De hardnekkige Mary Stuart
Mary, koningin van Schotland, leidde een veelbewogen leven. Door haar standvastige geloof in het katholicisme, was ze in constante strijd met de protestanten, zelfs in haar privésfeer was ze niet veilig. Ze maakte een aantal ongelukkige keuzes die tot haar gruwelijke onthoofding hebben geleid. Zo was ze betrokken bij een complot om haar verre achternicht de Engelse koningin Elizabeth I te doden.
Mary, koningin van Schotland, werd op 8 december 1542 geboren in het Schotse paleis Linlithgow. Haar vader was koning Jacobus V van Schotland en haar moeder Maria van Guise. Toen haar vader zes dagen later sneuvelde in een veldslag tegen de Engelsen, was zij zijn enig wettige erfgenaam. Zo werd ze, nog geen jaar oud, op 9 september 1543 gekroond tot koningin van Schotland.
Koningin van Frankrijk
Ze was ook enige tijd koningin van Frankrijk. Haar moeder, regentes van Schotland, liet haar namelijk grootbrengen aan het hof van de Franse koning Hendrik II, ter voorbereiding op haar huwelijk met de Franse kroonprins Frans II. Dat huwelijk was al beklonken toen het aanstaande bruidspaar nog slechts drie, respectievelijk vier jaar oud was. Het huwelijk was dan ook politiek. Het katholieke Schotland en Frankrijk zouden dankzij het huwelijk een verbond vormen tegen het protestantse Engeland. In 1558 trouwden ze en in 1559 werd Frans II koning van Frankrijk. Een lang en gelukkig huwelijk werd het niet, Frans stierf een jaar later. Ook Mary’s moeder stierf vrij snel daarna, waarop Mary terugkeerde naar Schotland om haar rol als monarch te vervullen.
Aanspraak op de Engelse troon
In Schotland trouwde ze in 1565 met haar Engelse neef Lord Henry Stuart Darnley, om haar aanspraak op de Engelse troon te versterken. Engeland werd geregeerd door Elizabeth I, een achternicht van Mary; Mary’s grootmoeder Margaret Tudor was de oudere zus van Elizabeths vader Henry VIII. Margaret Tudor was tevens de grootmoeder van Lord Darnley, maar hij had een andere grootvader dan Mary. Door het huwelijk met haar Engelse neef, versterkte Mary de banden met Engeland waardoor ze een bedreiging werd voor de Engelse protestantse troon.
Moorden
Mary Stuart werd al snel geliefd onder het volk, maar gehaat onder de Schotse adel, die voornamelijk uit protestantse leden bestond. Mary’s eigen man bleek niet te vertrouwen. Met behulp van de adel liet Lord Darnley Mary’s geliefde secretaris in 1566 vermoorden. Een jaar later stierf hij zelf een mysterieuze dood, waarbij zijn woning ontplofte en zijn gewurgde lichaam in de tuin werd gevonden. Drie maanden later trouwde Mary met de hoofdverdachte James Hepburn, de graaf van Bothwell, die overigens vrijgesproken werd. Of Mary betrokken was bij Darnley’s dood is niet zeker. Maar het kwaad bloed bij de adel was al gezet.
Gedwongen troonafstand
De adel versloeg Mary’s leger en dwong haar in 1567 afstand te doen van de troon, zodat haar kleuterzoon Jacobus VI koning van Schotland werd. Mary vluchtte naar Engeland, maar omdat ze een bedreiging voor de Engelse troon vormde, werd ze door koningin Elizabeth 19 jaar lang onder huisarrest geplaatst. In 1586 raakte ze betrokken bij een complot om koningin Elisabeth I te vermoorden en zelf de troon te bestijgen. Maar dat kwam haar duur te staan.
Babington Complot
De Engelse Anthony Babington, de zoon van Henry Babington van Derbyshire, was heimelijk katholiek. Als kind diende hij als page op het slot Sheffield waar Mary Stuart werd gevangengehouden. Hij keek op tegen Mary, die ondanks alles standvastig katholiek bleef, en werd haar erg toegewijd. Toen hij in 1580 in Parijs was, ontmoette hij katholieke aanhangers van Mary Stuart, die met de hulp van de Spaanse Filips II een plan beraamden om haar vrij te krijgen. Zo smokkelde hij brieven naar Mary. In 1568 kreeg hij hulp van de priester John Ballard in de plannen om Mary Stuart op de Engelse troon te krijgen. Maar dan moest koningin Elizabeth wel uit de weg worden geruimd. In juli 1586 schreef Babington naar Mary dat hij zes vrienden had, die ‘uit ijver voor de katholieke zaak en dienstbaarheid aan Uwe Majesteit’ deze taak op zich zouden nemen. Mary Stuart antwoordde daarop: ‘Dan zal het tijd zijn om de zes mannen aan het werk te zetten’.
