Goeie Mie Swanenburg
SWANENBURG, Maria Catharina, vooral bekend als Goeie Mie of de Leidse gifmengster (geb. Leiden 9-9-1839 – gest. Gorinchem 11-4-1915), gifmengster. Dochter van Clemens Swanenburg (1810-1882), textielarbeider, en Johanna Dingjan (1810-1882). Maria Swanenburg trouwde op 13-5-1868 in Leiden met Johannes van der Linden (1844-1898), fabrieksarbeider; dit huwelijk werd ontbonden op 29-1-1886. Uit eerdere relaties werden 1 zoon en 2 dochters geboren, uit haar huwelijk 4 zoons en 3 dochters.
Maria Catharina (Mie) Swanenburg werd geboren op de Leidse Oostdwarsgracht, in een gezin met twaalf kinderen, waarvan er zes op jonge leeftijd stierven en één levenloos werd geboren. Later woonde het gezin in de Rijneveststeeg. Zij leefde een armoedig bestaan. Haar vader gaf alles wat hij verdiende uit aan drank. Mie leverde een bijdrage aan het gezinsinkomen door kousen te breien, uit wassen te gaan of op kinderen te passen.
Dit artikel is afkomstig uit de bundel 1001 vrouwen. In samenwerking met Uitgeverij Vantilt publiceert IsGeschiedenis 10 lemma’s uit het boek 1001 vrouwen, dat is verkozen tot het 'Beste geschiedenisboek allertijden'.
Op 13 mei 1868 trouwde Mie Swanenburg met Johannes van der Linden, fabrieksarbeider bij de Grofsmederij. Bij haar huwelijk bracht Swanenburg één kind mee: Arie werd gewettigd als zoon van Van der Linden; twee voorechtelijke kinderen waren al overleden. Het paar kreeg nog zeven kinderen, van wie alleen Maria Catharina en Leonard in leven bleven. Achtereenvolgens woonde het gezin in de Gortestraat, de Haverstraat, de Groenesteeg en ten slotte op Singelstraat 16 – de armste wijken van Leiden. Mie werkte als wasvrouw en stond bekend als de behulpzame buurvrouw die vaak op kinderen en zieken paste. Vandaar haar bijnaam ‘Goeie Mie’.
Rond 1880 begon Mie Swanenburg met het stelselmatig vergiftigen van haar buurtgenoten en familieleden. Door haar grote hulpvaardigheid bleef dit onopgemerkt. Ze was ook behulpzaam bij het sluiten van begrafenisverzekeringen bij verschillende fondsen – waaronder Maatschappij Tot Voorzorg en De Nederlanden. Ook sloot ze verzekeringen af zonder dat de betrokkenen dit wisten. Zij vergiftigde zo’n honderd mensen met arsenicumpoeder dat ze als middel tegen wandluis kocht bij drogisterij De Ruyter.
Haar laatste moord pleegde ‘Goeie Mie’ op 8 december 1883. Toen drie leden van het gezin Frankhuizen tegelijkertijd overleden, ontstond argwaan. Heel- en verloskundige J.L.A. Desertine, belast met de lijkschouwing, deed op 14 december aangifte bij de politie, waarna een onderzoek werd ingesteld door inspecteurs Rinze Pronk en Ernst Henri Grefe. Een dag later, op 15 december, werd Mie Swanenburg gearresteerd. De drie lijken van de familie Frankhuizen werden meteen onderzocht en nog dertien lijken – waaronder die van Mie’s ouders en andere familieleden – werden opgegraven. Een uitvoerig buurtonderzoek volgde. In Leiden gonsde het op dat moment van de geruchten over Mie. Enkele dagen na haar arrestatie bekende Swanenburg de moord op de familie Frankhuizen en op 18 december werd zij overgeplaatst naar het huis van bewaring in Den Haag.
