Theater van Pompeius

Romeins vermaak

Entertainment als propagandamiddel in de Romeinse Oudheid

Dat Rome één van de meest invloedrijke steden, zo niet dé meest invloedrijke, in de geschiedenis van Europa is geweest, staat vast. Je zou dan ook verwachten dat Rome altijd al de status die bij zijn macht hoorde, zou hebben uitgestraald. Niets is echter minder waar. Pas aan het einde van de 1e eeuw v. Chr. werd er in Rome begonnen met de bouw van permanente entertainmentgebouwen, terwijl er in steden rondom Rome allang een (amfi-)theater stond. Wat is de reden dat Rome zo lang geen entertainmentgebouwen had?

David van Alten

De sleutel tot een verklaring van dit opvallende verschijnsel kan in de politieke en sociale ontwikkelingen in het Romeinse Rijk worden gevonden. Met name de machtsstrijd tussen vooraanstaande individuen tijdens de overgangsperiode van de Late Republiek naar de Vroege Keizertijd (eind eerste eeuw v. Chr.) was cruciaal voor het verschijnen van fraaie entertainmentgebouwen van permanent materiaal in Rome. Hoe verliep de ontwikkeling van deze gebouwen in Rome precies en in hoeverre werden deze bouwwerken ingezet als propaganda?

Oorsprong van Romeins entertainment

Romeins volksvermaak heeft een eeuwenlange ontwikkeling doorgemaakt. Volgens de Romeinen zelf maakten de paardenrennen al onderdeel uit van de vroegste ontstaansgeschiedenis van Rome (de mythische Koningstijd van 753-509 v. Chr.) waarin de stad volgens de Romeinse traditie in 753 v. Chr. gesticht zou zijn door Romulus. In één van de Romeinse legendes zouden de wagenrennen voor het eerst gehouden zijn tijdens de triomftocht van koning Tarquinius Priscus (616-579 v. Chr.)[1] Op basis van archeologisch materiaal lijken de eerste paardenraces zich inderdaad vanaf de zesde eeuw v. Chr. te hebben ontwikkeld.[2] In deze periode waren de wagenrennen voornamelijk religieus van aard in de vorm van jaarlijkse spelen voor de Goden. Het is gevaarlijk om religie van politiek te scheiden, omdat de Romeinen dat simpelweg niet deden. Er was geen scheiding tussen geloof en staat.

Naast paardenraces in een renbaan (Circus) ontwikkelden zich later onder andere het theater en het amfitheater als typische gebouwen waarin verschillende vormen van Romeins entertainment zich afspeelden. Daarin vonden bijvoorbeeld toneelstukken, jachten op dieren, terechtstellingen van veroordeelden en gladiatorengevechten plaats. In de vroege ontwikkeling van volksvermaak waren er nog geen vaste gebouwen voor deze verschillende vormen van vermaak. Gladiatorengevechten vonden op het Forum plaats, ook toen het steeds gebruikelijker werd om deze gevechten in een amfitheater te houden. Het was gebruikelijk om voor elk evenement een tijdelijk onderkomen te bouwen, dat na het spektakel weer werd afgebroken.

Verschillen in organisatie en huisvesting

De organisatie van entertainment kan worden opgedeeld in twee onderdelen die elk een eigen ontwikkeling kennen: het organiseren van de verschillende vormen van vermaak en het regelen van de huisvesting ervan. Om de ontwikkeling van de entertainmentgebouwen goed te kunnen begrijpen, moeten eerst de verschillende vormen van vermaak worden toegelicht, omdat deze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.

Entertainment werd in de Romeinse Republiek (509-27 v. Chr.) georganiseerd door de aediles, bestuurders van de staat die begonnen aan de beklimming van de politieke ladder. De oudste vorm van entertainment waren de jaarlijkse spelen (ludi) ter ere van de Romeinse goden. Vanaf de zesde eeuw v. Chr. ontstonden de wagenrennen (ludi circenses) en vanaf de derde eeuw v. Chr. werden ook theatervoorstellingen (ludi scaenici) een belangrijk onderdeel van de religieuze festivals.[3] Het was de taak van de magistraten van de Romeinse Republiek om deze te organiseren. Het was gebruikelijk om rond de trappen van de tempel van de betreffende godheid een tijdelijke constructie te bouwen van hout.[4] Na het vaak meerdaagse festival werden de tijdelijke theaters weer verwijderd.

