De uitvinding van de Aspirine
Hoofdpijn, kiespijn, of koorts? Dan neem je toch een aspirientje? Hoewel in de gewone medicijnkastjes in Nederland tegenwoordig vaker paracetamol of Ibuprofen wordt aangetroffen dan aspirine, is het 'asperientje' nog steeds volop aanwezig in de volksmond én in de medische wetenschap.
Aspirine in de Oudheid
De werkzame stof in Aspirine is acetylsalicylzuur. Als Salicine en Salicylzuur kan het gewonnen worden uit wilgenbast en wilgenbladeren. De pijnstillende, ontstekingsremmende en koortsverlagende werking ervan was reeds in de Oudheid bekend. Hippocrates van Kos (460-370 voor Christus) schreef er al over. Recentelijk bleek uit een publicatie van het blad Nature dat er zelfs bij Neanderthalers soortgelijke resten zijn ontdekt. In natuurlijke extracten is de werking echter beperkt en slecht voor de maag, en vanwege de bitterheid moeilijk in te nemen.
Ontwikkeling van de moderne aspirine
Vanaf de 19e eeuw probeerde men het wilgenextract te zuiveren. In 1829 wist de Franse Henri Leroux salicine in zuivere vorm te isoleren. Negen jaar later produceerde de Italiaan Pirioa voor het eerst Salicylzuur. Weer twintig jaar later slaagde de Duitser Kolbe er in de stof chemisch te synthetiseren. Een andere Duitser, Charles Frederic Gerhardt, maakte in 1853 voor het eerst acetylsalicylzuur, en legde daarmee de basis voor de aspirine. Maar Gerhardts product was nog steeds geen bruikbaar medicijn. Het laboratorium van de Duitse fabriek Bayer nam het onderzoek over.
Wie was de ontdekker van de moderne aspirine?
Over de eigenlijke ontdekker van de aspirine zoals wij die kennen, gaan twee verhalen. De officiële versie van Bayer is dat het medicijn werd ontdekt door Felix Hoffmann (1868-1946). Hoffmann zou in zijn vrije tijd hebben gezocht naar een pijnstiller voor zijn zwaar reumatische vader. Op 10 augustus 1897 zou hij in zijn laboratoriumdagboek hebben vastgelegd hoe hij acetylsalicylzuur zou hebben bewerkt tot een bruikbaar medicijn.
Een ander verhaal schrijft de ontdekking van de Aspirine toe aan Arthur Eichengrün (1867-1949), eveneens een scheikundige in dienst van Bayer, die in 1949 claimde de echte ontdekker te zijn. Vanwege zijn joodse achtergrond hadden de nazi's zijn aandeel in de ontdekking weggemoffeld en het verhaal van Hoffman's vader bedacht. Een onderzoek in 1999 van Walter Sneader van de Universiteit van Glasgow bevestigde Eichengrün's claims. Bayer ontkent echter nog altijd.
Tegenwoordig gebruik van aspirine
Hoe het ook zij, de Aspirine werd een populaire pijnstiller. Het blijft echter een schadelijk middel voor de maag, kan zelfs maagbloedingen veroorzaken, en kan dus niet heel langdurig worden gebruikt. Vanaf 1955 wordt paracetamol meer gebruikt als pijnstiller voor thuisgebruik. Aspirine heeft echter andere werkingen die minstens zo belangrijk zijn als de pijnstillende werking. Zo wordt het medicijn in lage doses voorgeschreven bij hart- en vaatziekten, om verstoppingen van bloedvaten te voorkomen. Daardoor neemt de kans op een beroerte of hartinfarct af. Ook in de behandeling van kanker speelt Aspirine een rol. Het gaat tumorvorming tegen. Voorlopig is de rol van het aspirientje dus nog niet uitgespeeld.