De code gekraakt
Omdat Mary Stuart een grote bedreiging was voor de Engelse troon, had Elizabeth de opdracht gegeven om Mary goed in de gaten te houden. Staatsecretaris Francis Walsingham, Elizabeths grote spionnenmeester, bespioneerde de gevangen vorstin en wist de brievenwisseling te onderscheppen. Maar de brieven waren gecodeerd. Zo werden de letters van het alfabet op een bepaalde manier verschoven en werden woorden vervangen door nummers, symbolen en zodiac tekens, wat astrologische tekens zijn. Maar Walsinghams team, waaronder Thomas Phelippes en John Sommers, kon de code uiteindelijk kraken.
Toen de brieven waren ontcijferd, was het lot voor Mary Stuart bezegeld. Op 11 augustus 1586 werd ze gearresteerd en in oktober werd ze veroordeeld voor medeplichtigheid aan het complot. Het parlement drong er bij Elizabeth op aan om Mary ter dood te veroordelen, maar zij aarzelde. Een medemonarch ter dood veroordelen was geen klein spel. Na vier maanden zwichtte ze echter onder de druk van het parlement en haar eigen raadgevers, en ze ondertekende het doodvonnis van haar achternicht. Mary Stuart zou worden onthoofd.
Gruwelijke onthoofding
Op 7 februari 1587 werd Mary net voor het slapen gaan op de hoogte gesteld van haar executie die de volgende morgen zou plaatsvinden. Toch bleef ze kalm en ingetogen, zelfs toen haar een priester werd geweigerd en ze het lawaai van de opbouw van het schavot kon horen. Wellicht was ze berust in haar lot door haar overtuiging dat haar martelaarschap ten goede kwam aan het katholicisme in Europa. Op 8 februari trad ze rond 8 uur ’s ochtends haar dood tegemoet in haar koninklijke kledij van zwart satijn en fluweel met een zweem paars, dat voor koninklijke waardigheid stond. Na een lange protestantse preek, bad ze hardop voor de katholieke kerk. Al die tijd hield ze zich kalm en waardig, maar haar dood zou niet snel en pijnloos zijn.
Normaliter verliep een onthoofding relatief snel. Hoewel een goed getrainde beul met één slag van een zwaard of bijl het vonnis kon uitvoeren, was een onthoofding niet makkelijk. En dat bleek bij de executie van Mary Stuart, die uitliep uit op een bloederig drama. Toen ze haar hoofd op het hakblok had gelegd en de beul de bijl neersloeg, miste hij haar nek. De bijl kwam in de achterkant van haar hoofd terecht. Volgens ooggetuigen gaf Mary geen kik en zou ze zelfs zijn gaan bidden. De tweede slag was wel raak, maar de bijl bleef steken. Een humane manier was om opnieuw te slaan, maar de beul besloot te hakken waardoor Mary uiteindelijk gruwelijk werd onthoofd. Haar lippen zouden nog een aantal minuten hebben bewogen, alsof ze aan het bidden was.
Een ooggetuige, Robert Wynkfield, vermeldde nog iets bijzonders. Voordat ze haar hoofd op het hakblok legde, moest Mary zoals gebruikelijk was een aantal lagen van haar kleding uittrekken, totdat ze slechts in haar onderjurken op het schavot stond. Daarom had Mary gekozen voor een bordeauxrode onderrok, wat stond voor het bloed der martelaren. Mar bij het uittrekken van de kleding verscheen er een klein hondje dat tot dan toe tussen de lagen kleding verstopt had gezeten. Het dier wilde volgens Wynkfield niet van Mary’s zijde wijken en bleef zelfs na de executie bij het bebloede lichaam zitten.
Met de dood van Mary Stuart dachten de Engelsen hun kroon veilig te hebben gesteld. Maar uiteindelijk werd haar kleindochter, Elisabeth Stuart, koningin van Engeland. Van haar stamt het huidige Britse koningshuis af. Mary werd begraven in Peterborough Cathedral, maar werd later herbegraven in Westminster Abbey, waar nog altijd de Britse koningen begraven worden. Daardoor ligt Mary nu tussen veel andere Britse koningen en koninginnen.
Bronnen
De dochters van de Winterkoning, van Nancy Goldstone