Veertig jaar DDR
Balanceren op de rand van de afgrond. De etalage van het Oostblok heette de DDR te zijn. Economisch krachtig en politiek stabiel, met aan het roer orthodox communistische leiders als Walter Ulbricht (1945-1971) en Erich Honecker (1971-1989). Van dit zelfuitgedragen beeld van succesvol en stabiel land laat de Amsterdamse historicus Willem Melching weinig heel. In zijn boek Van het socialisme, de dingen die voorbij gaan. Een geschiedenis van de DDR stelt hij dat het niet verwonderlijk was dat het regime in 1989 ineenstortte. Verwonderlijk was dat het niet eerder gebeurde.
Martijn van Lieshout
Na de revolutie van 1989 en de val van de Berlijnse muur trokken niet alleen talloze Oost-Duitsers de grens over voor een bezoek aan het kapitalistische Westen, ook in omgekeerde richting vond er een demografische beweging plaats, namelijk die van tientallen Westerse historici richting Oost-Duitse archieven die na zovele jaren eindelijk open gingen. Willem Melching: ‘Dat was een unieke situatie.
De archiefwet was niet meer van toepassing, zei de Oost-Duitse overheid, want het land bestaat niet meer. Het resultaat hiervan was dat historici een krankzinnige hoeveelheid archiefmateriaal konden inzien. De eerste boeken die daaruit voortkwamen, zijn bijna niet meer dan weergaven van de stukken. Eigenlijk een heel naïeve vorm van geschiedschrijving. Vanaf omstreeks 1995 is er vervolgens een stortvloed aan nieuwe literatuur gekomen die elke voorstelling te boven gaat, werkelijk duizenden titels.’
Volgens Melching is het pas vanaf de jaren negentig mogelijk geworden een betrouwbaar beeld te geven van de geschiedenis van de DDR. ‘Alle literatuur over de DDR van voor 1995 kun je, op een enkele uitzondering na, in de prullenbak stoppen, en zeker die van voor 1990. Heel veel dingen wisten we niet zo precies. Het was bijvoorbeeld moeilijk iets zinnigs te zeggen over de toestand van de Oost- Duitse economie. Westerse onderzoeken gingen ervan uit dat de economische situatie niet zo heel slecht was, maar het bleek dat het land aan de rand van de afgrond stond, en dat Oost-Duitse experts hiervoor al in 1973 hadden gewaarschuwd. Daar hadden wij geen idee van. Wij konden alleen maar gissen omdat gegevens gewoonweg onbereikbaar waren.
Dat geldt ook voor iets als de ontevredenheid van de bevolking. Hoe kun je daar iets betrouwbaars over zeggen? Door bijvoorbeeld geboortecijfers te bestuderen, of nog beter: door cijfers van hoeveel mensen er wilden emigreren. Dat is natuurlijk altijd een absoluut staatsgeheim geweest. En nu is er een meneer Bernd Eisenfeld geweest die net zo lang alle Stasi-archieven doorgeploegde tot hij dit cijfer vond. Nu weten we dat er in 1989 meer dan 125 000 mensen een visum hebben aangevraagd. Zoiets geeft een heldere indicatie over de mate van ontevredenheid: die blijkt wijdverbreid te zijn geweest, dus niet alleen onder hoogopgeleiden, maar ook onder doorsneegezinnen.
Een ander cijfer dat met deze ontevredenheid samenhangt, is dat van de omvang van het binnenlandse veiligheidsapparaat. Het aantal politieke gevangenen bleek door Amnesty International heel goed ingeschat te zijn, maar wat verbaasde was de hoeveelheid medewerkers van de Stasi. Gebleken is dat sinds 1950 bijna 600 000 Oost- Duitsers informant waren geweest. Van zes miljoen burgers waren dossiers bijgehouden. Een cijfer dat veruit het hoogst was van het gehele Oostblok.’
Permanente crisis
In Van het socialisme, de dingen die voorbijgaan wordt de geschiedenis beschreven van veertig jaar DDR. Melching zegt het boek te hebben geschreven omdat er in Nederland weinig over de DDR gepubliceerd is. Het boek is in de eerste plaats bedoeld voor zijn eigen studenten. ‘Ik geef bijna twintig jaar les over Duitsland en de DDR aan de Universiteit van Amsterdam, en op een gegeven moment jeuken je handen om er zelf een boek over te schrijven.’
