Geen afbeelding beschikbaar

Met de caleidoscoop op Europa

Voor- en nadelen van een impressionistische geschiedschrijving

Het gebeurt niet vaak dat een auteur een bijna complete geschiedenis van Europa durft te schrijven. De Noorse schrijver Karsten Alnaes geeft met zijn overzichtswerk een levendig portret van het continent, op een manier die momenteel sterk van zich doet spreken: narratief, inlevend en met veel aandacht voor het alledaagse leven. Er is ook een schaduwzijde: samenhang en synthese ontbreken en de tijd als ordenend beginsel lijkt opgeheven.

H.W. von der Dunk

[caption id="attachment_51093" align="alignright" width="221"]De Sagrada Família, ontworpen door de Spaanse architect Antoni Gaudí (1852-1926), is een in organische stijl gebouwde kathedraal De Sagrada Família, ontworpen door de Spaanse architect Antoni Gaudí (1852-1926), is een in organische stijl gebouwde kathedraal[/caption]

De geschiedenis van Europa bestaat uit drie dikke delen, elk tussen de 700 en 800 bladzijden. Deel 1 omspant drie eeuwen (1300-1600), deel 2 twee (1600-1800), deel 3 één eeuw (1800-1900): een demonstratie hoe het verleden altijd in belang en omvang toeneemt al naar gelang het dichter bijkomt. Auteur van dit kolossale werk dat in een goede Nederlandse vertaling is uitgekomen, is de meermaals bekroonde Noorse schrijver Karsten Alnaes (1938), internationaal bekend door een aantal romans. Dat hij zich gezet heeft tot deze historiografische mammoetonderneming, die met gemak een half leven zou kunnen vullen, is wellicht symptomatisch voor de toestand waarin de geschiedschrijving zich vandaag bevindt. De grote verhalen – in de zin van omvattende concepties en faseringen van het historische proces zoals hegelianisme, marxisme, klassiek positivisme, Spengler, Sorokin, Toynbee – mogen dan volgens een veel aangehaalde postmodernistische leuze hebben afgedaan, geschiedenis-als-verhaal beleeft momenteel een ongekende bloei en krijgt een aandacht als bijna nooit tevoren. Het is een gemeenplaats dat professionalisering en specialistisch analytisch onderzoek, soms onder de microscoop, de kloof tussen vakhistorici en publiek alsmaar hebben verbreed. Niet in de laatste plaats heeft ook het ontbreken van een algemeen metahistorisch uitgangspunt hiertoe bijgedragen. Daar hangt dat verdwijnen van de grote panorama’s mee samen. Met het voorspelbare gevolg dat samen met het hybride slag van de bemiddelende historicus-popularisator ook schrijvers het territorium in bezit nemen en succesvol de markt veroveren. Zij roepen het verleden in vlees en bloed op zonder de ballast van vakterminologie of vraagstellingen die naar academische incest ruiken. Of het contraoffensief van de vakhistoricus om het verloren terrein terug te winnen door de (van de Fransman Pièrre Nora afgekeken) aantrekkelijke aankleding van het verleden als tastbare ‘plaatsen van herinnering’ succesvol is, moet worden afgewacht. Vooralsnog gaat het de kant op van de zoveelste bundeling van deskundige bijdragen. Toch zal geen vakhistoricus zich vandaag nog gauw wagen aan een onderneming als deze die liefst zes eeuwen omvat, sociale, culturele, economische, politieke geschiedenis in brede zin, of het moest een titaan zijn, een Max Weber met de pen van een Michelet of Burckhardt. Bij een beoordeling dienen we daarmee uiteraard rekening te houden. Het is vrijwel onvermijdelijk dat het niveau daarbij ook zeer wisselend is.

[caption id="attachment_51096" align="alignleft" width="301"]Inwoners van Doornik begraven de slachtoffers van de pestepidemie van 1349 Inwoners van Doornik begraven de slachtoffers van de pestepidemie van 1349[/caption]