Vanaf de derde eeuw v. Chr. ontstond er nog een andere vorm van entertainment dat geen onderdeel uitmaakte van de jaarlijkse spelen: de gladiatorengevechten (munus gladiatorum). Deze ontstonden als een belangrijke familietraditie binnen de Romeinse aristocratie. Gladiatorengevechten werden georganiseerd op privé-initiatief terwijl de spelen onderdeel waren van het Romeinse staatssysteem. Tijdens een uitvaart van een Romeinse aristocraat liet men steeds vaker gladiatoren tegen elkaar vechten ter ere van de overledene. Deze uitvaarttraditie kreeg een sterk publiek karakter, waardoor aristocratische families steeds meer probeerden te pronken met hun macht en geld door steeds grotere en mooiere gladiatorengevechten te organiseren. Volgens de Griekse historicus Polybius konden invloedrijke Romeinse families hiermee hun gemeenschappelijke trots laten zien en tegelijkertijd hun naamsbekendheid vergroten.  Uiteindelijk werden de gladiatorengevechten veredelde campagnes om politieke steun te verkrijgen en zo de rol van de familie in de Romeinse Republiek te vergroten.[5] Deze vorm van entertainment werd oorspronkelijk georganiseerd in tijdelijke gebouwen op en rond het Forum.

Entertainment werd dus georganiseerd door de Romeinse elite, op initiatief van zowel de staat als van individuele families. Zij gingen deze van oorsprong religieuze tradities geleidelijk meer gebruiken als zelfpromotie door middel van propaganda. De organisatoren deden er steeds een schepje bovenop om zich te onderscheiden van hun voorgangers en hen zo te overtreffen. Er werden bijvoorbeeld steeds meer gladiatoren ingezet om het volk te vermaken en om daarmee indirect meer roem en glorie te bemachtigen dan hun concurrenten. Dit competitieve element is ook zichtbaar in de huisvesting die  onderdeel was van de organisatie van vermaak.

De aristocratische organisatoren gaven de tijdelijke huisvesting van entertainment een steeds extravagantere uitstraling. In Romeinse literatuur wordt gerefereerd aan steeds grotere en kostbaardere theaters in de eerste eeuw v. Chr. Soms waren ze zelfs geheel verfraaid met kostbare materialen als goud, zilver en ivoor.[6] De aantrekkingskracht van het bouwen van een permanent entertainmentgebouw moet enorm geweest zijn, omdat de Romeinse elite op die manier niet tijdelijk maar voor vele decennia lang roem en glorie zou kunnen vergaren. Vanaf de tweede eeuw v. Chr. bouwden aristocraten dan ook stenen entertainmentgebouwen in het hele rijk. Bijvoorbeeld in de stad Pompeii, die in 80 v. Chr. een Romeinse kolonie werd. Nog geen tien jaar later hadden Romeinse gouverneurs hier al een stenen theater en amfitheater laten oprichten.[7]

In Rome bleek dit daarentegen bijna 150 jaar lang niet mogelijk. Vanaf de tweede eeuw v. Chr. werd dit echter wel degelijk geprobeerd. Het zou toch ook economisch voordeliger zijn geweest om permanente gebouwen neer te zetten in plaats van kostbare bouwwerken die na enkele dagen alweer werden afgebroken? Deze economische beredenering van Tacitus kon de Senaat in Rome niet overtuigen, want deze bleef lange tijd een felle tegenstander van permanente bouwwerken voor volksvermaak.[8] Waarom hield de Senaat de bouw van deze permanente gebouwen in Rome tegen, terwijl in dezelfde periode het aantal permanente theaters in de rest van het Romeinse Rijk juist toenam?

Weerstand van de Senaat

In de antieke geschiedschrijving van Livius zijn er drie verwijzingen naar een poging tot de bouw van een permanent theater in Rome gedurende de tweede eeuw v. Chr.[9] Het betreft waarschijnlijk Grieks-geïnspireerde theaters die in deze periode vaker werden gebouwd op het Italische schiereiland.[10] De Griekse permanente theaters waren in de eeuwen daarvoor al ver ontwikkeld en wijdverspreid. De permanente Romeinse theaters en amfitheaters ontstonden ook rond deze periode, maar waren nog in ontwikkeling. In de lange periode waarin de Romeinen tijdelijke theaters bouwden kregen de typische kenmerken van Romeinse theaters langzamerhand vorm.[11] De permanente vorm van renbanen ontwikkelde zich pas in de Late Republiek en Vroege Keizertijd.

Op het eerste gezicht ging de stad Rome dus mee in de trend van permanente theaters. De derde poging tot de bouw van een permanent theater in Rome, beschreven door Livius, is het meest illustratief hiervoor. In 154 v. Chr. begonnen de censors Messala en Cassius met de bouw van een theater aan de zuidwestkant van de Palatijnse heuvel. De conservatieve consul Publius Cornelius Scipio Nasica was hier volgens Livius fel op tegen en in opdracht van de Senaat werd het theater gesloopt omdat het schadelijk zou zijn voor het publieke leven.[12] Het is niet duidelijk of alle drie de theaters nog in aanbouw waren, of zelfs al voltooid, maar het krachtige besluit van de Senaat om de permanente gebouwen hoe dan ook af te breken moet indruk hebben gemaakt op de inwoners van Rome.

Entertainment was het ultieme communicatiemiddel om propagan-distische boodschappen over te brengen aan het volk

De beweegredenen van de Senaat zijn te verklaren vanuit drie sociaal-politieke invloeden die in de Romeinse wereld onlosmakelijk met elkaar verbonden waren: de onderlinge aristocratische competitie, het gebruik van entertainment als machtsmiddel en de conservatieve aard van de Senaat.

De aristocratische competitie was sterk aanwezig in de Romeinse Republiek (509-27 v. Chr.). Invloedrijke aristocratische families streden met elkaar om de wisselende machtsposities binnen het bestuur van de staat. De Romeinse elite kon permanente monumenten (bijvoorbeeld tempels of familiegraven) en publieke gebouwen als reclame gebruiken om hun roem en macht zichtbaar te maken.[13] Zij bouwde alleen maar voor hun eigen prestige en dit ging ten koste van een algemene stadsplanning.[14] Volgens de Britse historicus T.J. Cornell was er in Rome lange tijd een gebrek aan publieke permanente gebouwen vanwege de politieke lading ervan:

“Public building in Rome was always the object of competitive display among the aristocracy, and that buildings of all types, not just victory monuments, conferred prestige on the men who built them. The most obvious sign of this is the fact that all public works (...) bore the family name of their authors and were regarded as in some sense family monuments. They stood, isolated from one another, as reminders of individual achievements, with little or no attempt to contribute to a wider overall plan.”[15]

Volgens Cornell was de stad Rome in de Republikeinse periode een weerspiegeling van het politieke en sociale systeem. De leden van de Senaat wilden hun concurrenten overtreffen en probeerden te voorkomen dat hun concurrenten hetzelfde bij hun deden.[16] Publieke gebouwen kwamen het volk ten goede en daardoor kon een bestuurder politieke invloed winnen bij het volk. Bovendien hadden de bestuurders maar een relatief korte periode de macht en daarin konden geen eventuele plannen voor permanente gebouwen voltooid worden. De hevige concurrentie binnen de aristocratie leidde dus altijd tot tegenstand als iemand een permanent publiek gebouw wilde neerzetten.

