005) deed er een schepje bovenop: de leider was geen fascist, maar is ‘in de geest altijd een conservatieve liberaal gebleven.’ Een conservatieve liberaal! Een typische kleinburger! Is dat nu echt zo? Of maken we onszelf dat graag wijs, en ontkennen we daarmee dat Mussert de overtuigde leider was van een echte fascistische en nationaal- socialistische beweging? Zouden we, met andere woorden, graag zien dat de vijand altijd de Duitser was en nooit de Nederlander? En dat de nsb bestond uit sukkels en meelopers met Mussert als de redelijke en goedwillende leider? Het zou ons nationale ego strelen als het zo was. Maar was het zo?
Over Mussert is weinig diepgravend onderzoek gedaan. De kleine steekproef voor dit artikel uit diverse archieven uit vooral 1920 tot 1934 toont ons een intrigerender Mussert dan ons in de regel wordt gepresenteerd. Dat zou aanleiding kunnen zijn het bescheiden biografisch onderzoek dat alweer enkele decennia geleden is gedaan, aan te vullen.
[caption id="attachment_47765" align="alignnone" width="423" caption="De familie-Mussert tijdens een trouwerij midden jaren twintig. Staande links Anton Mussert, zittend links zijn tante Rie met wie hij in 1917 in het huwelijk was getreden.(Bron: Geschiedenis Magazine)"][/caption]
Zuiderzeewerken
Anton Adriaan Mussert werd op 24 juni 1894 in Werkendam geboren als zoon van een gereformeerde hoofdonderwijzer. Hij was intelligent, ging naar de Rijks-hbs en studeerde in Delft civiele techniek, en dat deed hij ‘werkelik prachtig’, zoals zijn leermeester zei. Hij diende ondertussen – het was 1914 en oorlog – als vrijwilliger bij de Landmacht, maar werd ziek. Tante Rie, de zuster van zijn moeder, verpleegde hem. Tante en neef werden vervolgens intiem en wilden trouwen. Vooral moeder Mussert was tegen het huwelijk van haar zuster met haar zoon. De wet verbood het ook en dus moest de koningin er dispensatie voor geven, want het paar zette door. Rie was achttien jaar ouder en werd kostwinner terwijl Anton afstudeerde. Onburgerlijker kon het niet, zeker toen.
[caption id="attachment_47766" align="alignnone" width="423" caption="Omslag van het in 1944 uitgegeven boek Mussert als ingenieur van ir. J. Homan van der Heide. Het boek, dat naar aanleiding van Musserts vijftigste verjaardag bij de nationaalsocialistische uitgeverij Nenasu verscheen, geeft een overzicht van Musserts successen als ingenieur. Rechts een voorbeeld van Musserts activiteit bij de Provinciale Waterstaat van Utrecht met als bijschrift: de Bloklaan voor (boven) en na de verbetering. (Bron: Geschiedenis Magazine)"][/caption]
Anton Mussert begon in 1918 zijn loopbaan bij Rijkswaterstaat, maar die betaalde slecht: 2500 gulden per jaar. Anton hield niet van armoe. De provincie Utrecht betaalde beter en in 1920 stapte Mussert over naar de Provinciale Waterstaat van Utrecht waar H.E. Ram hoofdingenieur was. Musserts eerste taak was het maken van sluizen en een gemaal in de Eem, die in de Zuiderzee uitmondde. Hiervoor lag een plan klaar dat Ram met zijn Gelderse collega gemaakt had. Drie jaar lang werkte Mussert aan de uitvoering. Ondertussen begon er vaart te komen in de Zuiderzeewerken. Als die klaar waren, zo meende men, zouden sluizen en gemaal in de Eem overbodig zijn. Het project ging in 1923 de la in. Mussert had er de pest over in, en dat vertaalde zich op merkwaardige wijze. Het project, zei hij in 1926 tot het College van Gedeputeerden, was een miljoenenverspilling en het was maar goed dat het niet doorgegaan was. Dit klonk als het zwart maken van Ram. En, vervolgde hij, hij zou dat al eerder gezegd hebben als Ram hem niet buiten alle belangrijke besprekingen had gehouden zodat hij pas heel laat overzicht kreeg over het project als geheel. Had Ram dat echt gedaan?
Ram maakte heel aannemelijk dat Mussert loog. Vanaf 1920 had Mussert het plan in zijn geheel gekend, zei Ram, en hij noemde de documenten waaruit dat bleek. En nooit had hij gezegd dat het verspild geld was.
Eigendunk
Mussert manipuleerde feiten. Dit blijkt heel duidelijk uit zijn bewering dat hij het rijk veel geld zou kunnen besparen met betrekking tot de Zuiderzeepolders. Net als anderen eerder al hadden gedaan, opperde hij dat de toekomstige Flevopolder en de Markerwaard (die er ten slotte niet zou komen ) één gebied zouden moeten worden. Voor de afwatering zou tussen de polders een smal (100 meter breed) kanaal op polderpeil gemaakt kunnen worden. En niet, zoals voorzien, een plas van anderhalve kilometer breed. Zo zou hij het rijk 41 000 000 gulden aan bedijking besparen. Dit schreef Mussert in 1921 in een artikel voor het vaktijdschrift De Ingenieur. Vijf jaar later zei Mussert dat met zijn plan zelfs nog meer bespaard zou worden dan hij eerst dacht! Dat zou de directeur-generaal van de Dienst der Zuiderzeewerken, H.E.A. Wortman, zelf gezegd hebben. Musserts biografen, onder wie zijn bewonderaar ingenieur J. Homan van der Heide (Mussert als ingenieur, Utrecht 1944) geloofden dat braaf.
Maar Wortman had in december 1922 iets heel anders gezegd, namelijk: ‘Van een kanaal op polderpeil volgens het denkbeeld-Mussert zal daarom wel moeten worden afgezien.’ Hij zei ook dat de Dienst der Zuiderzeewerken zelf een ander plan had gemaakt en dát leverde een besparing van 46 000 000 gulden op.
Intussen zette Mussert de eerste stap naar het fascisme. Het basisidee van het fascisme (en andere extreme ideologieën) was dat het bestaande politieke bestel in Europa tot in de kern verrot was. Alles moest anders. Het fascisme zou de nieuwe mens in de nieuwe wereld baren.
In 1922 deed Mussert een eerste aanval op de bestaande orde. Er was toen een publiek debat gaande over de waarde van het Latijn en Grieks op de middelbare school. Mensen die een klassieke opleiding hadden gevolgd, keken vaak neer op hbs’ers zoals Mussert; afgestudeerden uit Delft noemde men schertsend ‘fietsenmakers’. Maar die gymnasiaal geschoolde juristen, theologen, diplomaten en politici die zo uit de hoogte deden, deden maar weinig voor de gemeenschap, vond Mussert. Als ze alles zo goed wisten en de leiding namen in politiek en openbaar bestuur, waarom hadden ze de Eerste Wereldoorlog dan niet weten te voorkomen? Musserts betoog was, zoals alles wat hij schreef, lang en retorisch, maar niet dom en het paste in de tijd. In ditzelfde jaar 1922 kwam in Italië Mussolini aan de macht.
Een jaar later lanceerde Mussert, ambitieus als hij was, opnieuw een waterbouwkundig plan: een getijdencentrale in de Westerschelde! Hij noemde zijn plan ‘pioniersarbeid’, maar rond 1908 was er ook al een getijdencentrale bedacht voor de Westerschelde, door Max Bongaerts, en daar was over gepubliceerd. Zo erg gepionierd had Mussert dus ook weer niet.
Zijn eigendunk zat een goede verhouding met anderen op het werk danig in de weg. Mussert was een man die ‘nu eenmaal niet iemand boven zich kan velen en zal blijven trachten zijn chef opzij te drukken of voorbij te gaan’, zei zijn chef Ram in 1926 toen deze een conflict met Mussert had. Ram, een wat passieve man afkomstig uit de invloedrijke adel van de Utrechtse Heuvelrug, was Mussert vanaf 1923 gaan boycotten: hij gaf hem simpelweg geen werk. Mussert zocht naar andere bezigheden; hij maakte een kanalenplan voor het Gooi – niet zijn regio – en hij ging politieke actie voeren. In 1926 zei Ram dat Mussert beter op kon stappen. Dat was dom van Ram, want het was te verwachten dat Mussert dit niet over zijn kant zou laten gaan.
[caption id="attachment_47768" align="alignnone" width="423" caption="Diploma van Mussert waarop geschreven staat dat hij in 1918 ‘met lof’ examen heeft afgelegd als civiel-ingenieur. (Bron: Geschiedenis Magazine)"][/caption]
Mussert, de activist
Vanaf 1925 begon Mussert zich te ontwikkelen tot een vasthoudend en energiek activist, agitator en coördinator van het Nationaal Comité dat zich keerde tegen het Verdrag met België. Dit verdrag ging over het beheer van de Schelde en het nog te ontwerpen Moerdijkkanaal dat de Schelde met de Rijn zou verbinden. Het was voor Nederland geen voordelig verdrag, maar het was dan ook bedoeld om de politieke spanning met België wat te temperen.
Mussert was tegen dat verdrag, als waterstaatsman, maar ook als nationalist: hadden de Belgen niet aan het einde van de Eerste Wereldoorlog een deel van Nederland willen annexeren? Nou dan! Mussert ging reizen en lobbyen, spreken, ageren, protesteren en brochures schrijven, en in 1927 bereikte ‘zijn’ Nationaal Comité zijn doel: de Eerste Kamer verwierp het verdrag en minister van Buitenlandse Zaken H.A. van Karnebeek, indiener van het ontwerpplan, trad af. Mussert, steeds zelfbewuster, ‘bewees’ ermee hoe voos het bestaande bestel was.
Mussert wist nu hoe je iemand een kopje kleiner moest maken. Nadat Ram had gezegd dat hij wel kon opstappen, blies Mussert hoog van de toren in een nota van twintig vel gericht aan het College van Gedeputeerde Staten. Mussert opende zijn werkstuk met een presentatie van zichzelf: zijn studie had hij met lof afgerond, wat juist was. En in 1920, na anderhalf jaar bij de Rijkswaterstaat stond hij ‘hooger op de ranglijst dan de ingenieur, die nu in Utrecht arrondissementsingenieur is’, wat niet juist was. Mussert was in 1920 adjunct-ingenieur, en de arrondissementsingenieur op wie Mussert doelde, was H.B. Bakker, die in 1926 al zes jaar ingenieur tweede klasse bij Rijkswaterstaat was en tussen de 4000 en 5000 gulden per jaar verdiende.
Mussert beschreef zichzelf verder als een man met ‘temperament’ die veel van hoofdingenieur Ram had geslikt ‘omdat het mij duidelijk werd, dat de H.I. niet mij, maar zichzelve door deze handelwijze in moeilijkheden zou brengen’. Waarmee Mussert zei dat hij allang van plan was geweest Ram ten val te brengen. En dat deed hij knap: zijn nota ging geleidelijk over in een requisitoir waarin hij de wanprestaties van Ram opsomde. Daarna prees hij zichzelf aan als de man die alle problemen zou oplossen.
Het College van Gedeputeerde Staten had er niet van terug. Ram ook niet en ging met vervroegd pensioen. Mussert nam het werk op zijn schouders. Kijken we naar een foto uit die tijd, dan zien we een energieke, vasthoudende en zeer zelfbewuste Mussert. Maar geliefd was hij niet.
[caption id="attachment_47769" align="alignleft" width="166" caption="Verkiezingsaffiche van de NSB uit 1935 met Mussert voorgesteldals bezielende leider. De nationaal-socialisten behaaldedat jaar met 8 procent van de stemmen hun grootste verkiezingsresultaat. (Bron: Geschiedenis Magazine)"][/caption]
Tact als vereiste
In 1927 solliciteerde hij formeel naar de post van hoofdingenieur. Hij ging lobbyen bij de leden van Provinciale Staten die uiteindelijk beslisten. Ze hadden nooit zaken met hem hoeven doen en waren van hem onder de indruk. Ze kozen hem met 23 tegen 18 stemmen, hoewel de Commissaris der Koningin het afraadde. Deze zei dat Mussert weliswaar een bekwaam ingenieur was, ‘maar behalve bekwaamheid is voor eene behoorlijke vervulling van die betrekking tact een eerste vereischte. (…) Daarbij dient voorop te staan dat de hoofdingenieur niet zichzelf zoekt, maar steeds de belangen der provincie voor laat gaan. Of de heer Mussert die tact bezit, meent het College aan twijfel onderhevig te zijn.’
Wat nog nooit gebeurd was en wat nadien ook nooit meer zou gebeuren bij een benoeming was dat het advies van de Commissaris der Koningin in de wind werd geslagen. Men ziet: Mussert moest je niet onderschatten. Hij imponeerde mensen, maar nam ze – als ze hem beter leerden kennen – ook tegen zich in.
Als hoofdingenieur raakte Mussert in de volgende zeven jaren een aantal malen in conflict met collega’s en Gedeputeerde Staten. In 1931 richtte hij de nsb op en als leider hiervan liet hij zijn minachting voor het bestaande gezag goed blijken, ook op het werk. Hij passeerde collega’s, en wenste Gedeputeerde Staten alleen nog te adviseren als hij dat zelf nuttig vond. Hij zette ook nieuwe projecten op zonder Gedeputeerde Staten, zijn onmiddellijke baas, er zelfs over in te lichten. Het college wilde dan ook niet meer met hem spreken of schrijven. Het had Mussert op ontslag kunnen komen te staan. Hij schreef een excuusbrief.
