Geen afbeelding beschikbaar

Agrarische integratie en haar Europese landbouwbeleid

Door tegenvallende oogsten in de Verenigde Staten zijn de graanprijzen gestegen tot recordhoogtes. De G-20 stelt dat deze tegenvallende oogsten geen directe bedreiging vormt voor de voedselzekerheid. Na de Tweede Wereldoorlog vond er wel een dergelijke bedreiging plaats op het Europese continent. Dit was de voornaamste reden voor de oprichting van een Common Agricultural Policy in 1962.

Toen de Europese lidstaten het Verdrag van Parijs in 1957 ondertekenden, hadden zij het doel om de agrarische sectoren met elkaar te integreren. Er waren echter grote verschillen tussen de sectoren van de diverse landen. Zo was er een verschil in productiviteit en inkomen van boeren, in de grootte van de boerderijen, maar ook in de grootte van de sector zelf. In Italië was de agrarische sector goed voor 23 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP), terwijl dit in België maar 8.4 procent was.

Het doel

Om al deze verschillen te overbruggen, werd er een gemeenschappelijk beleid opgesteld: de Common Agricultural Policy (CAP). Hervé Gaymard, de Franse minister van Landbouw, zei het volgende over het beleid: ‘Inachtneming van de verschillende belangen die op het spel staan, ben ik oprecht van mening dat dit compromis ons wettelijk tevreden kan stellen.’

De Common Agricultural Policy had vijf doelen:

1)      Het verhogen van de productiviteit van de agrarische sector door het bevorderen van technische vooruitgang en het optimale gebruik van de productiefactoren.

2)      Het verzekeren van een eerlijke levensstandaard voor de producenten door het verhogen van het inkomen per hoofd.

3)      Het stabiliseren van de markten.

4)      Het veilig stellen van de voedselvoorziening.

5)      Het veilig stellen van redelijke prijzen voor de consument.

De eerste vier doelen zijn bedoeld om de agrarische sector zelfvoorzienend te maken. Als je kijkt naar dit doel, dan kan er gesteld worden dat de CAP een succes was. In 1980 werden er meer agrarische producten geëxporteerd dan geïmporteerd, er was dus overproductie. In de jaren ’80 had de Europese Unie een aandeel van 16 procent in de wereldmarkt, in de jaren ’90 steeg dit aandeel naar 18 procent. Dit terwijl de import van agrarische goederen juist daalde van 23.1 procent in 1986 naar 17.9 procent in 1999.

De kosten

Een hogere export en lagere import is een positieve ontwikkeling voor Europa. Maar deze positieve ontwikkelingen gingen hand in hand met een tal van nadelen. Zo was de CAP een erg duur beleid vanwege de prijsondersteuning en het opkopen van overschotten. Tussen 1974 en 1980 besloeg de uitgaven van de CAP zo’n 70 procent van het EU-budget. Dit hoge percentage zorgde ervoor dat Margaret Thatcher, toenmalig premier van het Verenigd Koninkrijk, haar beroemde ‘I want my money back!’ uitspraak deed. Voor 2013 worden de uitgaven van de CAP geschat op 39 procent. 

Een ander nadeel is inflatie. De CAP stelt een minimum prijs vast die hoger is dan de eigenlijke prijs, op deze manier krijgen boeren een redelijk inkomen. Dit zorgt er wel voor dat er inflatie plaatsvindt: je kan minder kopen voor dezelfde hoeveelheid geld.

Daarnaast vond er dus overproductie plaats. De overschotten werden opgekocht door de overheden. Om wat geld terug te verdienen besloten ze om deze overschotten voor weinig geld te verkopen op de wereldmarkt. Hierdoor daalde de marktprijs waardoor de inkomsten van boeren over de hele wereld daalde. Tevens werd de Europese markt beschermd waardoor boeren nauwelijks hun producten konden verkopen in Europa. Hierover zei een Engelse lobbyist het volgende: ‘De manier om constante economische groei in Afrika te bewerkstelligen is door het afschaffen van de CAP.’

Motieven en debat

De Common Agricultural Policy kost erg veel geld, maar toch is Europa bereid om extra te betalen voor haar voedselvoorziening. Toen de CAP werd opgericht was de agrarische sector belangrijk voor de economie, zo zorgde de sector in Frankrijk voor 25 procent van de werkgelegenheid. Hierdoor had de sector veel politieke macht dankzij een invloedrijke lobby. Tevens was er vanuit de bevolking veel sympathie voor de boeren. Tot slot was er de noodzaak om de voedselvoorziening veilig te stellen vanwege de dreigende Koude Oorlog.

Tegenwoordig zorgt de agrarische sector nog maar voor 5 procent van de werkgelegenheid in Frankrijk. Daarnaast heeft de CAP zijn hoofddoel bereikt, dus is het nog wel nodig om er zoveel geld aan uit te geven? Aan de andere kant zijn er institutionele afspraken die het hervormen van de CAP lastig maken. Voorstanders stellen dat de CAP succesvol is geweest en stellen de vraag of de CAP überhaupt veranderd moet worden.

Rubrieken: 

Tijdperken: 

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief.