Geschiedenis van euthanasie
Ondanks de Nederlandse wetgeving omtrent euthanasie laait het debat over het omstreden onderwerp geregeld op. Het recht op zelfbeschikking van de patiënt en de medische eed van Hippocrates staan lijnrecht tegen over elkaar. In 2018 ontstond er discussie omtrent de euthanasieverklaring die mensen moeten invullen. Want wat als iemand na de ondertekening daarvan van gedachten verandert?
Definitie euthanasie
Euthanasie, ofwel zelfdoding met behulp van een arts, kan omschreven worden als 'de zachte dood' of 'genadig doden'. Er bestaat een onderscheid tussen actieve en passieve euthanasie. Passieve euthanasie is het bewust 'laten sterven' van een patiënt door bijvoorbeeld het staken van behandeling en voeding. Er is sprake van actieve euthanasie wanneer het geplande overlijden van de patiënt wordt veroorzaakt door een derde. Binnen de actieve euthanasie worden er drie vormen onderscheiden: vrijwillige, onvrijwillige en niet-vrijwillige euthanasie.
Oudheid
Al vanaf de tijd van de Oude Grieken en Romeinen waren de meningen verdeeld over zelfdoding en euthanasie: de één zag het als vrije keuze van de persoon in kwestie die wilde sterven, waar de ander van mening was dat het niet aan de mens was om te kiezen wanneer zijn leven eindigde. Toen een aantal eeuwen later het Christendom zich verspreidde over het Romeinse Rijk radicaliseerden de opvattingen over euthanasie. Elke vorm van zelfdoding was uit den boze, want alleen God beschikte over leven en dood. Mensen die toch zelfmoord pleegden werden oneervol begraven, tentoongesteld of hun erfenis werd afgenomen van nabestaanden.
Medische vooruitgang
In de Middeleeuwen werd zelfs het lijden, zowel geestelijk en lichamelijk, gezien als waardevol. Het martelaarschap stond op een voetstuk en lijden zou zorgen voor spirituele groei bij de persoon in kwestie. Het sterven was bovendien ten tijden van de Middeleeuwen een zaak van theologen en niet een bezigheid van medici. Hoewel de katholieke en de protestantse kerken ook in de Renaissance niet van mening veranderden, kwamen er door vernieuwde medische inzichten meer vragen op over euthanasie. De kennis over het menselijk lichaam groeide en de medische vooruitgang zorgde ervoor dat minder mensen aan hun kwalen stierven, maar wel ziek bleven. Langer lijden creëerde meer doodverlangens bij patiënten. Deze kwestie nam gedurende de achttiende en negentiende eeuw verder toe, maar leidde niet tot officiële regelgeving over euthanasie.
Pleidooien euthanasie
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstaan er in de Verenigde Staten en Europa diverse verenigingen die pleitten voor legalisering van euthanasie. In de Verenigde Staten werden in 1906 wetsvoorstellen aangaande euthanasie ingediend en in 1930 volgde er ook in Engeland een wetsvoorstel. Hoewel deze voorstellen niet werden aangenomen, groeide de aandacht voor euthanasiegevallen in de pers in de jaren '30 en '40.
Het ‘euthanasie programma’
In Duitsland barstte heftige kritiek los na de uitgave van De liberalisering van de vernietiging van levensonwaardige levens geschreven door de vooraanstaande Duitse professoren Karl Binding en Alfred Hoche (1920). In dit werk werd beargumenteerd dat de dood van sommige individuen beter voor henzelf, hun omgeving en de samenleving in het algemeen is. Ook werden er in het boek voorstellen gedaan voor wettelijke bepalingen om lichamelijk- en geestelijk gehandicapten, psychiatrisch patiënten en terminale patiënten te euthanaseren. Nadat bekend werd dat het Derde Rijk in opdracht van Adolf Hitler een zogenaamd 'euthanasie programma' had uitgevoerd , kantelde de publieke opinie over euthanasie sterk. De negatieve lading die het begrip had gekregen door de oorlogspraktijken van de nazi's zorgden ervoor dat het spreken over het legaliseren van euthanasie taboe werd in de jaren na de oorlog.
Legaliteit euthanasie
In Nederland werd euthanasie aan het eind van de jaren '60 bespreekbaar. Na de zaak Postma in 1973, waarbij een vrouwelijke arts op verzoek van haar moeder het leven van haar zieke moeder beëindigd, werd de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) opgericht. De NVVE had als doel om mensen te informeren over euthanasie en te strijden voor legalisering. Door inzet van zowel artsen- als patiëntenverenigingen, media en politieke partijen werd in 1998 het eerste wetsvoorstel ingediend waarbij euthanasie uit het wetboek van strafrecht zou worden gehaald. In 2002 werd de wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding aangenomen. Hierin worden verschillende eisen gesteld aan een euthanasieverzoek, de uitvoering van het verzoek en de controle door middel van een SCEN-arts. Nederland was door deze wetgeving het eerste land ter wereld dat euthanasie legaliseerde.
Pil van Drion
Zelfs na de legalisering van euthanasie blijft het een ingewikkeld vraagstuk. Weigerende artsen, weigerende apothekers, randgevallen en afgewezen verzoeken geven telkens reden voor discussie. Daarbij komt ook regelmatig het punt op of enkel een arts euthanasie zou mogen uitvoeren. In 1991 stelde de rechtsgeleerde Huib van Drion voor om een pil te ontwikkelen die zou zorgen voor een humaan sterven, de zogeheten Pil van Drion. Van Drion stelde voor dat deze pil enkel verkrijgbaar was wanneer men aan bepaalde eisen voldeed, zoals een leeftijd van boven de 75 jaar. De pil zou in feite uit twee pillen bestaan die elk op verschillende dagen geslikt moesten worden, zodat men er zeker van was dat het een weloverwogen daad was. Het bestaan van een dergelijk medicijn is nu nog hypothetisch, maar verschillende belangenorganisaties zetten zich in voor de ontwikkeling ervan.
Bronnen
H. ten Have, E. van Leeuwen en R. ter Meulen, Leerboek medische ethiek (2013)
J. McDougall en M. Gorman, Euthanasia: A reference handbook (2008)