De plundering van Bagdad
Bagdad, 1258 – De Mongoolse krijgsheer Hulegu verschijnt eind 1257 met een leger van 150.000 soldaten voor de muren van Bagdad. De Arabische kalief Al-Musta’sim weigert zich echter over te geven, waarna de Mongolen beginnen met de belegering van de stad. Als Bagdad zich vervolgens op 10 februari 1258 alsnog overgeeft, volgt één van de grootste plunderingen uit de geschiedenis.
In 1257 besloot de Mongoolse heerser Möngke Khan zich te richten op de uitbreiding van zijn rijk in het Midden-Oosten. Hij eiste onder andere dat het islamitische kalifaat van de Abbasiden (749-1258) zich aan hem zou onderwerpen. Möngke gaf zijn broer Hulegu opdracht om naar de Arabische hoofdstad Bagdad te trekken en daar te eisen dat de vorst ("kalief") geld en soldaten af zou staan aan het Mongoolse leger. In het geval dat zij zouden weigeren gaf Möngke zijn broer toestemming om de stad te plunderen.
Het beleg van Bagdad
In november 1257 trok Hulegu met een leger van 150.000 soldaten naar de hoofdstad van het Abbasidische rijk. Eenmaal daar aangekomen kreeg hij van de kalief, Al-Musta’sim, te horen dat de stad niet bereid was zich over te geven. Op 29 januari 1258 begon Hulegu daarop met het beleg van Bagdad. Met behulp van een aantal belegeringstorens en katapulten veroverde hij al snel een gedeelte van de muur, waarna Al-Musta’sim ineens wel bereid was te onderhandelen. Hulegu had nu echter geen interesse meer in onderhandelingen met de kalief en zette de belegering voort. Op 10 februari gaf Bagdad zich over en drie dagen later trokken de eerste Mongoolse soldaten de stad binnen.
Eén van de grootste plunderingen ooit
Wat volgde was één van de grootste plunderingen uit de geschiedenis. Ruim een week lang trokken de Mongoolse soldaten al moordend door de straten van Bagdad. Toen ze kalief Al-Musta’sim vonden, werd hij in een tapijt gerold en vervolgens vertrapt door een groep ruiters. Honderdduizenden inwoners van de stad werden eveneens vermoord en het ‘Huis der Wijsheid’, de academie van Bagdad, ging in vlammen op. Volgens de overlevering was Hulegu uiteindelijk genoodzaakt zijn eigen kamp te verplaatsen omdat de stank die uit de stad kwam ondraaglijk werd. Toen het merendeel van het Mongoolse leger uiteindelijk weer vertrok waren er naar schatting tussen de 500.000 en 1.000.000 inwoners van Bagdad om het leven gekomen en waren er ontelbaar veel historische gebouwen en documenten verloren gegaan.