Ontstaan van het eerste regeerakkoord in 1918
Gisteren presenteerden Diederik Samsom en Mark Rutte namens de PvdA en de VVD het nieuwe regeerakkoord van kabinet-Rutte II. Volgens experts zit het politieke akkoord waarschijnlijk helemaal dichtgetimmerd, met als gevolg dat de partijen in de Tweede Kamer weinig bewegingsvrijheid zullen hebben. Dit alles was heel anders in 1918, toen het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck het eerste regeerakkoord opstelde.
Op 2 juli 1918 vonden de eerste Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen op basis van algemeen stemrecht plaats. Hiermee gepaard ging de introductie van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dit hield in dat een meerderheid van de stemmen in één district niet langer doorslaggevend was, maar dat alle stemmen voortaan meetelden voor de Kamerzetels.
Politieke onrust
Grote politieke verschuivingen waren het gevolg. Zo verloren de twee liberale partijen in 1918 gezamenlijk 21 van hun 31 zetels, terwijl de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) er juist 7 won. Verder kwamen er als gevolg van de lage kiesdrempel ook nog acht eenmansfracties in de Tweede Kamer. Het grootste blok bestond echter uit de confessionele partijen: de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk Historische Unie (CHU), die samen 50 van de 100 zetels bezaten.
Kabinet Ruijs de Beerenbrouck I
Op 9 september 1918 presenteerde premier Charles Ruijs de Beerenbrouck (RKSP) daarom een nieuw kabinet op basis van die drie partijen. Hij realiseerde zich echter meteen dat deze coalitie – die moest regeren in politiek zware tijden en bovendien niet over een absolute meerderheid bezat – het zwaar zou gaan krijgen. In een poging om toch te kunnen garanderen dat zijn kabinet de vier jaar vol zou maken, introduceerde Ruijs de Beerenbrouck in 1918 het eerste regeerakkoord. Hierin maakten de betrokken ministers – zonder inspraak van de Tweede Kamerfracties – afspraken over de te volgen regeringskoers, zodat daar later geen onenigheid over kon ontstaan.
Wankele coalitie
Aanvankelijk leek het regeringsplan van Ruijs de Beerenbrouck een groot succes. Zo stuurde hij zijn kabinet in 1918 relatief probleemloos door een aantal lastige kwesties, waaronder de vlucht van de Duitse keizer Wilhelm II naar Nederland en de mislukte revolutiepoging van Troelstra. Na verloop van tijd begon de wankele coalitie echter toch scheurtjes te vertonen. Zo stapte minister van Marine Naurin ten Cate in 1919 op, omdat de Tweede Kamer te veel wilde bezuinigen op zijn departement. Een jaar later deed Alting van Gesau, minister van Oorlog, hetzelfde.
Ministerscrisis van 1921
Op 21 juni 1921 brak er vervolgens een kabinetscrisis uit wegens onenigheid over de ontwerp-Dienstplichtwet en het wetsontwerp over grondbelasting. Ruijs de Beerenbrouck diende zelfs zijn ontslag in, maar dit werd niet geaccepteerd. Na een crisis van 24 dagen keerde het kabinet uiteindelijk terug zonder minister van Financiën De Vries en minister Pop van Oorlog. In deze veranderde vorm hield kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I het vervolgens vol tot 18 juli 1922.
Regeerakkoord
Ondanks het feit dat Ruijs de Beerenbrouck er uiteindelijk toch niet in slaagde om zijn kabinet intact te houden, groeide het regeerakkoord na 1918 al snel uit tot een politieke traditie. In de loop der tijd werden de regeringsplannen bovendien ook steeds vaker voorgelegd aan de coalitiefracties in de Tweede Kamer, die op deze manier ook inspraak hadden op het beleid. Het resultaat was een veel stabielere regering, maar dit ging wel ten koste van de invloed van de oppositie.
Verwacht wordt dat de oppositiepartijen ook de komende regeerperiode slechts een beperkte rol kunnen spelen, aangezien het regeerakkoord van PvdA en VVD volgens experts ‘stevig dichtgetimmerd’ zit.