Nauw verweven met de competitie is het gebruik van volksvermaak als machtsinstrument. De organisatie van entertainment was een belangrijke eerste stap in de politieke carrière van een aristocraat. Juist omdat dit een vast onderdeel was van zijn takenpakket, kon de aristocraat hierdoor uitstekend reclame maken voor zichzelf. Door een stapje verder te gaan in de organisatie van entertainment was het mogelijk om populair te worden bij het volk en politieke steun te verkrijgen. Er was bovendien niemand die hem dit kon verwijten, want het was immers zijn taak als bestuurder. Het bouwen van een permanent theater was de ultieme reclame, maar de Senaat had ook in de gaten dat dit een beginnend bestuurder te veel politieke invloed en macht zou verschaffen. Sterke individuen met te veel politieke macht vormden precies de grootste angst van de Senaat. In 509 v. Chr. hadden zij niet voor niets de laatste koning afgezet en de Romeinse Republiek ingesteld.

Permanente theaters zouden het gezag van de Senaat kunnen onder-mijnen

Tot slot verklaart de conservatieve aard van de leden van de Senaat, in zowel politiek als sociale opzicht de weerstand van de Senaat tegen permanente theaters. Ten eerste beschouwde de Senaat deze theaters als een politiek gevaar. De Senaat associeerde theaters met politieke discussies en democratie. Deze gedachte was niet nieuw, want theaters functioneerden in de Griekse wereld al eeuwenlang als podium voor de politiek en democratie.[17] Desondanks groeide ook in Rome de politieke rol van theaters:

“A public theatre represented a site where a large and unpredictable mass of people could assemble at any time, without warning and therefore, potentially, with no means at hand to control them.”[18]

De Senaat was dus erg wantrouwig ten opzichte van permanente theaters, omdat deze zijn gezag zouden kunnen ondermijnen.

Ten tweede was de Senaat erg conservatief in sociaal opzicht. Dit komt duidelijk naar voren in de primaire teksten van antieke auteurs. Valerius Maximus, Livius en Tacitus verklaren de weerstand van de Senaat tegen permanente theaters vanuit de visie dat de Senaat dit schadelijk voor de publieke moraal achtte.[19] Tacitus beschrijft zelfs een wet uit 155 v. Chr. die het verbood te zitten tijdens theatervoorstellingen. Volgens hem was de Senaat bang dat het Romeinse publiek theaterbezoek ging associëren met vrijheid. Dit was al het geval bij Griekse theaterbezoekers, die de Senaat associeerden met een vrije en ‘luie’ moraal.[20] De wet was waarschijnlijk niet succesvol, want Tacitus beschrijft later een situatie van tien jaar daarna waarbij er zitplaatsen waren bij de spelen van Lucius Mummius.[21] Niettemin toont de maatregel aan hoe conservatief de Senaat in sociaal opzicht was.

Deze drie politiek-sociale invloeden verklaren de weerstand van de Senaat tegen permanente entertainmentgebouwen. Door de sterke competitie binnen de aristocratie, doordat vermaak een machtsinstrument was en doordat de Senaat een conservatief karakter had, was het niet mogelijk om in de Romeinse Republiek een permanent entertainment gebouw te voltooien. Daarnaast is duidelijk geworden hoezeer entertainment en propaganda al met elkaar verweven waren in de tweede eeuw v. Chr. Hoe lang kon de Senaat de organisatoren van volksvermaak dan nog verbieden om stenen bouwwerken te bouwen ten gunste van het volk?

Omslag in de politiek

In de Late Republiek kwamen de politiek-sociale structuren in Rome onder hevige spanning te staan. De Romeinen annexeerden in een relatief korte tijd steeds meer gebieden. Legeraanvoerders werden steeds rijker door deze veroveringen en zij gebruikten de oorlogsbuit steeds vaker om hun macht te vergroten. De “crisis van de Romeinse Republiek” vond ruwweg plaats tussen 88 en 30 v. Chr. en zorgde voor grote politieke instabiliteit en sociale onrust. In jarenlange burgeroorlogen streden invloedrijke en welvarende individuen om populariteit bij het volk. De politieke leiders vochten oorlogen tegen elkaar om gebieden, maar voornamelijk om invloed op de Senaat en het bestuur van Rome te vergroten. De Senaat kwam langzaam buitenspel te staan en het was een kwestie van tijd tot de Republiek ten einde kwam en een van de machtige figuren de alleenheerschappij op kon eisen.

In deze overgangsfase van de Late Republiek naar de Vroege Keizertijd gebeurde juist datgene waar de Senaat zo lang bang voor was geweest. Sterke persoonlijkheden, zoals leden van de heersende klasse, waren zó machtig geworden dat niemand ze meer kon stoppen. Zij gebruikten allerlei middelen om reclame voor zichzelf te maken en de steun van het volk en de Senaat te winnen. Entertainment was één van de propagandamiddelen waarmee de rijke magistraten elkaar beconcurreerden. Harvard professor Coleman concludeert treffend:

“This monumentalization – coinciding with the transition from Republic to Empire, from olicharchy to autocracy – marks a shift in the attitudes of the ruling class towards the provision of public entertainment: spectacles, and their venues became a status-marker for the benefactor and regular expectation of the beneficiaries.”[22]

 De overgangsfase van Republiek naar Keizertijd was cruciaal in de ontwikkeling van permanente entertainmentgebouwen in Rome. De Senaat verloor in een geleidelijk proces haar macht aan vermogende individuen. De organisatie van vermaak werd gedurende de Romeinse Republiek langzaam politiek steeds belangrijker. De laatste stap in deze ontwikkeling was het bouwen van permanente entertainmentgebouwen in Rome als ultiem propagandamiddel voor het volk. Het volksvermaak was erg populair en met een permanent publiek gebouw wist de opdrachtgever zich verzekerd van “eeuwige” reclame. Wie waren deze machtige figuren en hoe pakten zij de bouw van permanente entertainmentgebouwen aan?

Komst van entertainmentgebouwen

Gnaeus Pompeius Magnus slaagde er in 55 v. Chr. in om het eerste permanente theater in Rome te bouwen. Het was lange tijd het grootste en belangrijkste theater van de Romeinse wereld.[23] (Zie afbeelding op de volgende pagina.) Het theater was onderdeel van een multifunctioneel complex, compleet met zuilengalerijen en een tempel. Deze tempel was een integraal onderdeel van het theater. De zitrijen van het theater vormden als het ware de trappen naar de tempel toe die er bovenop stond. Deze waren gewijd aan Venus Victrix, de beschermgodin van de familie van Pompeius. Dit past geheel in de traditie van tijdelijke theaters die nabij tempels gebouwd werden en in de traditie van tempels die werden geschonken door aristocratische families die verbonden bleven met hun naam. Pompeius voegde beide tradities samen in een permanent bouwwerk dat rijkelijk was verfraaid met monumenten en beelden vol met propagandistische uitingen. Hij zocht de grenzen van zelfverheerlijking op en de architectonische beeldspraak in het hele complex was een belangrijk communicatief middel om zichzelf te promoten.[24]

In theorie kon Augustus in zijn “skybox” samen met de goden naar de wagenrennen kijken

De grootste concurrent van Pompeius was Julius Caesar. Volgens Suetonius, een Romeinse biograaf, was Caesar van plan om een nog groter theater te bouwen dat uitkeek over het Forum, om zo Pompeius te overtreffen.[25] Caesar was echter nog niet met de bouw begonnen toen hij werd vermoord. Een ander theater waar hij de opdracht toe had gegeven was wel in een vergevorderd stadium. Het theater werd later door zijn opvolger afgemaakt (het theater van Marcellus). Verder heeft Caesar het Circus Maximus, de belangrijkste renbaan van Rome, flink gemonumentaliseerd. Hij verfraaide het Circus met de eerste stenen zitplaatsen en liet een gracht aanleggen om de toeschouwers te beschermen tegen wilde dieren die een rol speelden in allerlei soorten vermaak.[26]

[caption id="attachment_55842" align="alignleft" width="376"]Een 3D constructie van het eerste permanente theater van Gnaeus Pompeius Magnus Een 3D constructie van het eerste permanente theater van Gnaeus Pompeius Magnus[/caption]

Uiteindelijk was het Octavianus, de adoptiefzoon van Caesar die rust en stabiliteit terugbracht in het Rijk door zijn concurrenten te verslaan. Dit betekende het definitieve einde van de Republiek. Een nieuwe periode was begonnen waarin het Romeinse Rijk nog eeuwenlang bestuurd zou worden als een Keizerrijk. In 27 v. Chr. werd Octavianus uitgeroepen tot Augustus (“de verhevene”). Dit was één van de formele Romeinse titels voor het keizerschap. Hierdoor is hij als eerste keizer van het Romeinse Rijk ook wel beter bekend onder de naam Augustus. Alle keizers na hem kregen echter de titel Augustus ook toegewezen.

