Pitru Paksha
De volle maan stijgt in de hemel in de Hindoe maand Bhadrapada. Voor velen van het Hindoeïsme kondigt dit het begin van een veertiendaagse periode aan waarin de voorouders geëerd dienen te worden, zodat hun ziel kan vereeuwigen in het hiernamaals. Op 13 september begint Pitru Paksha.
Pitru Paksha, ook wel Pitr-paksha, betekent letterlijk de “veertien dagen van de voorouders”. Het duurt zestien ‘maandagen’, die tellen zodra de maan op is gekomen. Teruggerekend zijn dat veertien normale dagen. Deze dagen worden door Hindoes echter niet als feestdagen maar als rouwdagen gezien, omdat de dodenoffers tijdens de ceremonies centraal staan.
In deze twee weken herdenken Hindoes hun overleden voorouders en familieleden, omdat zij van mening zijn dat ze verplichtingen ten opzichte van hen hebben. Deze schuld lossen ze af door hen in hun oude dag te voorzien en te eren tijdens erediensten. Door hen voedsel en bloemen te schenken en mantra’s op te zeggen, zullen de voorouders het komende jaar instaan voor het welzijn van hun nakomelingen.
Deze offerplechtigheden, die Shraddha worden genoemd, worden doorgaans uitgevoerd door de oudste zoon. Het is dan ook belangrijk voor Hindoes om een zoon te hebben. Er wordt namelijk geloofd dat voorouders na de dood in een soort tussenwereld komen. De derde overleden generatie, dus de overgrootvader en -moeder, zal tijdens de Pitru Paksha de hemel in stijgen en schuiven de generaties dus in feite door. Zonder een zoon raakt die volgorde verstoord. Mocht het toch zo zijn dat een gezin geen zoon heeft, dan kan de zoon van de dochter instaan voor het ritueel.
Tijdens een Shraddha ceremonie worden eerst de voorouders aangeroepen. Vervolgens wordt er gekookte rijst en bloem gemixt met ghee, een soort geklaarde boter, en sesamzaad en wordt het mengsel geofferd. Vervolgens wordt er gebeden tot de god Vishnu en wordt het eten gekookt en klaargemaakt. Zodra een kraai, waarvan geloofd wordt dat het een boodschapper van de god van de dood is, het eten opeet, is het offer geaccepteerd.