Herakleitos

Ontstaan en aard van de Griekse filosofie

Tot de 6e eeuw voor Christus werd ‘de wereld’ verklaard met behulp van een onzichtbare godenwereld. Alles wat er gebeurde was door goden gestuurd en kon niet begrepen worden. Vanaf de 6e eeuw veranderde deze kijk op de wereld. Er werd geprobeerd om waarneembare verschijnselen en gebeurtenissen te begrijpen, door simpelweg over mogelijke oorzaken na te denken. De Griekse filosofie werd geboren.

Thales van Milete

Het daadwerkelijke ‘begin’ van de Griekse filosofie wordt wel gesteld op 585 voor Christus. In dat jaar vond er tijdens een veldslag tussen Lydiërs en Meden bij Halys, aan de westkust van Turkije, een zonsverduistering plaats. De legers sloegen meteen op de vlucht. Een zonsverduistering werd namelijk ervaren als iets goddelijks, een slecht voorteken. Thales van Milete (ca. 624-545 voor Christus), die deze gebeurtenis volgens sommige bronnen had voorspeld, beschreef de zonsverduistering in tegenstelling tot zijn tijdgenoten niet als iets magisch, maar simpelweg als een ‘natuurverschijnsel’.

Presocratische filosofie

Thales van Milete behoorde tot de filosofen die we tegenwoordig de ‘presocraten’ noemen. Dit waren de vroegste Griekse filosofen, die leefden in de periode van de 6e tot de 4e eeuw voor Christus, dus voordat Socrates (469-399) in beeld kwam. Kenmerkend voor de presocratische filosofen was dat zij hun theorieën niet baseerden op dogma’s. Iedere bewering die werd gedaan over het ontstaan van de wereld of over alledaagse gebeurtenissen, onderbouwden zij met argumenten. Hoe speculatief of absurd een theorie ook was, het was altijd een beredeneerde theorie. Met behulp van zowel waarneming als de rede probeerden zij zo de wereld om hen heen te verklaren.

Kosmologie van de Milesiërs

De Griekse handelsstad Milete, gelegen in het huidige Turkije, was een belangrijk centrum voor de ontwikkeling van de vroege Griekse filosofie. De Milesiërs hadden veel contacten rond de Zwarte en Middellandse Zee, met Feniciërs, Carthagen en Babyloniërs, waardoor ze veel van andere culturen leerden. Langzaam maar zeker ontstond een verlangen naar meer kennisvergaring, vooral om de aard van de natuur te kunnen doorgronden. Deze vroege ‘natuurfilosofen’ ontwikkelden vraagstukken met betrekking tot de bouw en het ontstaan van de wereld, de positie, ‘plattegrond’ en het materiaal van de aarde. Uit de verschillende theorieën die zij opstelden bleek dat in korte tijd behoorlijke vooruitgang werd geboekt.

‘Waarom valt de aarde niet?’

Zo formuleerden de tijdgenoten Thales en Anaximander bijvoorbeeld radicaal verschillende antwoorden op de vraag waarom de aarde eigenlijk niet ‘viel’. Thales vergeleek de aarde met een pannenkoek, die als een schip rustte op een oerzee. Volgens Thales was water namelijk de oerstof van alles, de bouwsteen van de wereld. Hoewel zijn theorie volgens onze huidige maatstaven onwaar en primitief was, betrof het een ‘wetenschappelijke’, beredeneerde theorie. Thales ‘verklaarde’ hiermee namelijk aardbevingen, die volgens hem plaatsvonden wanneer de oerzee in beweging was. 

Anaximander

Anaximander kwam er achter dat er iets fundamenteels mis was met Thales’ theorie. Want waarom viel de oerzee eigenlijk niet? Kennelijk zweefde de aarde toch. Anaximander bedacht dat er boven, onder, links en rechts van de aarde tegenkrachten aanwezig waren die de aarde in evenwicht hielden. De aarde zelf had volgens hem de vorm van een zuilentrommel, waarvan de mens op de bovenkant leefde.

Het principe van verandering

Een ander belangrijk vraagstuk dat de presocratische filosofen bezig hield, was de aard van ‘verandering’. Herakleitos, die toevallig niet uit Milete kwam, ontwikkelde hier zijn zogenaamde ‘stroomtheorie’ over. Volgens hem vond verandering namelijk altijd en overal plaats, of zoals hij het zelf zei: panta rhei (‘alles stroomt’). Ook al lijkt een riviertje vanaf een hoge heuvel iets stabiels, in werkelijkheid is hij constant in beweging. Herakleitos was van mening dat het onmogelijk was om twee keer in dezelfde rivier te stappen, omdat deze nog geen twee seconden hetzelfde was. Dit principe gold volgens hem voor alle bestaande dingen en verschijnselen.

‘Dingen’ bestaan niet

Zijn leerling Kratylos ging nog een stap verder. Als niets op twee verschillende momenten hetzelfde kon zijn, dan was er ook geen sprake van ‘dingen’. Een ding veronderstelt namelijk een mate van duurzaamheid. Kratylos was daarom van mening dat het niet eens mogelijk was om eenmaal in een rivier te stappen, omdat een rivier helemaal niet bestond en niet eens de tijd had om te bestaan. Door een aaneenschakeling van ‘duurloze’ momenten konden er volgens hem geen dingen bestaan, en was het onmogelijk om nog iets te zeggen, omdat daarbij altijd wordt verwezen naar iets (wat dus niet bestaat).

Van mythos naar logos

Deze manier van redeneren was typisch voor de presocraten: het vormde een uitdaging voor andere filosofen en een aanleiding om voortdurend nieuwe vragen te stellen en op zoek te gaan naar verklaringen voor de wereld en de verschijnselen om hen heen. Het uiteindelijke streven van de presocraten was om afscheid te nemen van een mythisch wereldbeeld (mythos) en op eigen kracht, met behulp van de rede (logos), de natuur te verklaren en wetmatigheden te ontdekken.

Afbeelding

- J. Moreelse, Herakleitos, ca. 1630

Landen: 

Tijdperken: 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief.