Het beloofde land
De Pilgrims en de Amerikaanse nationale verbeelding
Zijn er buiten Nieuw Nederland nog andere Hollandse invloeden aan te wijzen in de vroege Amerikaanse geschiedenis? Men heeft wel een Hollandse voetafdruk gezien in de eerste kolonie in New England, die gesticht is door de Pilgrims. Voor zij in 1620 naar Amerika vertrokken, woonden zij lange tijd in Leiden.
Joke Kardux
De antropoloog Benedict Anderson heeft in zijn onderzoek naar de vorming van nationale identiteit aannemelijk gemaakt dat een natie vooral een verbeelde gemeenschap is. In zijn Imagined Communities (2006) laat hij zien dat de idee van wat de natie is en wil zijn, minstens zo bepalend is als landsgrenzen, politiek stelsel en rechtssysteem. Wie een volk zelf tot voorvaderen bestempelt, is dus misschien van groter belang dan wat werkelijk de bakermat was. In het Amerikaanse zelfbeeld spelen de Pilgrims een voorname rol. Deze Engelse calvinisten hoorden tot de vroegste immigranten in Amerika – ze stichtten in 1620 Plymouth Plantation in New England. Dit was de tweede permanente Engelse kolonie in Noord-Amerika. Hun geschiedenis heeft sindsdien tot de Amerikaanse verbeelding gesproken en een van de belangrijkste nationale feestdagen opgeleverd: Thanksgiving, de dag waarop Amerikanen familiebanden aanhalen en die herinnert aan het dankfeest van de Pilgrims bij hun eerste oogst in Amerika, najaar 1621.
Leids klimaat
De Pilgrims hoorden tot de radicale vleugel van de Engelse puriteinen die de Anglicaanse staatskerk te rooms vonden. Deze kerk was formeel wel protestants, maar hiërarchie en liturgie hadden nog veel katholieke kenmerken. De puriteinen wilden de staatskerk van binnenuit zuiveren (‘purify’) en Calvijns kerkorde en beginselen invoeren. Sommige puriteinen had weinig fiducie in het welslagen van zo’n hervorming en scheidden zich af. Om te ontkomen aan de hevige geloofsvervolging vluchtte een kleine groep van deze separatisten begin 17de eeuw naar de relatief tolerante Nederlanden. Dit is de groep die wij nu de Pilgrims noemen. In 1609, nu precies 400 jaar geleden, kwamen zij aan in Leiden, dat toen mede dankzij de in 1575 gestichte universiteit een calvinistisch bolwerk was. De godsdienstvrijheid en de textielnijverheid hadden al meer geloofsmigranten naar de stad gelokt.
Het Leidse klimaat bleek gunstig. De Pilgrims groeiden in de elf jaar dat ze in Leiden zaten tot zo’n 400 mensen en sommigen waren in economisch en sociaal opzicht redelijk succesvol. Verscheidenen kregen het poorterschap van de stad, een privilege dat de meeste autochtone ingezetenen in die tijd niet eens ten deel viel. De integratie slaagde, maar dit had een prijs. Het gevoel een aparte, Engelse geloofsgemeenschap te zijn, stond onder druk. De jongere generatie vernederlandste en dreigde vervreemd te raken van geloof en cultuur van de ouders. Ook het besef dat het Twaalfjarig Bestand in 1621 ten einde liep, maakte onrustig. Bovendien had ouderling William Brewster zich in de nesten gewerkt door in Leiden een drukpers op te richten waarmee hij dissidente religieuze pamfletten afdrukte en naar Engeland smokkelde. Toen de Engelse autoriteiten hem in 1619 op het spoor kwamen, was dat het sein voor vertrek uit de Republiek.
Terugkeer naar Engeland was uitgesloten; het politieke klimaat was nog steeds vijandig. Emigreren naar Virginia, waar in 1607 de eerste Engelse kolonie, Jamestown, was gevestigd, leek een veelbelovend alternatief. Nadat zij, in strijd met de waarheid, de autoriteiten verzekerd hadden dat zij zich in Amerika zouden conformeren aan de anglicaanse geloofsleer, gaf de koning zijn fiat.
Pelgrimsreis naar het hiernamaals
Terwijl de Pilgrims in onderhandeling waren met de Virginia Company werden zij in 1619 benaderd door de Van Tweenhuijsen Compagnie, die deel uitmaakte van de Nieuw Nederland Compagnie. Deze handelscompagnie wilde haar alleenrecht op handel in het door Henry Hudson ontdekte gebied veiligstellen door middel van kolonisatie. In ruil voor een gratis overtocht en vee stelden de bewindvoerders voor dat de Pilgrims zich zouden vestigen in een gebied aan de rivier de Hudson dat later onderdeel werd van de kolonie Nieuw Nederland. Als de Pilgrims waren ingegaan op dit Hollandse aanbod, zou de geschiedenis van Nieuw Nederland wellicht een heel andere wending genomen hebben. Zij wezen het echter af en gingen in zee met een consortium van Engelse investeerders en kooplieden. Op 22 juli 1620 vertrokken de eerste vijftig Leidse Pilgrims uit Delfshaven naar Zuid-Engeland, en vandaar met de Mayflower naar Amerika, aangevuld met 50 andere Engelsen, die gerekruteerd waren om de onderneming rendabel te maken. Deze extra groep werd door de Leidse Pilgrim en latere geschiedschrijver en gouverneur William Bradford ‘strangers’ genoemd. Dat deze landverhuizers de geschiedenis zijn ingegaan als ‘Pilgrims’, gaat terug op de woorden van Bradford. Hoe droevig het ook was dat zij hun geestelijk leider en de rest van de gemeenschap in Leiden moesten achterlaten, zo schreef hij in zijn Of Plymouth Plantation, er waren belangrijker dingen. Hun leven was immers een pelgrimsreis naar het hiernamaals: ‘zij wisten dat ze pelgrims waren, en stonden niet lang stil bij [dit verdriet] maar sloegen hun ogen op naar de hemel, hun thuis, en brachten hun gemoed tot rust.’
Op 6 september 1620 zeilde de Mayflower weg van Engeland, en twee maanden later bereikte het schip het schiereiland Cape Cod. Dit was veel noordelijker dan bedoeld, maar de Pilgrims stichtten aan de overkant van de baai toch Plymouth Plantation. De helft van de kolonisten stierf die eerste, strenge winter aan ziekte en ontbering. De overlevenden kregen in later jaren later versterking van zeker nog 125 Pilgrims uit Leiden, maar Plymouth bleef een dunbevolkte kolonie. In 1691 ging ze op in de aanzienlijk grotere Massachusetts Bay Colony, die in 1630 in het aangrenzende kustgebied gesticht was.
Mayflower Compact
De Pilgrims zijn belangrijk geweest voor de ontwikkeling van het nationale zelfbewustzijn in Amerika. Het feit dat zij hun moederland ontvlucht waren om in vrijheid hun geloof te belijden, kreeg na de onafhankelijkheidsoorlog met Engeland (1776-1783) nieuwe betekenis. Patriottische geschiedschrijvers zagen hierin een voorafschaduwing van de vrijheidsliefde die in hun ogen aan de basis stond van de stichting van de Amerikaanse republiek. Vandaar ook de nu in onbruik geraakte term Pilgrim Fathers, die voor het eerst in 1799 gebruikt werd. Zoals de Founding Fathers aan de wieg van de politieke onafhankelijkheid stonden, belichaamden in deze ideologische telescoopvisie de Pilgrim ‘Fathers’ de typisch Amerikaanse vrijheidsdrang.
Ook wordt Plymouth Plantation vaak afgeschilderd als de bakermat van de Amerikaanse democratie. De gebeurtenis die in dit verband het meest tot de nationale verbeelding spreekt, is het sluiten van het Mayflower Compact. Vlak voor ze aan land gingen, sloten alle 41 economisch onafhankelijke mannen en vier van de achttien ondergeschikten aan boord van de Mayflower een verbond met elkaar om een nieuwe kolonie te stichten ter meerdere eer en glorie van God, koning en vaderland. Dit Compact was vooral pragmatisch van aard. Hiermee probeerden de Pilgrims zich in te dekken tegenover de Virginia Company. Die had de Pilgrims toestemming gegeven voor het stichten van een kolonie in Virginia, niet in het noordelijker gelegen New England. Bovendien voorkwam het Compact dat de ‘strangers’ aan boord zich aan het gezag van de Pilgrimleiders zouden onttrekken.
Dat vrijwel alle volwassen mannen het verbond tekenden en uit hun midden de eerste gouverneur van de kolonie kozen – een praktijk die ook later in het bestuur van de kolonie werd doorgevoerd – was opmerkelijk. Deze tamelijk vooruitstrevende vorm van volksvertegenwoordiging, die voortvloeide uit de relatief horizontale, calvinistische kerkstructuur van de Pilgrims, is in later tijden gemythologiseerd als prototype van het Amerikaanse gelijkheidsbeginsel.
