Babylonische kalender
Van oudsher heeft de mens de behoefte gehad om een systeem te vinden in de wisseling van de jaargetijden. Met name na de opkomst van de landbouw was het essentieel om te weten in welke periode van het jaar men leefde, zodat men wist wanneer men moest zaaien en oogsten. In de loop der tijd hebben verschillende beschavingen daarom hun eigen kalenders en jaartellingen opgesteld. De Babylonische kalender ontstond al ruim 2000 jaar voor Christus.
De Babylonische kalender ontstond vermoedelijk rond 2000 voor Christus en was gebaseerd op de oude Soemerische kalender. Ieder jaar bestond uit twaalf maanden en elke nieuwe maand begon met de komst van een nieuwe maan. Aanvankelijk was de kalender volledig gebaseerd op de observatie van de maan, maar na verloop van tijd realiseerden de Babyloniërs zich dat hun kalender achter begon te lopen op de zonnewende. Om dit te corrigeren introduceerden zij rond 500 voor Christus een dertiende maand genaamd ‘adaru 2’.
Het Babylonische jaar begon in de lente en kende in totaal drie seizoenen. Het eerste seizoen heette ‘res satti’, dat begin betekent. Vervolgens ging men rond juli over op het seizoen ‘misil satti’ (het midden) en eindigde men het jaar met ‘kit satti’ (het einde), dat begon in december. De kalender was van groot religieus belang voor de Babyloniërs. Zo bestond elk seizoen uit vier maanden, die ieder vernoemd waren naar een god. De eerste maand, arah nisanu, behoorde toe aan de oppergod Anu, terwijl de laatste maand, arah adarru, in verband stond met de Erra, de god van de chaos en de plaag.
Iedere zevende dag op de Babylonische kalender stond bekend als een heilige dag, ofwel een ‘kwade dag’. Op die dag waren een groot aantal activiteiten verboden, waaronder het verzoeken van de goden en het doen van een wens. Desalniettemin was het wel traditie om op deze dag religieuze offers te brengen. Dit werd dan gedaan rond middernacht, om zo de verboden van de ‘kwade dag’ te omzeilen. Eén van deze wekelijkse heilige dagen, namelijk de achtentwintigste van iedere maand, was tevens een vaste rustdag voor de Babyloniërs.