In die jaren droeg hij ook een goed idee aan bij Rijkswaterstaat: het Amsterdam-Rijnkanaal zou heel goed zonder sluizen aangelegd kunnen worden. Dat was slim, en het idee werd overgenomen. De politiek in Nederland reageerde intussen op de nsb zoals het ook op andere extreme ideologieën reageerde: verkrampt. Ambtenaren die communist, anarchist of op een andere manier flink links waren, moesten kiezen tussen hun baan of hun politieke lidmaatschap. nsb’ers en andere rechtsen verging het vanaf 1934 net zo. Mussert was woedend: ‘Ik zal mijn ontslag (…) niet vragen. Ik laat mij dus noodgedwongen er uit trappen en zal gelijk Mussolini en Hitler mijn brood met schrijven gaan verdienen.’ Het was duidelijk wie Musserts voorbeelden waren.
In het nsb-weekblad Volk en Vaderland vergeleek Mussert zich met Alfred Dreyfus. Deze legendarische kapitein was, nota bene, een jood die in 1894 door de antisemitische Franse overheid als ‘spion’ ontmaskerd en naar het Duivelseiland verbannen werd. Later, na zijn rehabilitatie, gold hij als een held van standvastigheid. Zo zag Mussert zich dus. Het is bitter dat hij zich durfde te vergelijken met een man die zoveel geleden had en een jood was. In 1934, toen Mussert het antisemitisme nog niet als politiek correct had aanvaard, was de verwijzing naar Dreyfus vooral een blijk van zelfoverschatting. Mussert werd niet verbannen; wel werd hij eervol ontslagen. Maar hij kwam goed aan de kost en bezat samen met zijn rechterhand Kees van Geelkerken de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij (Nenasu), die alle nsb-drukwerk uitgaf en verkocht. Samen met Rie kon hij in het fraaie herenhuis in de Nassaustraat in Utrecht blijven wonen.
Aan het einde van de oorlog bezat Mussert behalve belastingschulden van zes ton vele aandelen, vijf woonhuizen, een grote inboedel en de nodige andere aardse goederen. Hij werd eigenaar van een grote drukkerij die hij op duistere wijze verwierf; het verhaal daarover is voortreffelijk verteld door Hans Vermeulen in zijn boek De Maasbode, de bewogen geschiedenis van ‘De beste courant van Nederland’. Het werpt een schril licht op Musserts reputatie van de man van het sobere, degelijke en wat benepen burgerfatsoen. Die reputatie verhindert ons te zien hoe zijn ontwikkeling van burgerman tot fascist samenhing met de vorming van zijn karakter van veelbelovend ingenieur tot beginnend politicus. De aankomende Leider der nsb was een man met een hoge dunk van zichzelf, die de waarheid naar zijn hand trachtte te zetten, opvliegend en tactloos was, en zich snel tekortgedaan voelde.
Hoe zij zich verder ontwikkelde is bekend. Hij collaboreerde in ernstige mate tijdens de bezetting, waarvoor hij in 1945 ter dood werd veroordeeld. Zijn politieke moraal leek nauwelijks grenzen te kennen. Wat betreft zijn persoonlijke moraal roept het dossier van zijn verbeurd verklaard vermogen geheel nieuwe vragen op. Hoe kwam het kostbare 170-delige antieke porseleinen servies afkomstig uit het huis van omgekomen joden, terecht in de boedel van zijn nicht, de moeder van zijn minnares? En waarom kocht hij van de bezetter een in beslag genomen huis van verdreven joden? Dat zijn zaken die niet passen in het beeld dat Nederland zich van Mussert gemaakt heeft en onderbelicht zijn gebleven.
Tessel Pollmann was docent en journalist en werkte bij het ministerie van Onderwijs. Zij promoveerde in 2006 op Van Waterstaat tot Wederopbouw, het leven van dr. ir. J.A. Ringers (1885-1965).
Dit artikel is afkomstig uit:
Titel: | Geschiedenis Magazine |
Jaargang: | 2008 |
Nummer: | 4 |
Uitgever: | Virtùmedia |
Verder lezen
• Jan Meyers, Mussert, een politiek leven (Soesterberg 2005)• A.A. de Jonge, Het nationaal-socialisme in Nederland, voorgeschiedenis, ontstaanen ontwikkeling (Den Haag 1979)• M.C. van den Toorn, Wij melden u den nieuwe tijd, een beschouwing van hetwoordgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten (Den Haag 1991)