Augustus gebruikte entertainment ook als propagandamiddel: eerst als hulpmiddel om de macht te verkrijgen, maar later voornamelijk om zijn alleenheerschappij te legitimeren. Hij liet onder andere het theater dat Caesar was begonnen afmaken en vernoemde het naar zijn overleden neef Marcellus. Het theater van Marcellus was rond het jaar 17 v. Chr. al in gebruik genomen. Een deel van de buitenkant is in het huidige Rome nog relatief goed te bekijken.

Hij gaf aan twee trouwe legeraanvoerders toestemming om permanente entertainmentgebouwen te bouwen. Statilius Taurus betaalde vanuit de oorlogsbuit een permanent amfitheater dat hij voltooide in 29 v. Chr.. Lucius Cornelius Balbus werd tien jaar later beloond door Augustus en begon met de bouw van een permanent theater.

Augustus zelf deed onder andere nog een aantal verbouwingen aan het Circus Maximus. Hieruit komt ook duidelijk naar voren dat vermaak het ultieme communicatiemiddel was om propagandistische boodschappen over te brengen aan het volk. Hij liet bijvoorbeeld de pulvinar bouwen, een soort keizerlijke loge in het Circus die ook sterke religieuze functies ging vervullen. Na een religieuze processie werden de godenbeelden hier opgesteld. Augustus wilde hiermee benadrukken dat ook de Romeinse goden aan zijn kant stonden. In theorie kon hij, als zoon van een god (hij had Caesar laten vergoddelijken), in zijn “skybox” samen met de goden naar de wagenrennen kijken. In het jaar 10 v. Chr. liet hij een enorme obelisk van de Egyptische farao Ramses II verschepen.[27] Augustus plaatste deze prominent in het midden van de renbaan, de scheiding waar de paard en wagens hun rondes omheen reden. In een inscriptie op de obelisk maakte hij duidelijk dat hij Egypte had terugveroverd en als het ware weer teruggaf aan het Romeinse volk.[28] Het feit dat hij een oeroud symbool uit Egypte (dertiende eeuw v. Chr.) van bijna 24 meter helemaal naar Rome kon verschepen, was al een ideologische boodschap op zichzelf. Latere keizers lieten ook geregeld obelisken uit Egypte verslepen of Romeinse kopieën maken.

In de overgangsperiode van de Republiek naar de Keizertijd schoten de permanente entertainmentgebouwen als paddenstoelen uit de grond. De Griekse geograaf Strabo (64 v. Chr. - 19 n. Chr.) beschreef precies in deze periode wat het nieuwe stadsbeeld van Rome op hem voor indruk achterliet:

“We may remark, that the ancients, occupied with greater and more necessary concerns, paid but little attention to the beautifying of Rome. But their successors, and especially those of our own day (…) have at the same time embellished the city with numerous and splendid objects. Pompey, divus Cæsar, and Augustus (…) have surpassed all others in their zeal and munificence in these decorations. (…) Near to this marvelous plain (Circus Maximus) is another surrounded with columns, sacred groves, three theatres, an amphitheatre, and superb temples in close contiguity to each other; and so magnificent, that it would seem idle to describe the rest of the city after it.”[29] 

[caption id="attachment_55841" align="alignleft" width="381"]Een schaalmodel van Rome uit de vroege Keizertijd dat een indruk geeft van de verschillende entertainment gebouwen. Een schaalmodel van Rome uit de vroege Keizertijd dat een indruk geeft van de verschillende entertainment gebouwen.[/caption]

Augustus monopoliseerde als keizer het recht om entertainment te organiseren. De keizers na hem waren zich ervan bewust dat het volk voor een groot deel tevreden gehouden kon worden door hen te voorzien in “brood en spelen”.[30] Het aanbod van vermaak en de permanente huisvesting ervan bleef enkele eeuwen doorgroeien. Een mooi voorbeeld daarvan is het Colosseum dat in 80 na Christus werd geopend door keizer Titus. Bijna 2000 jaar later imponeert het grootste amfitheater van het Romeinse Rijk nog elke dag duizenden toeristen.

Conclusie

Entertainment ontwikkelde zich in een geleidelijk en langdurig proces. De religieuze oorsprong ervan verdween steeds meer naar de achtergrond en in politiek opzicht werd volksvermaak steeds belangrijker. De aristocratische bestuurders in de Romeinse Republiek gebruikten de organisatie van entertainment om hun zichtbaarheid, status en rijkdom te etaleren. Vermaak werd op die manier een middel om politieke invloed te verkrijgen bij het volk. De hevige competitie binnen de elite zorgde ervoor dat de organisatie van entertainment steeds extremere vormen aannam. De frequentie van entertainment nam toe, de vormen van entertainment werden steeds uitgebreider en ook de tijdelijke gebouwen waarin de spektakels plaatsvonden werden steeds fraaier.

Vanaf de tweede eeuw v. Chr. bouwde de Romeinse en lokale elite steeds meer permanente theaters op het Italische schiereiland. Maar in de stad Rome zelf was dit niet mogelijk door de felle tegenstand van de Senaat. De weerstand van de Senaat is te verklaren vanuit de hoge mate van aristocratische competitie, het feit dat volksvermaak toen al een machtsinstrument was geworden en de conservatieve aard van de aristocratie. Toen de politieke en sociale structuren onder druk kwamen te staan tijdens de crisis van de Republiek, verloor de Senaat langzaam macht aan invloedrijke individuen. Rome had tot dan toe nog niet het culturele aanzicht van een hoofdstad van een enorm rijk, omdat door bovengenoemde invloeden permanente publieke gebouwen in Rome nauwelijks gebouwd konden worden. In de overgangsfase van de Republiek naar het Keizerrijk veranderde dit in een relatief korte tijd. De individuen die vochten om de macht gebruikten entertainment als één van de middelen om propaganda te voeren. Vanaf 55 v. Chr. schoten de permanente entertainmentgebouwen in Rome als paddenstoelen uit de grond en de Senaat was niet meer in staat om er een stokje voor te steken. Entertainment werd vanaf het begin van de Republiek geleidelijk aan steeds meer als propagandamiddel ingezet en in de overgangsperiode van de Republiek naar de Keizertijd kwam dit in Rome tot een hoogtepunt.

Elke keer dat duizenden toeschouwers naar het populaire vermaak trokken, deden zij verschillende indrukken op die vol zaten met propagandistische boodschappen van de organisatoren.  Aan de ene kant was het publiek onder de indruk van de organisatie van het entertainment, de vele gladiatoren, wagenrenners en wilde dieren uit alle windstreken. Aan de andere kant werd het publiek bij elk bezoek weer geïmponeerd door de architectuur en omvang van de permanente entertainmentgebouwen. Bestuurders uit de Republiek en later de keizers gebruikten vermaak om ideologische boodschappen over te brengen aan de toeschouwers en om reclame te maken voor zichzelf. Wie vandaag de dag een bezoek brengt aan het Colosseum kan begrijpen hoe effectief propaganda door middel van entertainment moet zijn geweest.


David van Alten is vijfdejaarsstudent Geschiedenis en in het bijzonder geïnteresseerd in de Oudheid en cultuurgeschiedenis. Hij doet momenteel de Research Master ‘Ancient Studies’ aan de Universiteit Utrecht. Dit artikel kwam voort uit zijn scriptie voor Onderzoeksseminar III ‘Urbs Roma’, waarin hij de ontwikkeling van Romeinse entertainmentgebouwen onderzocht.

