Jan Pietersz. Coen: Iets groots verrichten
Jan Pietersz. Coen (1587-1629) was een van de belangrijkste grondleggers van het Nederlandse koloniale rijk in de Indische archipel.
Menno Postma
Coen begon zijn carrière bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (voc) in 1607 als onderkoopman. Hij klom op tot opperkoopman en boekhoudergeneraal om vervolgens van 1618 tot 1623 en van 1624 tot 1627 gouverneur- generaal van de voc te zijn.
In deze functie liet Coen zich als een harde, soms meedogenloze man kennen. De Banda-eilanden liet hij platbranden omdat zij zaken deden met de Engelsen. Volgens zijn biografe Annie Romein-Verschoor had hij de ‘cynische moed om openlijk te erkennen, dat ook het betrekkelijk kleine onrechtmatige gewin, dat de Hollandse kooplui nastreefden, zich alleen door grof geweld liet veroveren en bevestigen.’ Bij het bestuur van de VOC pleitte hij voor een versterkt netwerk van steunpunten in Azië. ‘Ende dispereert niet (…), daer can in Indiën wat groots verricht worden’, waren zijn beroemde woorden.
Behalve koopman, bestuurder en militair was hij ook een streng calvinist die zich door God geroepen voelde een leidende rol in Oost-Indië te spelen. Het door hem in 1619 veroverde Jakatra wilde hij ombouwen tot Nieuw-Hoorn, een stad met grachten zoals hij kende van zijn geboorteplaats Hoorn. Zijn voorstel redde het echter niet: de grachten werden gegraven, maar de stad zelf werd omgedoopt tot Batavia.
Dit artikel is fkomsig uit Spiegel Historiael, jaargang 2005, nummer 1.