Gastarbeiders in Nederland sinds de jaren zestig
Toen na de Tweede Wereldoorlog de wederopbouw en industrialisatie goed op gang kwam, ontstond er een enorme vraag naar laaggeschoolde arbeidskrachten. Vanuit Zuid-Europa, Marokko en Turkije kwamen grote groepen mensen naar Nederland om aan die vraag te voldoen.
Na de Tweede Wereldoorlog vorderde de industrialisatie in Nederland gestaag en bloeide de economie aan het einde van de jaren ’50 op. Er ontstond een tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten voor de zware fysieke beroepen. In eerste instantie ging men daarom arbeiders werven in Spanje, Griekenland, Joegoslavië en Italië. Halverwege de jaren zestig begon men met de werving van gastarbeiders uit Turkije en Marokko. Hier bevonden zich grote groepen welwillende arbeidsmigranten.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Warm welkom
Er was nog geen sprake van integratiebeleid in Nederland en de gastarbeiders leefden vaak onder slechte woon- en werkomstandigheden. Ze werden ondergebracht in pensions of barakken, waar zij opeengepakt leefden. Ondanks de slechte omstandigheden, was er wel een warm welkom volgens de zoon van een Turkse gastarbeider: ”We werden nog net niet doodgeknuffeld”. Ze kregen dikwijls een gebedsruimte op de werkvloer en soms zelfs een Turkse kok, extra vakantiedagen en geld voor de vliegtickets voor familiebezoek. De bedrijven waren blij met de nieuwe werkkrachten. Nico Wulterkens, voormalig werknemer van de blikfabriek Thomassen & Drijver, herinnerde het zich nog goed: “Dan kwam je aan op Schiphol en zag je de mensen wezenloos om zich heen kijken. Die kwamen uit gebieden die er totaal anders uitzagen dan hier. En dan leverden wij ze bij de pensions af.”
Permanente arbeiders
Het idee dat deze gastarbeiders tijdelijke migranten waren, bleek een misvatting. De meeste Turken en Marokkanen schoten hier wortel en vestigden zich in de lagere rangen van de arbeidsmarkt. In de contracten die gesloten waren met de Nederlandse overheid, stond namelijk dat de gastarbeiders het recht hadden te blijven en dat ze na twee jaar hun familie konden laten overkomen. De Turkse en Marokkaanse arbeiders maakten hier massaal gebruik van, terwijl de Zuid-Europeanen terugkeerden naar hun land. Aan de werving van gastarbeiders werd onder het bewind van kabinet Den Uyl in 1973 een einde gemaakt. De regering voorzag lange termijn problemen: "noch de belangen van de vreemdelingen zelf noch die van de Nederlandse samenleving zijn met hun komst gediend”.
Moeilijkheden
In de jaren tachtig raakte de economie in Nederland in het slop. Het gevolg was dat er onder de voormalige gastarbeiders grote werkloosheid heerste. Ook ging het samen leven niet goed en bleken veel Turken en Marokkanen slecht geïntegreerd. Vaak spraken ze de taal niet en evenzo voelden de jongeren van de latere generaties zich gevangen tussen twee werelden.
Nieuwe gastarbeiders?
Er kwam de afgelopen jaren een nieuwe vraag naar goedkope ongeschoolde arbeidskrachten op. Door de Europese eenwording en de toedreding van Oost-Europese landen sinds 2004 is het makkelijker geworden voor Oost-Europeanen om in Nederland te werken en zij vervullen dikwijls de rol die gastarbeiders vroeger speelden. Veel van de Oost-Europeanen werken echter als seizoenarbeider in de landbouw en lijken in tegenstelling tot eerdere gastarbeiders niet van plan te zijn zich permanent te vestigen. Bijna de helft van hen is jonger dan dertig en werkt via een uitzendbureau. De grootste groep komt uit Polen, gevolgd door Roemenië en Bulgarije.
De Oost-Europeanen worden anders verwelkomd dan de gastarbeiders uit de jaren zestig. Er heerst onder sommigen het sentiment dat ze vervelend en storend zijn. Een meldpunt van de PVV was een uiting van dit sentiment en deed veel stof opwaaien