Winkelen in de middeleeuwen
Ondanks de economische crisis zijn de Britten optimistisch gestemd, want ze winkelen er op los! Uit cijfers van hypotheekbanken en autohandelaren blijkt dat de Britse economie een ware opleving doormaakt. Al in de middeleeuwen waren Britse stedelijke economieën voor een groot deel afhankelijk van winkelende mensen. De middeleeuwers deden hun aankopen voornamelijk op de markt, waarmee ze in de primaire levensbehoeften konden voorzien.
Middeleeuwse dorpen waren niet allemaal zelfvoorzienende gemeenschappen, zoals veel mensen denken. Veel producten werden lokaal vervaardigd en konden direct bij de producent worden ingekocht. Producten waarvoor dit niet gold werden geïmporteerd en verkocht op de markt, op braderieën of bijvoorbeeld in winkels. Op die manier vormde de detailhandel al in de middeleeuwen een centraal onderdeel van het stedelijk leven.
Goederen op de middeleeuwse markten
Op de eerste plaats deden de middeleeuwers hun inkopen op de mark, waar ze voornamelijk voedsel inkochten. Aan de handel die op deze markten plaats vond waren strenge regels verbonden, die waren vastgelegd in zowel het canoniek (geestelijk) als statutair (wereldlijk) recht. De goederen die werden verhandeld moesten bijvoorbeeld van een bepaalde kwaliteit zijn. Hoewel er strenge regels bestonden moesten consumenten zelf goed op de kwaliteit van de aangeboden goederen letten. Degene die betrapt werden op de verkoop van rottend voedsel werden bestraft met een boete of konden letterlijk aan de schandpaal worden genageld.
Marskramers en braderieën
Meer duurzame en semiluxe goederen kocht men bij marskramers, op braderieën of in winkels. Marskramers verkochten voornamelijk kleine hoeveelheden en makkelijk te vervoeren producten zoals bijvoorbeeld tassen, messen, korsetten, brillen en hoeden. De marskramer ondervond sterke concurrentie in de 12e en 13e eeuw, toen het aantal braderieën of jaarmarkten in Engeland sterk in aantal groeide. Sommige markten waren gespecialiseerd in één bepaald product. Weyhill en Hampshire waren bijvoorbeeld belangrijke plaatsen waar schapenhandel plaats vond, terwijl in Nottingham voornamelijk ganzen en kaas werden verhandeld. De meeste braderieën verkochten echter van alles wat. Kooplieden uit heel Europa verzamelden zich op deze markten om lokale producten in te kopen zoals bijvoorbeeld wol, om er tegelijkertijd hun eigen waren te verkopen. Ook trokken de braderieën veel producenten aan die materialen of grondstoffen inkochten voor hun eigen handel.
Winkels en winkeliers
In tegenstelling tot de gespecialiseerde braderieën kon men in winkels een verscheidenheid aan producten vinden. Winkeliers verkochten niet alleen hun eigen waar, maar ook goederen die ze door zogeheten thuiswerkers lieten vervaardigen. Dit gebeurde vooral in de lakennijverheid. Winkels die zijde, kant en linnen aanboden importeerden hun waar in het buitenland. Dit gold ook voor kruideniers die specerijen, gedroogd fruit of wijn verkochten. Een derde soort winkel verkocht tweedehands kleding. Veel winkeliers verkochten hun goederen door een raam aan de voorkant van hun winkel, van waaruit klanten makkelijk konden worden gelokt. De meeste winkels werden beheerd door vrouwen, waarvan de mannen vaak overleden waren of zich bezig hielden met andere zaken.
Tegenwoordig geldt het winkelen voor veel mensen als vrijetijdsbesteding en vindt het niet meer plaats om slechts in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien. In Engeland noemt men het winkelen tijdens de crisis ook wel retail therapy. Veel mensen hebben de afgelopen jaren hun schulden afbetaald en willen zichzelf nu belonen.
Bronnen
- De Volkskrant, ‘Britse liefde voor winkelen is crisisbestendig’, Patrick van Ijzendoorn, 8/7/2013.
- Jon Stobart, Spend spend spend! A history of shopping (Gloucestershire 2008) 21-40.
Leestip
€ 34.95