Sharpeville Massacre van 1960 tijdens de Apartheid
De stakingen bij een platinamijn in het Zuid-Afrikaanse Marikana hebben afgelopen week aan minstens 42 mensen het leven gekost. Volgens ooggetuigen voelden de politieagenten zich door de gewapende demonstranten in het nauw gedreven, waarna ze besloten het vuur te openen. De schietpartij doet sterk denken aan de Sharpeville Massacre van 1960, toen de Zuid-Afrikaanse politie 69 demonstranten neerschoot tijdens een anti-Apartheids betoging.
Vanaf de jaren ’50 nam de scheiding tussen de rassen in Zuid-Afrika steeds duidelijkere vormen aan. Onder de blanke premier Hendrik Verwoerd van de conservatieve ‘Nasionale partij’ verloor de zwarte bevolking het recht om te stemmen, om gebruik te maken van ‘witte voorzieningen’ en om te trouwen met een blanke. Bovendien werd hun bewegingsvrijheid ingeperkt door de zogeheten ‘pasjeswetgeving’, die iedere niet-blanke Zuid-Afrikaan verplichtte een identificatiepasje bij zich te dragen.
ANC en PAC
De Zuid-Afrikaanse regering gebruikte de identificatieplicht vooral om haar politieke tegenstanders in de gaten te houden en eventueel te arresteren. In 1960 kondigde het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) daarom aan op 31 maart een protest te zullen organiseren tegen deze discriminerende wetgeving. Een rivaliserende beweging, het Pan-Afrikaanse Congres (PAC), had echter geen vertrouwen in de campagne van het ANC en besloot hen de loef af te steken. Op 21 maart 1960, tien dagen voor het protest van het ANC, organiseerde het PAC daarom een eigen betoging tegen de pasjeswetgeving.
Geweldloos protest
De organisatie verzocht “Afrikaanse mannen uit ieder stad en dorp (…) om hun pasjes thuis te laten, zich bij de demonstratie te voegen en, indien ze gearresteerd werden, zich niet te verzetten en geen borg te betalen”. Robert Sobokwe, president van het PAC, zei bovendien: “Ik heb het Afrikaanse volk gevraagd om ervoor te zorgen dat het protest plaats zal vinden in een geweldloze sfeer, en ik heb alle vertrouwen dat ze gehoor zullen geven aan die oproep”. Toch hield Sobokwe wel rekening met de uitbraak van onlusten: “Als de andere kant het zo wil, dan zullen wij ze een kans geven om de wereld te laten zien hoe bruut ze kunnen zijn.”
Sharpeville
Op de ochtend van 21 maart 1960 verzamelden tussen de 5.000 en 7.000 gekleurde demonstranten zich bij het politiebureau van Sharpeville in Transvaal. Daar verzochten zij gearresteerd te worden wegens het niet dragen van een pasje. Het aanwezige politiekorps, bestaande uit minder dan 20 agenten, besloot niet te reageren op deze uitdaging en stond het protest toe. Aanvankelijk verliep alles rustig en hing er een vredige sfeer op het plein voor het politiebureau. In de loop van de dag nam het aantal demonstranten echter in rap tempo toe tot 19.000 man, waardoor de agenten ongerust werden.
Escalatie
Aan het begin van de middag besloot het korps versterkingen in te roepen, bestaande uit 130 extra agenten en vier gepantserde wagens. Bovendien kregen een aantal Sabre en Harvard vliegtuigen van de Zuid-Afrikaanse luchtmacht bevel om laag over de demonstratie heen te vliegen, in de hoop dat de demonstranten hierdoor op de vlucht zouden slaan. Het machtsvertoon had echter een averechts effect, want de ongewapende menigte werd steeds agressiever. De demonstranten gooiden onder meer met stenen naar de agenten, die op hun beurt reageerden met de inzet van traangas.
Sharpeville Massacre
Rond 1 uur ’s middags ging het vervolgens finaal mis toen de politie probeerde één van de leiders van de opstand te arresteren. Er braken gevechten uit en de menigte probeerde het bureau te bestormen. De agenten openden daarop het vuur, met 69 dodelijke slachtoffers tot gevolg, waaronder 8 vrouwen en 10 kinderen. Ruim 180 andere demonstranten raakten gewond. De meeste slachtoffers waren geraakt in de rug terwijl zij probeerden het geweld te ontvluchten.
Marikana miners’ strike
Het latere politierapport kwam tot de conclusie dat de jonge en onervaren politieofficieren als eersten in paniek raakten en schoten, waarna hun collega’s dit voorbeeld volgden. De meesten waren niet getraind in het omgaan met een menigte en hadden er bovendien al een dienst van 24 uur opzitten.
Soortgelijke omstandigheden zouden ook ten grondslag liggen aan het drama bij de mijnstaking in Marikana. De politieagenten die daar aanwezig waren voelden zich bedreigd door de woedende menigte - die onder meer gewapend was met kapmessen - en openden het vuur, met 34 dode mijnwerkers tot gevolg.