Waarom is Italiaans nog steeds de standaard opera-taal?
Le Nozze di Figaro, Orfeo ed Euridice, Il Barbiere di Siviglia… Een paar bekende opera’s, uit verschillende periodes en verschillende landen. Toch hebben ze allemaal iets gemeen: ze worden allemaal in het Italiaans gezongen. Het Italiaans wordt nog altijd beschouwd als de taal van de opera, maar hoe komt dat eigenlijk?
De geboorte van de opera
Opera ontstond rond 1600 in Florence, Italië. De oplevende belangstelling voor de klassieke Oudheid was steeds duidelijker aanwezig in de architectuur en de kunst, de muziek werd er eveneens door gekleurd. Het begon als een poging van componisten om het drama van de oude Griekse tragedies nieuw leven in te blazen door er muziek aan toe te voegen. De nadruk kwam op de melodie en tekst te liggen, de muzikale begeleiding was minimaal. Dit was in sterk contrast met de wirwar aan melodieën en teksten van het madrigaal, een populair muziekgenre tijdens de Renaissance en vroege barokperiode. Een madrigaal is een kort meerstemmig lied voor een groep zangers, die in verstrengelde melodieën de tekst van een gedicht zingen. Luca Marenzio’s madrigaal Solo e pensoso illustreert deze stijl goed. De tekst van het gelijknamige gedicht van Francesco Petrarca is hier nauwelijks nog te verstaan door de vele stemmen die dwars door elkaar zingen.
Muziekvoorbeeld van Luca Marenzio’s madrigaal op basis van een gedicht van Petrarca, Solo e pensoso (“alleen en bedachtzaam,” 1599):
In de begintijd van de opera waren Griekse of Romeinse mythologische thema’s populair. "L'Orfeo” van Claudio Monteverdi uit 1607 is verreweg de bekendste opera uit deze periode die nog bewaard is gebleven. Monteverdi nam de vorm van de madrigaal als muzikale basis voor de muziek van zijn opera. De bekendste aria, of lied, uit L’Orfeo is "Possente spirito, e formidabil nume" ("Machtige geest en grootse god"). Als je luistert, zal het je opvallen dat de muziek zo gecomponeerd is dat de stem in het middelpunt staat. Dit is volledig volgens het voorbeeld van overgeleverde oud-Griekse muziek en tragedies, waarin meerstemmige melodieën buiten het koor niet voorkwamen.
Muziekvoorbeeld van de bekendste aria uit L’Orfeo, "Possente spirito, e formidabil nume" ("Machtige geest en grootse god"):
Internationale opera-import
Vanaf de zeventiende eeuw verspreidde de opera zich steeds meer over Europa. Veel Europese hoven en theaters volgden het voorbeeld van de Italiaanse opera, waardoor het Italiaans een dominante taal werd in het genre. Vooral in Frankrijk, Engeland en Duitsland vestigde de opera zich als een vast en populair muziekgenre. Italiaanse zangers en componisten genoten hierdoor een uitstekende reputatie, en velen van hen werden uitgenodigd om aan Europese hoven te werken. Deze musici brachten niet alleen hun muzikale talenten mee, maar ook de Italiaanse operatraditie. Componisten uit andere landen namen de Italiaanse stijl en taal zo ook steeds meer over in hun eigen werk. Zo trok geboren Duitser Georg Friedrich Händel naar Londen om zijn sterk door Italiaanse muziek beïnvloede werken op te voeren aan het koninklijk hof. Händel toerde als een echte rockster door Europa om zijn muziek op te voeren voor zowel koninklijke hoven als openbare concertzalen. Op het hoogtepunt van zijn succes waren er zelfs diverse illegale roofdrukken van zijn partituren in omloop. Adel en gewone mensen verdrongen zich bij de theaters waar zijn opera’s werden opgevoerd. In deze opera’s hadden Italiaanse castraatzangers een belangrijke rol. Zij waren in de eerste helft van de achttiende eeuw zeer populair voor de hoofdrollen in opera’s. Deze eigentijdse popidolen waren zangers die voor hun puberteit gecastreerd werden om zo hun hoge stem te behouden. Het resultaat was een volwassen man met een jong klinkende stem die door volwassen longinhoud erg krachtig en flexibel was. Niet verrassend kampten castraten vaak ook met veel gezondheidsklachten, de castratiepraktijk werd in 1870 mede hierom verboden. Een bekende castraat-aria is “Va tacito e nascosto” (“stil en heimelijk”), die Händel speciaal schreef voor alt-castraatstem voor zijn opera Giulio Cesare (1724). Vandaag de dag wordt deze aria meestal gezongen door een bariton. In deze aria vergelijkt Julius Caesar zichzelf met een sluipende jager die zorgvuldig zijn prooi volgt; de prooi is in dit geval Ptolemaeus, de farao van Egypte, die Caesar zojuist koeltjes heeft ontvangen en die Caesar met argwaan bekijkt.
