Dit aten de bemanningsleden aan boord van een VOC-schip
De reis op een schip richting Indië duurde ongeveer negen maanden. Voor de honderden bemanningsleden aan boord moest een gigantische hoeveelheid voedsel en drinkwater meegenomen worden. Vaak kwam men toch tekort en werd de bemanning op rantsoen gezet. Nog afgezien van de soms karige hoeveelheid bevatte het menu aan boord te veel vet en zout en te weinig vitamines.
Inkoop en bederf
De VOC kocht meestal vaste hoeveelheden eten en drinken in. In principe gold op elk schip een vast menu, waardoor de Compagnie makkelijk kon bepalen hoeveel er nodig was. Daarnaast zorgde een standaardmenu er voor dat men goedkoper in kon slaan. Ondanks dat de producten meestal werden geselecteerd op houdbaarheid, kwam het vaak voor dat voedsel bedorven raakte. Vaten met vlees zaten vaak vol met maden en water moest gezeefd worden in bijvoorbeeld een theedoek om de worpjes eruit te krijgen. Het gebrek aan vitaminen was echter het gevaarlijkst op de lange reizen: met name scheurbuik kwam veel voor.
Het menu op een VOC-schip
’s Ochtends at men meestal gortepap, eventueel met pruimen en boter. Het middageten was de warme maaltijd en bestond uit een combinatie van rijst, erwten of bonen enerzijds en stokvis, rundvlees of varkensvlees anderzijds, alle drie in ruime mate gepekeld. Zout werd overal aan toegevoegd om bederf te voorkomen en erwten, bonen en brood waren vaak gortdroog, zeker na enkele maanden op zee. ’s Avonds stonden de restjes van de middagmaaltijd op het menu. Als aanvulling was er verder scheepsbeschuit, kaas, zuurkool en heel veel mosterd. Een schip met driehonderd opvarenden nam na schatting zo’n 15.000 kilo vlees, 25.000 kilo brood en 5.000 kilo erwten mee, om slechts een paar voorbeelden te noemen.
Drinken op een VOC-schip
Om te drinken nam men vooral water, bier, wijn en sterke drank (jenever) mee. Het water en bier gingen hard achteruit naarmate de reis vorderde terwijl de wijn en jenever redelijk goed bleven. Per dag kreeg een bemanningslid ongeveer een liter bier en een mutsje wijn of jenever te drinken. Uitdroging kwam regelmatig voor, met name als er onderweg problemen waren met het halen van nieuwe voorraden of dat men door weersomstandigheden dan wel navigatiefouten langer onderweg was. Soms leidde dit tot zelfmoord of muiterij. In totaal ging er voor driehonderd man waarschijnlijk zo’n 200.000 liter aan water en alcoholische dranken mee.
Dineren achter de mast
Voor scheepsofficieren en passagiers, die ‘achter de mast’ verbleven, was het eten een stuk beter. Zij hadden vaak extraatjes als honing, stroop, komijnekaas, ham, rozijnen, en specerijen tot hun beschikking. Soms was er op het achterdek een groentetuintje of liepen er wat schapen, varkens of kippen rond zodat men vers voedsel had. De verschillen moeten ook weer niet overdreven worden. De hogere rangen aan boord hadden eveneens te maken met bederf, tekorten en ziekten. Hun kansen om de reis te overleven lagen wel een stuk hoger.
Leestip:
Titel: Werkers van de wereld – Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800
Auteur: Matthias van Rossum
Uitgeverij: Verloren
ISBN: 9789087044190
Winkelprijs: €39,–
Bronnen:
- Barend-van Haeften, M. (1996) Op reis met de VOC: De openhartige dagboeken van de zusters Lammens en Swellengrebel (Walburg Pers)
- Roeper, V. (2002) Zwarte peper, scheurbuik; Kinderen op reis met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (Querido’s Uitgeverij, Amsterdam)
- Ketting, H. (2002) Leven, werk en rebellie aan boord van Oost-Indiëvaarders (1595-±1650) (Amsterdam)
Afbeelding:
- Joseph de Bray [Public domain], via Wikimedia Commons