De Nederlandse schrijfster Henriëtte Kuyper ziet in het Compact een direct verband met het Leidse verblijf van de Pilgrims. Hier waren zij in aanraking gekomen met ‘de voor dien tijd allermodernste, Nederlandsche vrijheidsbegrippen’, en die brachten ze vervolgens in Amerika in de praktijk. De dochter van Abraham Kuyper schreef dit trots in haar Hendrick Hudson in Hollands dienst, dat in 1909 uitkwam ter gelegenheid van de toenmalige Hudsonherdenking. Gewetensvrijheid en gelijkheid voor God ontleenden de Pilgrims echter aan de calvinistische geloofsleer die zij met de Nederlandse protestanten deelden. Van rechtstreekse Nederlandse invloed kan men hier beslist niet spreken. Wat de Pilgrims wél uit Leiden overgenomen hebben, zo schrijft Bradford in zijn kroniek, is het burgerlijk huwelijk. Deze praktijk legde de basis voor de scheiding tussen staat en kerk die kenmerkend is voor het politieke systeem van de Verenigde Staten.
Gidsland
Het calvinisme was de inspiratiebron van een ander belangrijk aspect van het Amerikaanse nationale zelfbeeld. Het heeft geleid tot de politieke retoriek die van Amerika een gidsland maakt. Deze retoriek heeft haar wortels niet in Plymouth Plantation maar gaat terug op de opvattingen van de verwante puriteinen die in 1630 Massachusetts Bay Colony stichtten. Deze (niet-separatistische) puriteinen waren net als de Pilgrims geloofsvluchtelingen. Ze hadden er destijds voor gekozen binnen de anglicaanse kerk te blijven, maar na het aantreden van Karel I in Engeland werd ook hun positie precair. Koning Karel was verwikkeld in een machtsstrijd met het parlement, waarin de puriteinse factie veel invloed had. Toen Karel het parlement in 1629 ontbond, vluchtten veel puriteinen naar Amerika.
Als aanhangers van de calvinistische leer van erfzonde, uitverkiezing en predestinatie geloofden alle puriteinen door God uitverkoren te zijn, een tweede volk Israëls op weg naar het beloofde land, wegbereiders voor de wederkomst van Christus. De nederige Pilgrims zagen hun kolonie als niet meer dan een schakel in dat grote werk, maar de puriteinen van de buurkolonie Massachusetts beleden dit besef van de ‘errand into the wilderness’ veel fanatieker. Op weg naar Amerika in 1630 hield leider John Winthrop, die de eerste gouverneur van Massachusetts Bay Colony zou worden, zijn gehoor van puriteinse kolonisten vermanend voor dat de nieuwe kolonie een model van christelijke naastenliefde moest worden: ‘For we must consider that we shall be as a city upon a hill. The eyes of all people are upon us...’
John Winthrops uitspraak over een speciale missie die in Amerika vervuld wordt, leende zich uitstekend voor nationalistische doeleinden. Generaties Amerikaanse politici na hem hebben zijn uitspraak voor eigen doeleinden ingezet en hun projecten te pas en te onpas als ‘city upon a hill’ aangeprezen. Voor het gemak maken ze daarbij geen onderscheid tussen de Pilgrims en de puriteinen van de Massachusetts Bay Colony. Dit is historisch onjuist, al hadden de twee groepen kolonisten door hun calvinistische achtergrond veel gemeen.
De Pilgrims hebben een belangrijke rol gespeeld bij de manier waarop Amerikanen hun nationale gevoelens en identiteit gestalte hebben gegeven. Ook hebben zij een stempel gedrukt op de Amerikaanse cultuur. De introspectieve, contemplatieve en antimaterialistische kant van hun calvinistische geloof vormde de basis van een spirituele en intellectuele traditie in de Amerikaanse cultuur. In het werk van grote Amerikaanse denkers en schrijvers zijn de sporen te vinden van het radicale non-conformisme dat de Pilgrims naar Amerika dreef en herkent men het voortdurende innerlijke zoeken dat kenmerkend was voor hun geloofsbeleving. Veel Nederlands is daar niet bij.
Joke Kardux doceert amerikanistiek aan de Universiteit Leiden.