De politiek in met idealen - Jacques de Milliano
Jacques de Milliano was bekend als medeoprichter en voorzitter van de Nederlandse hulporganisatie Artsen zonder Grenzen. Eind 1997 werd hij als nummer acht op de kandidatenlijst van het CDA gezet.
Hilde Reiding
De wens om maatschappelijke idealen te verwezenlijken, noemen politici vaak als belangrijke drijfveer voor hun deelname aan de politiek. Maar idealen moeten met aardse middelen worden gerealiseerd, ook in de Haagse praktijk. Die leert dat machtspolitiek, pragmatisme, fractiediscipline en het sluiten van compromissen een onvermijdelijk onderdeel zijn van de dagelijkse politieke realiteit, waarin een politicus moet functioneren. Dat een volksvertegenwoordiger die dit niet kan accepteren, het moeilijk krijgt, illustreren de lotgevallen van het Kamerlidmaatschap van Jacques de Milliano. Hij was het overigens maar kort.
De Milliano was bekend als medeoprichter en voorzitter van de Nederlandse hulporganisatie Artsen zonder Grenzen. Eind 1997 werd hij tot veler verrassing als nummer acht op de kandidatenlijst van het CDA gezet. Het CDA was in 1994 na jarenlange regeringsdeelname in de oppositie terechtgekomen en worstelde nog altijd met zijn nieuwe rol en de te varen koers. Partijvoorzitter Hans Helgers streefde naar vernieuwing, en het lanceren van nieuwe, bij voorkeur sociale, gezichten in de fractie maakte daar onderdeel van uit. Het CDA pronkte trots met De Milliano op de lijst, maar velen vermoedden al direct dat het tussen deze bevlogen idealist en het CDA niet lang goed kon gaan. Inderdaad deden zich al tijdens de verkiezingscampagne de eerste aanvaringen met de fractie en partijleider Jaap de Hoop Scheffer voor en ook als Kamerlid bleef De Milliano een relatief individuele koers varen. Onderling speculeerden zijn collega’s wel eens grappend over het moment waarop hij naar de PvdA zou overstappen, maar dat een dergelijk scenario op korte termijn de realiteit zo dicht zou naderen, zullen zij toch niet hebben verwacht.
Al een half jaar na De Milliano’s installatie als Kamerlid kwam het tot een breuk tussen het CDA en ‘de Jantje Pronk van de christendemocratie’. De aanleiding was een Kamerdebat, waarin Maxime Verhagen namens het CDA het standpunt verwoordde, dat een deel van de Bosnische vluchtelingen met een A-status kon worden teruggestuurd. Voor De Milliano was dit onacceptabel. Hij vond het standpunt onverenigbaar met het sociale en humane verkiezingsprogramma van het CDA en in een brief aan de fractie beschuldigde hij zijn partij van ‘politiek opportunisme’ in de sfeer van ‘Nederland is vol’. De Hoop Scheffer gunde De Milliano de mogelijkheid een minderheidsstandpunt in te nemen, maar De Milliano vond dat hij, als de fractie haar standpunt niet herzag, bij het CDA niets meer te zoeken had. Hij dacht na over drie verschillende opties: ter beschikking stellen van zijn zetel, verdergaan als eenmansfractie of - een novum voor een zittend Kamerlid - aansluiting zoeken bij een andere fractie. De Milliano flirtte nog even met de PvdA en Groen- Links, maar koos er uiteindelijk voor terug te treden en weer als arts aan de slag te gaan.
De hele kwestie was al bijna vergeten, toen de affaire in januari 2001 nog een bizar staartje kreeg. Dat kwam door de geldende regel, dat een opengevallen plaats in een fractie formeel aan een Kamerlid wordt toegewezen dat tussentijds is vertrokken. Maar doorgaans maken Kamerleden die om eigen redenen de fractie hebben verlaten, geen gebruik van deze regeling. Toen een CDA-zetel na twee jaar vrij kwam, kondigde De Milliano aan dat hij deze wilde opeisen om alsnog als onafhankelijk Kamerlid verder te gaan. Zijn streven was zich in te zetten voor een ‘democratie van bezieling’, waarin niet partijen, maar onafhankelijke politici centraal zouden staan. Voor zover De Milliano in politiek Den Haag na zijn snelle vertrek bij het CDA nog serieus werd genomen, verspeelde hij met dit oneigenlijke gebruik van een bepaling in de Kieswet het laatste restje geloofwaardigheid. Hij kreeg een storm van kritiek over zich heen en trok zich aangeslagen terug, een dag voor de datum waarop hij opnieuw als Kamerlid zou worden beëdigd. Zijn idealen zou hij voortaan buiten het parlement moeten uitdragen.
Dr. H. Reiding werkt bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Artikel afkomstig van
De portretten in de Curiositeitenkamer zijn geschreven door medewerkers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG).
Het CPG, gevestigd te Nijmegen, is een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit en de Stichting Parlementaire Geschiedenis te Den Haag. Het Centrum doet wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de parlementaire geschiedenis van Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
In de Curiositeiten Kamer wordt tweewekelijks een kleurrijk Kamerlid geportretteerd. De rubriek verschijnt zowel op de website van het CPG als op IsGeschiedenis.nl en dit artikel verscheen eerder in Openbaar Bestuur (11-2009). Meer informatie over het CPG.