Getuigenissen uit de tijd

Om met de zonzijde te beginnen: Alnaes is vooral verteller en hij kan boeiend vertellen. Daarvoor heeft hij zich grondig in de vakliteratuur ingewerkt, zoals de instructieve verantwoording van zijn bronnen laat zien. Hij laat de betreffende deskundigen zelf trouwens herhaaldelijk aan het woord of vat hun bevindingen samen. De methode op zichzelf verraadt ook de schrijver: het uitgangspunt zijn gewoonlijk speciale gebeurtenissen of individuele lotgevallen en die verhalen fungeren een beetje als vensters die licht moeten werpen op een hele epoque, een land of thema. De zichtbare mensen staan in het focus. Zo krijgen we ook een aantal minibiografieën van grootheden, waar dan meteen een stukje geschiedenis door- of omheen gevlochten wordt. Alnaes’ voorkeur gaat daarbij duidelijk uit naar de kunstenaars en de mannen van de geest en met name bij de schilders is hij in zijn element met soms treffende interpretaties. In dit verband verdienen de illustraties speciale vermelding. Zij behoren tot het beste in de uitgave, zowel wat de veelal originele want minder bekende voorbeelden en de toelichting als de kwaliteit van de reproducties aangaat. Aardig juist voor de Nederlandse lezer is voorts de Scandinavische gezichtshoek waarbij vanzelf voor ons minder bekende namen en zaken eens aan bod komen. Dat vertrekpunt van punctuele momenten of personen wordt dan afgewisseld door meer algemene brede beschrijvingen van de sociale en culturele toestanden. Soms blijft dat wel bij excerpten uit de vakliteratuur, maar de lezer wordt niet verveeld met abstracte begrippen of kleurloze algemeenheden. Ofschoon de auteur een aantal van de grootste coryfeeën er nadrukkelijk individueel uitlicht, sluit hij aan bij het vandaag dominante sociale perspectief op de gewone man of vrouw. Het zijn hun levensomstandigheden, voeding, hygiëne, ziektes, seksualiteit, arbeid en opvoeding die hij ons wil laten zien, en het passeert allemaal de revue vaak aan de hand van ingelaste getuigenissen uit die tijd zelf die dan een zeer aanschouwelijk beeld geven. In de keuze van materiaal en bronnen heeft de auteur doorgaans een gelukkige hand.

[caption id="attachment_51092" align="alignright" width="282"]De Italiaanse ontdekkingsreiziger in Spaanse en Portugese dienst, Amerigo Vespucci, werd de naamgever van een nieuw continent dat Europa op verbazingwekkend snelle wijze in bezit nam De Italiaanse ontdekkingsreiziger in Spaanse en Portugese dienst, Amerigo Vespucci, werd de naamgever van een nieuw continent dat Europa op verbazingwekkend snelle wijze in bezit nam[/caption]

Kenmerkend voor de huidige uit de reportage afkomstige techniek is het vertrekpunt vanuit de persoonlijke standplaats. Zo stelt Alnaes de kardinale vraag wat Europa is op grond van een eigen ervaring, een bezoek aan de Sagrada Família, de befaamde kathedraal van Gaudí in Barcelona, dat permanente trefpunt van toeristen uit alle landen en een bouwwerk waarvan het plan telkens veranderde en niet af is. Dat wordt dan een symbool voor Europa. Het begrip, zo lezen we vervolgens, kreeg pas echt zeggingskracht in de loop van de 15de eeuw om het contrast tegen de oprukkende Turken en de islam duidelijk te maken. De auteur laat het verder bij enkele namen die Europa als gemeenschappelijke erfenis van Grieks humanisme, Romeins recht en christelijk universalisme hebben gedefinieerd, zonder dat die kwestie nog verder aan bod komt. De enorme stofmassa is tussen drie maal twee kartonnen deksels gevangen gewoon omdat het allemaal op een territorium plaats vond dat we Europa noemen. De schrijver komt dan in zijn element bij de indringende behandeling van de epidemieën, de nood en angsten, die het korte leven van de mensen in de late Middeleeuwen en vroegmoderne tijd overschaduwden. Niet minder bij de beschrijving, met kostelijke voorbeelden over huwelijksgebruiken en huwelijksmoraal, opvoedingsmethodes en medische praktijken, waarbij hij zich echter speciaal op de Franse verhoudingen richt. Nederland komt als het wonder van de Gouden Eeuw aan de beurt en behalve de voor de hand liggende aandacht voor de grote culturele centra als Frankrijk, Duitsland, Italië en Engeland besteedt Alnaes in de delen 2 en 3 ook veel ruimte aan het Oosten, Rusland, Polen, Griekenland en Finland die in de West-Europese historiografie en zeker bij ons vaak meer als zwak belichte randgebieden verschijnen of ontbreken. Het is een rijk gevarieerde boeiende geschiedenis die hij daarbij doorlopend voor ons neerzet.

Voorgrond zonder dieptewerking

Daarmee kom ik bij een schaduwzijde: het vrij gratuit aandoende impressionisme waarmee de auteur door het verleden van Europa vlindert, een beetje zoals God het geeft. Een grotere lijn, een poging tot synthese, waarbij iets duidelijk zou worden van wat Europa onderscheidt van andere delen van de wereld, is niet te zien. Op zichzelf is er geen reden om bij deze benadering te stoppen bij de Oeral of de Bosperus. In een kort slothoofdstuk wordt geconstateerd dat Europa in de 19de eeuw de onbetwiste leiding in de wereld kreeg op alle gebied dankzij een geweldige voorsprong in techniek en wetenschap en grote lappen van het aardoppervlak onderwierp. Daaruit resulteerde dan het Europese superioriteitsbewustzijn en zendingsbesef, maar het blijft bij een opsomming van overbekende zaken. Misschien moeten we de schrijver ten goede houden dat zo’n afsluitende synthese pas in het laatste deel komt dat door de uitgever is aangekondigd. Er is echter niets dat daarop preludeert. Alnaes schildert voorgrond zonder dieptewerking. Hij stelt geen vragen naar het hoe en waarom. De ondertitels van de drie delen – Ontwaken, Bezetenheid, Rebellie – suggereren weliswaar een zekere eenheid van ontwikkeling, maar die komt nergens uit de verf en ze kunnen ook moeiteloos onderling verwisseld worden. Vooral ‘ontwaken’ en ‘rebellie’ waren er doorlopend, zij het niet overal tegelijk en op dezelfde plaats. Natuurlijk zijn onze bekende begrippen als Renaissance, Reformatie, Verlichting en Romantiek typeringen die door het nageslacht zijn aangebracht en ook pas konden worden aangebracht. Uiteraard zijn het constructies. Het is zeker goed te laten zien dat de tijdgenoten daar helemaal niets mee kon beginnen en tijdens Renaissance of Reformatie niet wisten dat ze tijdens Renaissance en Reformatie leefden.

[caption id="attachment_51098" align="alignleft" width="362"]Schilderij van Jacques Louis David. De eed in de kaatsbaan - op 20 juni 1789 zwoer de Nationale Vergadering niet uit elkaar te gaan zolang er geen grondwet was opgesteld Schilderij van Jacques Louis David. De eed in de kaatsbaan - op 20 juni 1789 zwoer de Nationale Vergadering niet uit elkaar te gaan zolang er geen grondwet was opgesteld[/caption]

Dit neemt allemaal niet weg dat die typeringen wezenlijke culturele verschuivingen zichtbaar maken, maar bovenal dat ze nu net datgene aangeven waardoor een groot deel van Europa zich onderscheidt: ‘een groot deel’, want daar was die cultureel-religieuze grens die tussen de Balkanlanden en Rusland en de rest lag, omdat zij nu juist geen Renaissance, Reformatie en Verlichting kenden. En voor de Balkan kwamen daar de eeuwen van Turkse heerschappij bij. Deze fundamentele verschillen, die tussen haakjes ook vandaag nog of weer een intrigerende betekenis hebben en die nu juist het idee en begrip ‘Europa’ inhoud geven maar tevens de problematiek van zijn eenheid onderstrepen, zijn hier volledig ondergesneeuwd door een speurtocht die kris en kras door diverse Europese landen voert waarbij nu eens het ene land kleurrijk en uitgebreid oplicht en in een andere eeuw weer het andere. Hetzelfde geldt voor de personen. Daarbij is de chronologie verwarrend. Wie niet beter weet, kan denken dat Karel II n Engeland eerder regeerde dan Jacobus I en Mozart en Haydn verschijnen vóór Bach en Telemann. Het leidt soms ook tot merkwaardige verwringingen, wanneer de politiek van Jan de Witt een voetnoot bij het leven van Spinoza lijkt of Frederik de Grote, Schiller, Goethe en Winkelmann als intermezzo bij de behandeling van Kant opduiken en de Engelse cultuur in de 18de eeuw plus belangrijke namen binnen het verhaal over Samuel Johnson aan de orde komt. De lezer vraagt zich herhaaldelijk af waarmee we nu precies bezig zijn. Van Kant trouwens krijgen we te lezen hoe hij zich precies kleedde en dat hij mager en scheef was terwijl we van zijn filosofie een vreemde indruk krijgen.