Muziekvoorbeeld uit Handel’s opera Giulio Cesare, de aria “Va tacito e nascosto” (“stil en heimelijk”, 1724):
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Italiaanse libretto’s en verlichtingsidealen
De libretto's, of de teksten van opera's, werden oorspronkelijk geschreven in het Italiaans. Bij vertaalde versies van Italiaanse opera’s ging de emotionele lading van de tekst vaak verloren, waardoor de vertalingen ook veel minder populair waren. Dit is te vergelijken met de hedendaagse Nederlandse voorkeur voor ondertiteling boven nasynchronisatie van films. Niet-Italiaanse componisten huurden dus steeds vaker Italiaanse libretto-schrijvers in voor hun opera’s. Wolfgang Amadeus Mozart had op deze manier in de late achttiende eeuw een zeer succesvolle samenwerking met schrijver Lorenzo da Ponte, die voor drie van zijn meest beroemde opera’s de tekst verzorgde. Een wereldberoemde aria uit Mozart’s opera Don Giovanni (1787) is “Madamina, il catalogo è questo” (“Mevrouw, dit is de catalogus”). Hierin confronteert Don Giovanni’s rechterhand, Leporello, een van de minnaressen van zijn baas met het feit dat ze de zoveelste is in een rij van veroveringen.
Muziekvoorbeeld uit Mozart’s opera Don Giovanni, de aria “Madamina, il catalogo è questo” (“Mevrouw, dit is de catalogus”):
In de latere achttiende eeuw ontstonden tijdens de Verlichting nieuwe ideeën over rede, kritisch denken en individualisme. De opera evolueerde hierin mee om het veranderende culturele en intellectuele klimaat in Europa te weerspiegelen. In lijn met de Verlichtingsidealen nam in de operalibretti de focus op het wereldse en rationele onderwerpen toe. Emotionele waarachtigheid en eenvoud in de opera werden belangrijker dan ooit. Een bekend voorbeeld hiervan is Mozart’s opera Die Zauberflöte, die behalve het Duitse libretto qua stijl niets afdoet voor de Italiaanse traditie. Het verhaal van deze opera is sterk analogisch met het Verlichtingsdenken – zowel Mozart als zijn librettist waren vrijmetselaars. Goed en kwaad staan letterlijk tegenover elkaar in deze opera terwijl de personages streven naar persoonlijke verlichting door middel van wijsheid en tolerantie. Wanneer hen dit aan het einde lukt overwint het licht het donker.
Mooi zingen op z’n Italiaans
Vanaf de negentiende eeuw werd belcanto ("mooie zang") een belangrijk kenmerk van de Italiaanse operastijl. Componisten als Rossini, Bellini en Donizetti legden de nadruk op emotionele expressie in hun muziek. Ze gaven hun zangers de creatieve ruimte om veel uithalen en snelle loopjes te zingen. Omdat de techniek de verstaanbaarheid van de tekst en het vertellen van het verhaal benadrukte werd het Italiaans al snel als de ideale taal gezien voor het overbrengen van deze zangstijl. Een bekend voorbeeld hiervan is de aria “Una voce poco fa” (“Een stem [van] lang geleden”) uit Il Barbiere di Siviglia (de Barbier van Sevilia, 1816) van Giachomo Rossini. De muziek is vormgegeven voor de vocale talenten van de sopraan, die meer dan genoeg ruimte krijgt om alle zangaccenten toe te voegen die ze wil. Hier hoor je een jong meisje genaamd Rosina zingen over de spanning die ze voelt vanwege een geheime bewonderaar die haar hart heeft gewonnen met zijn stem.
Muziekvoorbeeld uit Rossini’s opera Il Barbiere di Siviglia (de Barbier van Sevilia), de aria “Una voce poco fa” (“Een stem [van] lang geleden”, 1816):
Traditie en functie
Met componisten als Giuseppe Verdi en Richard Wagner bloeide de romantische opera in de tweede helft van de negentiende eeuw op. Emotie en expressie stonden nu echt centraal, dat leidde ertoe dat componisten steeds vaker hun eigen taal gebruikten. Verdi's Italiaanse opera's bevatten vaak krachtige koren en aria's, terwijl de Duitse Wagner de nadruk legde op epische verhalen, gebruik van leidmotieven en eenheid van tekst en muziek. Deze Duitse cultuurnationalist wilde met zijn werken in gaan tegen het dominante Italiaans in de opera door een aparte Duitse operatraditie te vestigen. Hij was er bovendien van overtuigd dat zijn moedertaal diepgaande emotionele en filosofische nuances beter kon overbrengen. Vanaf het einde van de negentiende eeuw tot aan het begin van de twintigste eeuw raakten fantasiethema’s steeds meer uit de mode. Componisten zoals Giacomo Puccini introduceerden het operarealisme, waarbij alledaagse verhalen en personages de focus hadden. Dit resulteerde in meer directe, vaak emotionele muziek, die vaak ook minder versierd en juist harder klonk. Verder in de twintigste eeuw volgden in de opera allerlei muzikale experimenten van de hand van componisten als Benjamin Britten en Igor Stravinsky. Toch grepen zelfs hun niet Italiaans gezongen werken terug op de Italiaanse tradities die het fundament vormen van de opera.
Het hart van de opera
Ook vandaag de dag nog worden grote Italiaanse operameesterwerken nog met even veel enthousiasme en passie opgevoerd en beluisterd. De Italiaanse operatraditie staat immers voor meer dan de praktische combinatie van de Italiaanse taal met de complexe muziek van de opera. Het Italiaans is symbolisch voor de culturele geschiedenis van Europa vanaf de zeventiende eeuw. Zonder Italië als basis was opera nooit uitgegroeid tot wat het nu is. Het Italiaans is dus met recht het kloppende hart van de opera te noemen.