Augustinus en de relatie tussen geloof en rede
Waar Socrates, Plato en Aristoteles kenmerkend waren voor de klassieke Griekse filosofie, vormde Augustinus (354-430 na Christus) als filosoof de belichaming van de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen. In de eeuwen voorafgaand aan Augustinus had zich een fundamentele ontwikkeling voorgedaan: de opkomst van het christendom. ‘Kerkvader’ Augustinus streefde in zijn denken naar een verzoening tussen geloof en rede. Hoe pakte hij dit aan?
De filosoof en theoloog Aurelius Augustinus was afkomstig uit Thagaste, in Noord-Afrika. Hij studeerde in Carthago, waarna hij het grootste gedeelte van zijn leven in Rome en Milaan doorbracht, om uiteindelijk in Hippo (het huidige Annaba in Algerije) bisschop te worden. Augustinus leefde in een periode waarin de christelijke leer volop ‘in de maak' was. Kerkelijke dogma’s werden geformuleerd en in 380 maakte Theodosius het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. ‘Augustinus van Hippo’ droeg zelf in belangrijke mate bij aan de verspreiding van het christendom. Ook hij formuleerde dogma’s en stelde bovendien interpretatieregels op voor de Bijbel.
Spanning tussen geloof en rede
Tegelijkertijd was er gedurende de vroege middeleeuwen nog sprake van een levendige antieke filosofische traditie. Ook hier liet Augustinus zich door beïnvloeden. Hoewel hij vandaag de dag bekend staat als kerkvader, was hij namelijk niet zijn hele leven een christen. Voor zijn bekering in 386 zocht hij zijn heil eveneens bij filosofische stromingen, in het bijzonder het neoplatonisme, dat de erfenis van Plato in zich droeg. Augustinus zag zich dus geconfronteerd met twee uitersten: enerzijds de traditie van het dogmatische christelijke geloof, die een ‘geopenbaarde wijsheid’ verschafte; anderzijds de antieke filosofie, die het zelfstandige gebruik van de rede en het eigen verstand huldigde. Was de wereld van ‘Gods wil’ verenigbaar met die van een menselijke, vrije wil? Augustinus deed een poging om aan te tonen van wel.
‘Verchristelijking’ van Plato
In zijn streven naar verzoening tussen religie en filosofie ‘verchristelijkte’ Augustinus als het ware het denken van Plato, door middel van een creatieve herinterpretatie. Hij richtte zich hierbij op het dualisme van Plato, waarin onderscheid werd gemaakt tussen een tastbare werkelijkheid en een onzichtbare wereld van ‘eeuwige ideeën’. Augustinus beweerde dat Plato’s ideeën simpelweg hetzelfde waren als Gods gedachten. Zo kon hij bijvoorbeeld het ontstaan van de wereld verklaren zonder afstand te hoeven doen van Plato’s ‘eeuwige ideeën’. Het neoplatonisme veronderstelde, zoals alle oude Grieken dat hadden gedaan, dat de wereld er altijd al was geweest. Volgens het christendom was de wereld echter op een bepaald moment geschapen door God. Augustinus had de oplossing: Plato’s ‘ideeënwereld’ was al aanwezig in Gods gedachten voordat hij de wereld creëerde.
Menselijke kennis
Plato was van mening dat de mens over aangeboren kennis beschikte. Zijn leerling Aristoteles was dit niet met hem eens: alles wat de mens kon denken was immers gebaseerd op waarneming. Augustinus schaarde zich achter Plato: kennis is aangeboren en aangeboren noties kunnen met behulp van introspectie worden achterhaald. Maar, zo beweerde Augustinus, een innerlijke zoektocht alleen zal geen zuivere, zekere kennis opleveren. Waar Aristoteles op dit punt aan zou voeren dat onze waarneming noodzakelijk is om tot zuivere kennis te kunnen komen, suggereerde Augustinus iets anders. Waarneming was niet van belang, maar goddelijke inspiratie, wat simpelweg opgevat zou kunnen worden als het geloof in God, vormde de sleutel. Enigszins wiskundig geformuleerd betekende dit het volgende: introspectie + goddelijke inspiratie = kennis.
Verhouding God en de wereld
Volgens Augustinus waren er dus grenzen aan wat het verstand kon bevatten en wat de filosofie kon verklaren. Op die punten vormde het geloof de noodzakelijke aanvulling. Augustinus was daarbij van mening dat er een onoverbrugbare kloof bestond tussen God en de wereld. De menselijke ziel was door God geschapen, naar Gods voorbeeld en met aangeboren kennis. Echter, volgens de strikte christelijke leer voltrok alles zich volgens Gods plan. De mens was dus volledig afhankelijk van Gods genade. Kon er dan nog wel sprake zijn van een vrije wil? Augustinus koos hier wederom voor een middenweg: de mens heeft wel degelijk een vrije wil en kan zijn keuzes in het leven dus zelfstandig maken. Vóórdat de mens die keuzes eigenhandig maakt, ‘weet’ God echter al dát we die keuzes gaan maken. Zo rechtvaardigde Augustinus dat er zowel sprake kon zijn van een alwetende godheid als van een vrije, verantwoordelijke en ‘verstandige’ mensheid.
Invloed van Augustinus
De filosofie van Augustinus vloeide voort uit zijn eigen ervaringen tijdens zijn zoektocht naar geluk. In zijn belangrijke werk Confessiones (‘Belijdenissen’), de eerste autobiografie uit de wereldgeschiedenis, deed Augustinus uitgebreid verslag van de innerlijke weg die hij bewandelde voordat hij tot het besluit kwam zich tot het christendom te bekeren. Een zin uit zijn Confessiones geeft kernachtig zijn overtuiging weer: ‘Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in u, o God.’ Zijn visie op het wereldse leven in relatie tot God, zoals hij dat verwoordde in de Confessiones, inspireert tot op de dag van vandaag theologen en filosofen, maar ook juristen, politici en psychologen.
Afbeeldingen
- Benozzo Gozzoli, St Augustine Reading (...), 1464-1465.
- Carlo Crivelli, St. Augustinus, 1487-1488.