Toch is het boek meer dan collegestof. Het is toegankelijk geschreven en daarmee nadrukkelijk bedoeld voor een breed publiek. Een doorwrochte analyse van het communistisch systeem of van het functioneren van de planeconomie gelardeerd met de nodige (of onnodige) cijfers, tref je er niet in aan. Chronologisch wordt het verhaal verteld van de vestiging van de Oost-Duitse arbeidersstaat in 1945 tot en met de vereniging van Oost- en West- Duitsland in 1990 en de gevolgen daarvan tot op heden. De hoofdstukken zijn met elkaar verbonden door de these dat de DDR door een gebrek aan legitimiteit in een permanente crisis verkeerde. Slechts door militaire steun van de Sovjet-Unie, de enorme omvang van het onderdrukkingsapparaat en, vanaf de jaren zeventig, het tevredenstellen van de bevolking door een kunstmatig hoge productie van consumptiegoederen, kon een zekere mate van stabiliteit worden afgedwongen.
Melching: ‘Het regime was voortdurend op zoek naar stabiliteit. In de beginjaren onder Ulbricht gebeurt dat door een keihard stalinisme en invoering van vijfjarenplannen. Dat loopt uit op de opstand van 1953 als een miljoen mensen de straat opgaan om vrije verkiezingen en aansluiting met West-Duitsland te eisen. Slechts door militair optreden van de Sovjet-Unie kan de orde worden hersteld. De politieke leiding kiest dan voor een voorzichtige liberalisering. Ook dat is geen succes: elk jaar blijven er meer dan 150 000 mensen het land verlaten, totdat in 1961 de muur wordt gebouwd. Uiteindelijk probeert Erich Honecker legitimiteit te verwerven door te streven naar een soort Oost-Duits Wirtschaftswunder en zich te concentreren op verhoging van het consumptie niveau. Dat lijkt te lukken, maar dit gebeurt met geleend geld en daarmee stort hij uiteindelijk de DDR in een bankroet waar ze vanaf 1985 niet meer uit komt.’
De muur: geboorte van een staat
Begin jaren tachtig verbleef Willem Melching enkele jaren in West-Berlijn om er onderzoek te doen voor zijn proefschrift over linkse intellectuelen in de jaren twintig, gegroepeerd rond het tijdschrift de Weltbühne. ‘Ik ging toen vaak naar Oost- Berlijn en nam dan altijd wel even de tram, zo’n oud ding waarvan je dacht: nu vallen de deuren eruit. En dan had ik de fantasie dat mijn helden uit de jaren twintig zomaar zouden instappen. In veel opzichten deed het zo denken aan het Berlijn van de jaren twintig. Het was net een tijdmachine. De auto’s leken hetzelfde geluid te maken als voor de oorlog, het stonk er als voor de oorlog, en er waren geen lichtreclames.’
Het grote verschil tussen de jaren tachtig en het vooroorlogse Berlijn was dat er midden in het centrum een 160 kilometer lange muur van beton en hekwerk stond. Deze ‘antifaschistischer Schutzwall’, zoals Ulbricht hem noemde, moest verhinderen dat het aantal van bijna drie miljoen vluchtelingen nog verder zou oplopen. Met sardonisch genoegen nam Melching op bezoek komende Nederlandse vrienden altijd even mee om naar de muur te kijken. ‘Ik heb mensen in een dag zien veranderen van uiterst links naar uiterst rechts. Sommige van mijn vrienden dachten dat het allemaal wel meeviel, dat het uiteindelijk vooral propaganda was. Maar als ze er zelf voor stonden, moesten ze erkennen dat er wel heel veel muur stond en heel veel soldaten. En dan de macabere sfeer eromheen. Vooral ’s nachts op de Potsdamer Platz. Blaffende honden. Het silhouet van de Führerbunker in het niemandsland. In Nederland speelde toen het debat over de kruisraketten. Als je in Berlijn woonde en zag hoe volstrekt gemilitariseerd Oost-Duitsland was, kwam iets als eenzijdige ontwapening niet in je op.’
Al vanaf de bouw was de muur een materieel symbool voor de Duitse deling en de Koude Oorlog. In zijn boek formuleert Melching het nog wat krachtiger. De bouw van de muur in 1961 was in feite de geboorte van de DDR. Door dit toe te staan accepteerde de Sovjet-Unie, en ook het Westen, de DDR als staat. Je zou misschien kunnen zeggen: de DDR ís de muur.
Melching: ‘Ja, letterlijk. Anders was er niemand meer geweest om van de zegeningen van het socialisme te genieten, behalve misschien enkele bejaarden in Dresden die niet wisten dat de rest al weg was. De helft van de mensen die wegliepen was jonger dan 25 en goed opgeleid. Dan heb je een groot probleem, ook economisch. De enige manier om dat te stoppen is de grens op een of andere manier sluiten. En de Verenigde Staten zijn het daarmee eens omdat ze zien dat als de situatie rond Berlijn zo doorgaat, heel Duitsland instabiel zal worden. Dat is letterlijk wat Kennedy zegt: de muur “is a whole lot better than a war”. En als de zaak wordt dichtgezet, blijken de Verenigde Staten inderdaad niets te doen.
Achteraf kun je de vraag stellen of het Westen zich harder had moeten opstellen. Uit recent onderzoek van de Amerikaanse historica Hope M. Harrison blijkt dat Ulbricht pas in juli 1961 toestemming kreeg om de muur te bouwen. Hij is dan al maanden, zelfs jaren, aan het zeuren om een muur, maar Chroesjtsjov geeft geen krimp. Pas als hij denkt: we zouden ermee weg kunnen komen, mag hij die muur bouwen. En dat doen ze dan op 13 augustus, midden in de nacht.
Maar als het Westen toen tanks had laten oprukken en had gezegd: die grens moet open blijven… Ik weet het niet. Je ziet wel dat de Verenigde Staten ervan leren. Tijdens de Cuba-crisis laten ze het niet nog een keer over hun kant gaan. Je zou kunnen zeggen: als Kennedy in Berlijn dezelfde ruggengraat had getoond als in Cuba, had het anders kunnen lopen. Maar je moet het misschien anders stellen: was er de politieke wil om voor het lot van 17 miljoen Duitsers een oorlog te beginnen? Het antwoord op die vraag is nee.’
Reagan en Gorbatsjov
De ineenstorting van de DDR vindt uiteindelijk niet plaats door militair ingrijpen, maar door een volledige desintegratie van het Oostblok vanaf de tweede helft van de jaren tachtig. Volgens sommigen heeft de Amerikaanse president Ronald Reagan, met zijn harde anti-communistische politiek en opvoering van de bewapingswedloop met zijn plannen voor een ruimteschild, hierin een cruciale rol gespeeld. Opvallend is dat hij in Melchings boek nauwelijks voorkomt.
‘Ik ben van mening, en ik ben daarin niet de enige, dat de rol van Reagan sterk wordt overdreven. Mijn hoofdstelling is juist dat de Oost-Europese economieën structureel in het slop zaten. Een planeconomie kan per definitie niet goed functioneren, zeker niet in vergelijking met een marktsysteem. In het geval van Oost-Duitsland is dat natuurlijk altijd heel schrijnend geweest: iedereen kon de West-Duitse televisie volgen en zien hoe de bevolking daar in weelde baadde, terwijl het voor de Oost-Duitse planeconomie al een heel karwei was om vissticks te produceren en ze bevroren in de winkels te krijgen. Het is dus niet zo dat een paar jaar extra begrotingsuitgave van Reagan opeens een heel systeem ten gronde richt. De economische situatie in het Oostblok is door de historicus Eric Hobsbawm heel kernachtig gekenschetst: “They had the best economy of the 1890s. It didn’t help them much in the 1980s.” Het Oostblok had heel veel steenkool, ijzer en nikkel, maar daar heb je niet zoveel aan in een postindustriële samenleving.’
Een tweede hoofdrolspeler in de val van het communisme in Oost-Europa was sovjetleider Michail Gorbatsjov. Door zijn hervormingsbeleid en roep om openheid ontstond de speelruimte die het mogelijk maakte dat de bevolking in Oost-Europa steeds kritischer werd tegenover haar leiders. Toch ziet Melching hem niet als aanstichter van de revolutie van 1989. ‘Gorbatsjov is een held tegen wil en dank geweest. Hij heeft de revolutie ingezet van de onbedoelde gevolgen, zoals mijn collega Ronald Havenaar dat zegt. Het uitgangspunt van Gorbatsjov was de Sovjet-Unie te hervormen om er weer een wereldmacht van te maken. Hij laat de Oost-Europese regimes met zijn “Sinatradoctrine” [ieder zijn eigen I did it my way] wel een grotere vrijheid, maar het is de bedoeling dat elk land vervolgens zijn eigen weg naar het socialisme vindt. Wat Gorbatsjov onderschat, is dat mensen er genoeg van hebben. In Polen, Hongarije en Oost-Duitsland is niemand meer van plan nog wat met dat socialisme te doen. De enige die er iets mee willen, zijn de dissidenten in Oost-Duitsland, verder heeft iedereen er de buik vol van. Op het moment dat in Polen halfvrije verkiezingen komen – de gehele senaat en de helft van het parlement is vrij verkiesbaar – zie je dat honderd procent naar niet-communisten gaat. In Hongarije in de zomer van 1989 gebeurt hetzelfde. Gorbatsjovs verdienste is vooral geweest dat hij zich bij de gevolgen neerlegde en niet een verschrikkelijke oorlog is begonnen.’
Mentale kloof
Wie Melching wel een echte held noemt, is de West-Duitse bondskanselier Helmut Kohl. Is dat, met de wijsheid van een grotere afstand in de tijd, wel terecht? Is de eenwording niet te snel doorgedrukt, waardoor het eerder een ‘overname’ dan een hereniging werd? Misschien ligt hier de grond van nog steeds gehoorde klachten van Oost- Duitsers zich tweederangs burgers te voelen. Melching: ‘Het probleem was nu eenmaal dat er haast bij geboden was, omdat men niet wist hoe lang Gorbatsjov in het zadel zou blijven. Een ander probleem was: wat hadden al die Oost- Duitsers gedaan als de DDR nog even was blijven bestaan? Die waren in hun Trabant gestapt en naar West-Duitsland gereden, met miljoenen tegelijk. Dat is een ding dat zeker is. Om nog maar te zwijgen van de Polen en de Hongaren. Er zijn enkele momenten geweest waarvan je kunt zeggen dat het beter had gekund. Dat is ten eerste bij de invoering van de West-Mark. Dat is heel snel gebeurd, waardoor de DDR veel te duur werd en al haar klanten kwijtraakte. Een tweede punt is de eenwording zelf. Wellicht was het beter geweest de gehele Bondsrepubliek én de DDR op te heffen om gezamenlijk een nieuwe grondwet te maken en daarmee echt een nieuwe fase in de Duitse geschiedenis in te gaan. Onder anderen de filosoof Jürgen Habermas was hier een groot voorstander van. In plaats daarvan is gekozen voor de optie waarbij de neue Bundesländer lid werden van de reeds bestaande Bondsrepubliek. Veel praktischer, maar niet echt symbolisch.
Een grote psychologische fout is dat Kohl de vereniging veel te makkelijk voorstelde. Hij stelde: binnen een jaar of twee is het voor elkaar en zijn we allemaal gelijk. Hij had het toen over bedragen van 10 tot 15 miljard. In werkelijkheid zijn de kosten nu opgelopen tot zo’n 1250 miljard euro. Dat blijkt dus de schade van achterstallig onderhoud door veertig jaar socialisme. Dan realiseer je je hoeveel geld wij als samenleving uitgeven aan het voortdurend bijhouden en verbeteren van onze omgeving. Als je veertig jaar niets doet aan je wegen, spoorwegen en huizen, veroorzaakt dat een bijna onherstelbare schade.’
In het proces dat in oktober 1990 uitmondde in de eenwording, speelde de voormalige Oost-Duitse oppositie nauwelijks een rol. Het politieke initiatief lag vrijwel geheel in West-Duitse handen. Hadden deze dissidenten, die in 1989 nog een zekere politieke kracht vormden, niet meer ruimte moeten krijgen in het bepalen van de toekomst van Oost-Duitsland? Melching: ‘Nou, als je het manifest leest dat ze een paar dagen voor de val van de muur publiceerden, dan denk je: dit is opgesteld door twee kinderen van zestien die de wereld willen verbeteren. De dissidenten in Oost-Duitsland hebben altijd een bijzondere positie ingenomen in vergelijking met die van andere Oost- Europese landen. Dat heeft te maken met dat zij geen natie hadden om trots op te zijn. In Polen bijvoorbeeld had je Solidariteit. Die wilde een mooier Polen maken, zonder communisme. Zoiets gaat niet op voor de DDR.
Een DDR zonder communisme is geen DDR. Oost-Duitse intellectuelen volgden de redenering: Duitsland was tussen 1933 en 1945 een misdadig land en daarvoor moet het gestraft worden. Een van de straffen was de deling van Duitsland. Die is ook goed. We moeten daarbij de wereld laten zien dat in Duitsland ook positieve dingen kunnen ontstaan, namelijk een derde weg tussen het verderfelijke kapitalisme en het verkalkte communisme. We zijn niet zo rijk als West-Duitsland. Maar wat heeft een mens nodig om “authentiek” te leven? Die mensen hadden dus geen idee dat hun land al totaal failliet was, op alle mogelijke fronten.
Ik geloof dus niet dat er een werkelijk alternatief was voor hoe de eenwording uiteindelijk is verlopen. Als je de balans opmaakt van veertig jaar DDR, kun je niet anders concluderen dan dat het als staat volledig is mislukt. Maar ik schrijf in mijn boek ook dat je je niet moet laten verleiden tot een houding, die veel West- Duitsers hebben, dat de mensen in de DDR daarom ook een mislukt leven hebben geleid. Deze houding heeft tot veel onbegrip, teleurstellingen en spanningen geleid. Het overbruggen van die mentale kloof blijkt veel tijd nodig te hebben, in ieder geval heel wat meer dan de twee jaar die Kohl voorspelde.’