Historici, denk klein!
In de jaren vijftig van de vorige eeuw veroverde de Volkswagen Kever de wereld met een verassende, eerlijke slogan: ‘It’s ugly, but it gets you there.’ Volgens Marijn Parmentier kunnen historici hier een voorbeeld aan nemen: ons richten op wat we mensen kunnen bieden, en eerlijk zijn over wat we niet kunnen.
Marijn Parmentier
Zaken waar historici de neus voor ophalen
In de collegezalen kom ik ze maar zelden tegen: autoliefhebbers. Mensen die precies weten hoe het logo van Lotus eruitziet, mensen die een mening hebben over categorieën als ‘Zweedse auto’s’, ‘DSG-versnellingsbakken’ en ‘downsizing van motoren’. Buiten de universiteit is dat heel anders: diverse van mijn vrienden en familieleden hebben toch op zijn minst enkele handige stereotyperingen in huis: ‘Franse auto’s zijn roestbakken’, ‘Italiaanse auto’s worden met passie gemaakt – en zonder kwaliteitsnormen’, ‘gewoon een Japannertje, om mee van A naar B te komen’. Oké, de meeste mensen die ik tegenkom kunnen niet een Citroën DS nauwkeurig dateren aan de hand van details als koplampen en siertrips – ik geef het eerlijk toe; ik wel – maar ze zijn ook niet totaal onverschillig over het type auto dat ze besturen.
Maar misschien zijn mijn medestudenten en de historici aan de universiteit dat eigenlijk ook niet. Misschien is het enkel één van die onderwerpen die simpelweg geen plaats hebben in de academische wereld. Als je er over nadenkt, zijn er heel wat van die onderwerpen: televisieseries, voetbal, soaps, de nieuwe zomercollectie, de laatste producten van Microsoft of Apple, seks – het zijn allemaal zaken waar mensen zich intensief mee bezig houden, maar waar (academische) historici als beroepsgroep de neus voor lijken op te halen. We willen best wat schrijven over de maatschappelijke rol van voetbalclubs in de twintigste eeuw, maar we gaan echt niet onze passie voor het karaktervoetbal van Liverpool uit de doeken doen. We wisselen, kortom, steeds ons enthousiasme in voor koele analyses.
De verlammende roep om wetenschappelijkheid
Mijn vraag is kort: waarom? Ik ben persoonlijk geen groot sportfanaat, maar een gepassioneerde biografie van Joop Zoetemelk brengt mij echt meer bij en meer in vervoering, dan een traktaat over het evoluerende sportbeleid van de Nederlandse regering sinds de jaren tachtig. En waarom mag een boek over de industriële revolutie niet gewoon gaan over die machtige stoomtreinen, over de geur van kolen en over explosies – waarom moet er altijd weer een ruim van open deuren voorziene economische theorie aangerukt worden om alle spanning en avontuur tot ‘schaalvoordelen’ en ‘krimpende relatieve afstanden’ te reduceren?
Deze verlammende roep om ‘wetenschappelijkheid’ is natuurlijk, naast komisch, vooral tragisch. De historicus die zijn onderzoek begon met een fascinatie, met bewondering voor een held of liefde voor een uitvinding, raakt verstrikt in een woud van jargon en produceert uiteindelijk eenheidsworst. Maar niet alleen de historicus als persoon verliest, ook zijn discipline gaat er niet op vooruit. Want waar traditioneel het lekenpubliek heel wat meer geschiedenisboeken leest dan boeken over internationale betrekkingen, zal dat verschil verdwijnen als de historicus zijn schrijfkwaliteiten en fascinerende onderwerpen opgeeft ten faveure van de ‘wetenschappelijkheid’.
‘It’s ugly but it gets you there’
Terug naar de auto’s. In de jaren vijftig en zestig probeert de Duitse autofabrikant Volkswagen zijn product te slijten op de grote Amerikaanse markt. Maar waarom zou een Amerikaan zijn grote Chevy, Buick of Ford met zijn massieve chromen bumpers verruilen voor een kleine, lawaaiige Kever, die bovendien van jaar tot jaar nauwelijks verandert, terwijl General Motors en Ford ieder jaar brand new models kunnen leveren? Volkswagen klopt daarom aan bij een tot dan toe klein en onbekend reclamebureau: Doyle Dane Bernbach.
De campagne waarmee DDB de Kever Amerika zal doen veroveren, lijkt in niets op de poenerige, opschepperige wijze waarop de fabrikanten uit Detroit adverteren. Met een enkele zwart-witfoto, een onderschrift in blokletters en een korte uitleggende tekst zijn de advertenties toonbeelden van eenvoud en herkenbaarheid. De tekst verhult de gebreken van de Kever niet: hij is niet groot, niet luxe, niet mooi. Eén van de advertenties toont enkel een maanlander en het onderschrift ‘It’s ugly, but it gets you there.’ – het Volkswagenlogo doet de rest. Ondertussen worden de sterke punten van de Kever met relativerende bescheidenheid naar voren gebracht: onze auto is zuinig, gaat niet kapot, verandert niet, zodat onderdelen altijd leverbaar blijven. De DDB-campagne wordt een daverend succes. Het ondenkbare gebeurt: en masse danken de Amerikanen hun ‘eigen’ auto’s af voor de kleine wagen uit Wolfsburg.
Passie en fascinatie
Voor de goede verstaander is misschien al duidelijk wat mijn boodschap is. Het is mijn overtuiging dat wij historici heel wat kunnen leren van deze inspirerende geschiedenis. Zoals Volkswagen op de Amerikaanse markt van de jaren vijftig, bevinden wij ons in een wereld die op het eerste gezicht heel andere dingen waardeert dan wij kunnen leveren. Wij kunnen natuurlijk proberen ons product op te poetsen en uit te venten als iets wat het niet is. Maar beter kunnen wij het voorbeeld van Volkswagen volgen en zelfbewust en eerlijk vertellen wat wij wél kunnen: verhalen schrijven die de realiteit geen geweld aan doen, maar juist tot leven brengen in al haar facetten. Boeken maken die je ook ná werktijd wilt lezen. En bovenal verhalen vertellen waarin onze fascinatie en passie ook úw passie en fascinatie prikkelen.
Vergeet het ‘grote denken’, het consumptiedenken van de jaren vijftig, en heb oog voor de kleine kwaliteiten van de Volkswagen: ‘Think Small.’ – aldus DDB in 1962. DDB schreef in de jaren zeventig over de Kever: 'For nearly a quarter of a century it’s been a faithful friend. In all that time, it never set much store by the way it looked. Only by the way it worked.’ Zou het misschien ook niet kunnen zijn dat de geschiedbeoefening niet aan draagvlak verliest maar wint als wij het hopeloze streven naar de status van ‘echte’ wetenschap opgeven? Zou in die zin bescheidenheid juist niet meer ruimte kunnen geven aan de kwaliteiten van geschiedverhalen om mensen te fascineren?
Dit is een aangepaste versie van een eerder verschenen artikel in
tijdschrift Groniek. Lees hier de oorspronkelijke versie.