Het gerechtelijk onderzoek naar de praktijken van Mie Swanenburg, dat zich uitstrekt over meer dan negentig verdachte sterfgevallen, duurde ruim anderhalf jaar. Op 23 en 24 april 1885 vond de behandeling van de strafzaak plaats voor het Gerechtshof in Den Haag. De zaak kreeg veel nationale en internationale aandacht van de media. Er ging een gesmoorde kreet van afgrijzen door de zaal toen Swanenburg naar de beklaagdenbank werd geleid. Zelfs haar advocaat C.A. Vaillant vond dat er ‘nooit een groter onmens in de beschuldigdenbank [had] gezeten’.
Wel twijfelde hij aan de toerekeningsvatbaarheid van de beklaagde. Hij noemde haar een ‘psychisch anomalie’, een ‘erreur de la nature’ (vergissing van de natuur). Het medisch rapport over de gemoedstoestand van de beklaagde, gemaakt in opdracht van de recht van instructie, wees echter uit dat de beklaagde had gehandeld ‘in volle bezit van haar verstandelijke vermogens’. Swanenburg sprak geen woord van berouw in de rechtbank, slechts een vraag in haar eigen belang: ‘Asjeblieft een genadige straf'.
Swanenburg werd op 1 mei 1885 veroordeeld tot levenslange tuchthuisstraf. Drie gifmoorden waren bewezen, maar waarschijnlijk heeft ze geprobeerd in totaal 102 mensen te vergiftigen – 45 zijn ernstig ziek geworden, 27 zijn overleden. De strafzaak leidde ook tot een verzekeringszaak: de verzekeringsmaatschappijen wilden het geld terug dat ze aan Swanenburg hadden uitgekeerd. Aangezien zij moord niet in hun polis hadden uitgesloten, werden zij in het ongelijk gesteld. Swanenburg heeft verder gezwegen en haar motief voor de moorden is dan ook nooit helemaal duidelijk geworden. Aanvankelijk lijkt geldzucht haar drijfveer te zijn geweest, maar na verloop van tijd bleek dat ze op grote schaal doorging zonder er financieel voordeel bij te hebben. Ze deed namelijk niks met het geld dat ze binnenhaalde. Vermoedelijk heeft een gevoel van machtswellust meegespeeld: zij kon ingrijpen in leven en dood.
Op 2 juli 1885 werd ‘Goeie Mie’ overgebracht naar de gevangenis voor vrouwen in s-Hertogenbosch. Niet veel later, op 29 december, werd het huwelijk tussen haar en Van der Linden ontbonden. Op 8 maart 1887 werd ze overgeplaatst naar de vrouwengevangenis in Gorinchem. Vanuit deze gevangenis probeerde ze nog verschillende keren tevergeefs gratie of revisie te krijgen.
Ze stierf op 11 april 1915 na een langdurige ziekte in de vrouwengevangenis van Gorinchem. Maria Swanenburg werd begraven op de katholieke begraafplaats in Gorinchem.
Reputatie
De zaak ‘Goeie Mie’ staat bekend als een van de meest sensationele moordzaken uit de Nederlandse geschiedenis. Het proces leidde ertoe dat sommige praktijken werden veranderd. Het werd moeilijker om zware vergiften (zoals arsenicum) te kopen en het sluiten van verzekeringen op naam van een ander werd bemoeilijkt. Ook zorgde het proces ervoor dat artsen minder laks omgingen met de lijkschouwing van fondspatiënten uit arbeidersbuurten.
Naar aanleiding van de lijkenschouw tijdens het politieonderzoek schreef T. Zaaijer bovendien De toestand der lijken na arsenicum-vergiftiging. Ene geregtelijkgeneeskundige studie geschreven. In dit boek weerlegt hij de gedachte dat een arsenicumvergiftiging tot mummificatie van het lijk zou leiden. Er zijn plannen geweest om in 1993 een speelfilm van Hans Prins over Swanenburg uit te brengen, maar de productie ging wegens geldgebrek niet door.