Afkomstig uit:

Titel: Historisch Tijdschrift Aanzet
Nummer: 1
Jaargang: 28

Kijk voor meer informatie op onze website::

Voetnoten

[1] Livius, Ab Urbe Condita (vertaling: William Heinemann, Loeb Classical Library, London 1919)  1.35, 1.56.

[2] J. Humphrey, Roman Circuses; Arenas for Chariot Racing (London 1986) 64-67.

[3] Humphrey, Roman Circuses, 66-69.  Dodge, ‘Amusing the Masses: Buildings for Entertainment and Leisure in the Roman World’, in: D.S. Potter and D.J. Mattingly (ed.), Life, Death and Entertainment in the Roman Empire (Michigan 1999) 205-255, 237.

[4] R.C. Beacham, The Roman Theatre and its Audience (London 1991) 56-85 en S.L. Dyson, Rome: a Living Portrait of an Ancient City (Baltymore 2010) 59.

[5] Polybius (vertaling: Evelyn S. Shuckburgh, The Histories of Polybius, London 1889) 6.53.

[6] Valerius Maximus, (vertaling: D. Wardle, Valerius Maximus’ Memorable Deeds and Sayings, Oxford 1998) 2.4.6.

[7] Frank Sear, Roman Theatres. An Architectural Study (Oxford 2006) 48-50, 132. CIL 10.844.

[8] Tacitus, Annales (vertaling: Alfred John Church, Random House, 1942) 14.21.

[9] Livius, Ab Urbe Condita, 40.51.3, 48, 51.27.6.

[10] Dyson, Rome, 59.

[11] Beacham, The Roman Theatre and its Audience, 56.

[12] Livius, Ab Urbe Condita, 48.

[13] C. Holleran, ‘The Development of Public Entertainment Venues in Rome and Italy’, in: K. Lomas and T. Cornell (ed.), Bread and Circuses: euergetism and municipal patronage in Roman Italy (London 2003) 46-60, 57.

[14] Paul Zanker, The Power of Images in the Age of Augustus (Michigan 1988) (vertaling: Alan Shapiro) 88.

[15] T.J. Cornell, ‘The City of Rome in the Middle Republic (c.400-1000 BC)’, in: Jon Coulston en Hazel Dodge (ed.), Ancient Rome; The Archaeology of the Eternal City (Oxford 2000) 42-60, 54.

[16] Cornell, ‘The City of Rome in the Middle Republic’, 54.

[17] Zanker, The Power of Images in the Age of Augustus, 20; R.C. Beacham, Spectacle Entertainments of Early Imperial Rome (Yale 1999) 30 en Holleran, ‘The Development of Public Entertainment Venues in Rome and Italy’, 49.

[18] Beacham, Spectacle Entertainments of Early Imperial Rome, 30.

[19] Livius, Ab Urbe Condita, 48; Tacitus, Annales, 14.20; Valerius Maximus 2.4.2.

[20] Tacitus, Annales, 14.20.

[21] Ibidem.

[22] K. Coleman, ‘Entertaining Rome’, in: Jon Coulston en Hazel Dodge (ed.), Ancient Rome; The Archaeology of the Eternal City (Oxford 2000) 210-258, 245.

[23] Frank Sear, Roman Theatres. An Architectural Study (Oxford 2006) 57.

[24] Coleman, ‘Entertaining Rome’, 222.

[25] Suetonius, Divus Iulius (vertaling: J. Eugene, Philadelphia 1889) 44.1.

[26] Coleman, ‘Entertaining Rome’, 212; Humphrey, Roman Circuses, 73; Pliny (the Elder), Naturalis Historia (translation: John Bostock, London 1855) 36.102; Suetonius,  Divus Iulius, 39.2.

[27] CIL 6.701. Humphrey, Roman Circuses, 270.

[28] Ibidem.

[29] Strabo, Geographica, (vertaling: H.C. Hamilton, George Bell & Sons, London 1903) 5.3.8.

[30] Juvenal, Satiren, 10, 80-81.

Meer weten