James Watt: Schotse uitvinder in de Industriële Revolutie
“Ik steek mijn hoofd nog liever voor het uiteinde van een kanon dan dat ik probeer te onderhandelen over een prijs”, aldus James Watt. De Schotse uitvinder was absoluut geen geboren zakenman, maar toch stierf hij in 1819 met een fortuin op zijn naam. Dit had Watt vooral te danken aan zijn goede zakenrelaties, en natuurlijk aan zijn uitvinding van de verbeterde stoommachine, die het begin betekende van de Industriële Revolutie.
James Watt werd geboren op 19 januari 1736 in het Schotse stadje Greenock in Renfrewshire. Hij was de oudst overlevende zoon van Agnes Muirhead en haar man, de succesvolle handelaar en scheepstimmerman James Watt sr. Gedurende zijn jeugd ontpopte de jonge Watt zich als een ziekelijk kind, dat regelmatig last had van zware hoofdpijn. Hij kreeg daarom eerst jarenlang thuisonderwijs van zijn moeder, voordat hij alsnog overstapte naar de lokale school. Daar leerden de docenten hem kennen als een ‘slome leerling’, maar wel één die veel interesse toonde voor handwerk en wiskunde.
Gilde van de Hamermannen
In 1755 verhuisde James Watt naar Londen, waar hij in de leer trad bij een mechanische instrumentenmaker. Al snel bleek hij zijn roeping gevonden te hebben en bracht de jonge leerling per dag meer dan tien uur door in de koude werkplaats, om in een korte tijd zoveel mogelijk te leren. Na een jaar keerde Watt terug naar Schotland, maar in Glasgow werd zijn uitgebreide vakkennis niet op prijs gesteld. Het lokale gilde van de Hamermannen accepteerde namelijk alleen leden die minstens zeven jaar in de leer waren geweest. De lokale universiteit stelde minder strenge eisen, en dus kreeg Watt daar een baan als reparateur van astronomische instrumenten.
Newcomen machine
In 1763 kreeg Watt van de universiteit opdracht om hun Newcomen machine te repareren. Dit was een inmiddels al 50 jaar oud ontwerp van de stoommachine, dat vooral gebruikt werd om water uit mijnen te pompen. Tijdens zijn reparatiewerkzaamheden kwam Watt al snel tot de conclusie dat de machine uiterst inefficiënt omging met de opgewerkte energie. Hij bedacht daarom een aantal verbeteringen en ontwierp op basis daarvan een nieuwe stoommachine. Zelf beschikte Watt echter niet over voldoende financiële middelen om zijn project te realiseren, en dus ging hij in zee met de Engelse ondernemer en investeerder Joe Roebuck. Dit partnerschap stelde hem in staat om in 1765 zijn eerste prototype van de verbeterde stoommachine te bouwen.
Stoommachine
De eerste experimenten verliepen echter minder succesvol dan verwacht, met name omdat het lastig bleek het papieren ontwerp van Watt met ijzer na te bouwen. De twee partners staken zichzelf uiteindelijk zo diep in de schulden dat Watt een bijbaantje als ingenieur moest nemen en dat Roebuck in 1773 failliet ging. Laatstgenoemde verkocht daarop zijn aandeel in het project aan zakenman Matthew Boulton, en met diens steun slaagde Watt er in 1775 alsnog in zijn prototype te voltooien en er een patent op aan te vragen. Zes jaar later verbeterde hij zijn ontwerp nog verder door de introductie van een roterende krukas, waardoor de machine ook geschikt werd voor andere doeleinden dan alleen het pompen van water.
Paardenkracht
De verbeterde stoommachine van Watt werd al snel een groot commercieel succes, met name in de textielindustrie. Om zijn uitvinding te monetariseren besloot Watt, op advies van Boulton, naast een verkoopprijs ook een gebruikerstarief op zijn machines te heffen. Dit rechtvaardigde hij door te stellen dat de fabriekseigenaren door zijn machine veel minder paarden nodig hadden.
Een gemiddeld paard kon stapvoets gemiddeld ongeveer 180 lb (81 kilogram) tillen, zo stelde Watt. Op basis van het aantal ‘paardenkracht’ van zijn machine berekende hij vervolgens hoeveel kosten het bedrijf zou uitsparen door het gebruik van zijn uitvinding in plaats van paarden. Vervolgens brachten Watt en Boulton jaarlijks een derde van die besparing in rekening als gebruikersheffing op hun machines.
Kopieermachine
De slimme verkoopstrategie van zijn stoommachine maakte van Watt in korte tijd een rijk man. Dit stelde hem onder meer in staat om voortaan zelf de prototypes van zijn nieuwe uitvindingen te bekostigen. Zo ontwierp hij later ook nog de eerste kopieermachine ter wereld, waar hij in 1781 patent op kreeg. Na het aflopen van zijn 25-jarige patent op de stoommachine in 1800 besloot de uitvinder vervolgens met pensioen te gaan.
Boulton en hij besloten hun partnerschap door te geven aan hun beide zoons, James Watt jr. en Matthew Robinson Boulton. De uitvinder bracht daarna het grootste gedeelte van zijn pensioen door in het gezelschap van zijn vrouw Ann MacGregor, met wie hij onder andere naar Duitsland en Frankrijk reisde. James Watt stierf op 25 augustus 1819 op 83-jarige leeftijd. Ter ere van zijn prestaties werd later de eenheid van vermogen in de SI tabel naar hem vernoemd, de watt.