Trans-Sahara handel
De Sahara is de grootste zandwoestijn ter wereld en wordt vaak beschouwd als een ondoordringbare barrière, die in de geschiedenis de donkere Afrikaanse volkeren afsloot van de Noord-Afrikanen. Maar tussen Noord en Midden-Afrika vond er 3000 jaar geleden al handel plaats. Deze aanvankelijk sporadische handel groeide na de verovering van Noord-Afrika door de Arabieren in de 8e eeuw uit tot een belangrijke handelsroute.
Omdat er vrijwel geen geschriften bestaan uit de oudheid over de handel tussen noord en west Afrika, is het moeilijk om vast te stellen hoe de eerste Trans-Sahara handel plaatsvond. Er zijn echter archeologische vondsten gedaan die bewijzen dat er al in de 12e eeuw voor Christus een uitwisseling van goederen plaatsvond tussen de noordwestelijke kust van het Afrikaanse continent en de zwarte volkeren van centraal en west Afrika. De handel tussen het oude Egypte en Ethiopië kwam eerder tot stand dan de handel in de centrale en westelijke Sahara, omdat de handelsroute langs de Nijl en de Rode Zee makkelijker begaanbaar was.
Berber nomaden
De eerste handelaren in de Sahara over wie meer bekend is, waren de Berbers. Deze nomaden leefden oorspronkelijk aan de zuidelijke rand van de Sahara. Wanneer het regenseizoen begon, trokken zij met een troep kamelen door de Sahara naar het huidige Atlas gebergte, om daar hun kudde te laten grazen. Terwijl zij daar verbleven, in de nabijheid van de Romeinse provincie, vernamen ze de grote waarde die goud had in de Romeinse wereld. Aangezien goud een veel voorkomende metaalsoort was in westelijk Afrika, begonnen ze zout en koper in het zuiden te ruilen voor goud, om dit vervolgens in de Romeinse wereld weer te verhandelen.
Arabieren
In de 8e eeuw na Christus veroverde het Arabische kalifaat van de Omajjaden Noord-Afrika. Dit rijk strekte zich uit van Spanje en Mauretanië tot aan de Indus rivier in India en had een op goud gebaseerde economie. Omdat goud dus van groot belang was voor de Arabieren, bleef de handel tussen West en Noord Afrika in stand. De Arabieren stichtten een aantal steden zoals Tahert en Sijilmasa en startten handelsrelaties met de West-Afrikaanse koninkrijken zoals Ghana, Gao en Jenne. Langs deze karavanenroute werd volgens moderne schattingen zo’n 2.000 tot 3.000 kilo goud per jaar vervoerd.
Rijk van Mali
Rond 800 kwam het Rijk van Ghana in opkomst. Dit was een Afrikaans koninkrijk dat gedijde op de handel door de Sahara. De Ghanezen hadden kostbare handelswaren zoals ivoor en goud, maar een tekort aan zout. Omdat de volkeren aan de Middellandse Zee juist behoefte hadden aan goud en een overschot hadden aan zout, konden beiden profiteren van een handelsrelatie. Langs de route werden niet alleen producten vervoerd, maar ook ideeën en cultuur uitgewisseld. Zo kon de islam zich vanwege het intensieve contact tussen de Afrikaanse volkeren verspreiden tot in West-Afrika.
Europeanen en de slavenhandel
Na verloop van tijd bereikten de verhalen over het Afrikaanse goud ook Europa. De Europeanen konden deze markt aanvankelijk niet bereiken, omdat Arabische rijken zoals dat van de Omajjaden, de Fatimiden en de Almoraviden hen de weg versperden. Toen de zeevaarttechnologie het de Portugezen in de 15e eeuw toestond om de westkust van Afrika te verkennen en te koloniseren, nam de karavanenhandel in de Sahara af. Voortaan waren de Europeanen de grote afnemers van goud en slaven in West-Afrika.