Prachtig is de gedetailleerde beschrijving van de slag bij Waterloo en niet minder van de affaire-Dreyfus, diverse onderhoofdstukken. Maar een beeld van Napoleon en zijn hele rol en tijdperk ontbreekt en in plaats van de uitvoerige genealogie van de familie-Dreyfus zou iets meer informatie over de joden in Europa geen slechte ruil zijn. Het antisemitisme als zodanig komt later ter sprake en uitsluitend in verband met het Duitse keizerrijk. Sommige grootheden verschijnen niet of vreemd verknipt op diverse plaatsen en enkele tweederangs figuren worden uitvoerig behandeld alsof de wereld om hen draaide. Gelukkig ontbreekt Rousseau alleen in het register en nog niet helemaal in het boek.

[caption id="attachment_51097" align="alignright" width="187"]Met ‘Het aardappelmeisje’ geeft de Finse schilder Hugo Simberg (1873-1917) een ontroerend portret van de armoede op het Finse platteland. Met ‘Het aardappelmeisje’ geeft de Finse schilder Hugo Simberg (1873-1917) een ontroerend portret van de armoede op het Finse platteland.[/caption]

Het verleden als fotoalbum

Hier wreekt zich de vrijblijvend impressionistische aanpak en dat heeft ook te maken met de zwakste kant van het werk: de staatkundig-politieke geschiedenis die juist voor een zeker geraamte als achtergrond zou kunnen zorgen. Dat Alnaes voor de historicus weinig nieuws brengt kan men hem niet kwalijk nemen. Evenmin als fouten of aanvechtbare beweringen in zo’n volumineus werk, al brengt de verwisseling van Oostenrijk met het Heilige Roomse Rijk dan wel nonsens mee als dat Hannover of Keulen tot de Habsburgse monarchie behoorden. Bij de sociale en culturele aspecten wordt dat opgewogen door de vaak minder bekende informatie en sprekende voorbeelden. Zodra we echter op het oude klassieke gebied komen dat allereerst met het woord ‘geschiedenis’ werd geassocieerd, vóór de grote doorbraak van de sociale en culturele benadering, zakt het werk af naar het peil van een simplistisch schoolboek. En dat roept de vraag op welk beeld van de Europese geschiedenis de lezer krijgt die voor het eerst of uitsluitend met een werk in aanraking komt waarin het korset van de staatkundige politieke ontwikkelingen ontbreekt of onherkenbaar verknipt is. Dat het bestaan in vroeger eeuwen bij Alnaes soms prachtig tot leven komt en de aardige portretten van tal van figuren vooral in kunsten en wetenschappen, maakt die vraag eerder klemmender dan wanneer het om een onbenullig boek zou gaan. Het betreft namelijk een veel algemener vraagstuk en bij de afbraak van historische kennis in het onderwijs en de wijd verbreide ignorantie tot in hoogste kringen toe is dat allerminst een academische kwestie. Het verleden wordt in deze nieuwe benadering een caleidoscopisch geheel en het lijkt op een groot fotoalbum. De tijd als een wezenlijk element van alle gebeuren waardoor samenhangen, oorzaken en gevolgen en daarmee de krachten, acties en reacties van mensen pas begrijpelijk kunnen worden, lekt weg. Die verschuiving kan voor de toekomst verstrekkende consequenties hebben. Wie eerder was, Hitler of Napoleon, wordt dan onbelangrijk, zoals nu al veel jongeren het niet weten. Het verleden verliest elke dieptedimensie als samenhangend proces. Met het genoemde verdwijnen van de grote concepties die een soort gedetermineerde evolutie van de geschiedenis vooropstelden, wordt ze weer veel meer een grabbelton. Daarvoor heeft het postmodernisme een theoretische legitimatie verschaft met zijn fixatie op de teksten, op het narratieve element in alle historische kennis en daarmee ook op de subjectieve gezichtshoek. Daarmee werden de genoemde omvattende verhalen onbruikbaar want hun pretentie om een objectief proces te onthullen bleek bedrieglijk. Ze onthulden alleen het verhaal van de heer X. Dat inzicht is bevrijdend. De onvermijdelijke veroudering van al die teleologische (dus op een einde, telos, betrokken) benaderingen, de beklemtoning van het toeval in de postmodernistische filosofie maakt echter van de weeromstuit de baan vrij voor een geschiedschrijving waarbij dan ook het chronologische verloop geen grote verklaringswaarde meer heeft. In de democratische maatschappij gaat geschiedenis over iedereen en daarmee is ze voor iedereen. Maar het zijn onveranderlijk de politieke en staatkundige machten die allereerst het bestaan van de enkeling beheersen. Dat te negeren zou een grote illusie zijn.

H.W. von der Dunk

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel: Geschiedenis Magazine
Jaargang: 2007
Nummer: 1
Uitgever: Virtúmedia

Meer weten

Tijdschriften: