Bloedbad bij staking in Iquique, Chili
Op 21 december 1907 werd er een bloedbad aangericht in de school Santa Maria in Iquique in Chili. Het leger bracht 2.200 stakende mijnwerkers en hun familieleden om het leven. Deze dag wordt gezien als een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Chili.
Sociale kwestie
De economie in Chili was grotendeels afhankelijk van salpeter, wat in de vele mijnen in het land gewonnen werd. Vanaf eind 19e eeuw vormde de ‘sociale kwestie’ in Chili een steeds groter probleem. De lange werkdagen, lage lonen en steeds slechter wordende werkomstandigheden zorgden ervoor dat er vanaf 1902 regelmatig stakingen uitbraken, zoals de staking in Valparaïso in 1903 en de vleesrellen in Santiago in 1905.
Verloop van de staking
Op 10 december 1907 begon de staking in de salpetermijn in San Lorenzo. Deze breidde zich langzaam uit over mijnen in de regio Tarapacá. Vanaf 16 december trokken de stakende mijnwerkers en hun gezinnen richting de regionale hoofdstad Iquique. Hier hoopten zij dat de regionale regering met de Britse mijneigenaren wilde onderhandelen. De mijneigenaren wilden echter niks weten van verbetering van de leefomstandigheden.
Ondertussen bleef de staking maar groeien. Naast mijnwerkers kwamen ook veel arbeiders uit andere industrieën naar Iquique om hun steun te betuigen. De meeste salpetermijnen waren platgelegd door de staking, wat een negatieve invloed had op de Chileense economie. Hierdoor voelde de Chileense regering zich genoodzaakt actie te ondernemen. Op 19 december stuurde de Chileense president het leger onder leiding van generaal Roberto Silva Renard naar Iquique om het probleem op te lossen en ervoor te zorgen dat de mijnwerkers weer aan het werk gingen.
Aanloop naar het bloedbad
De vele stakers, bij elkaar ruim 10.000, verzamelden zich op pleinen en bij scholen in Iquique, waaronder bij de Santa Maria school. Bij aankomst in de stad op 20 december probeerde het leger de stakers naar huis te sturen, maar deze poging werd massaal genegeerd. De spanning liep hoog op, met als gevolg enkele kleine schermutselingen tussen de stakers en het leger, waarbij er zes mensen omkwamen. Op 21 december gaf Silva Renard aan dat als de stakers niet naar huis zouden terugkeren en weer aan het werk zouden gaan, het leger het vuur zou openen.
Het bloedbad
Dit geschiedde op 21 december 1907 om 14.30 uur. Hoewel er volgens generaal Silva Renard 140 mensen bij de militaire actie om het leven kwamen, waren dit er hoogstwaarschijnlijk rond de 2.200, zowel medewerkers als familieleden. Na het bloedbad werden de slachtoffers in massagraven begraven, en werden de overlevenden gedwongen terug te keren naar de mijnen en hun werk weer op te pakken. Het duurde nog tot de jaren ’20 voordat er verbetering kwam in de werkomstandigheden.