De geboorte van de globalisering
Chris Bayly over het ontstaan van de moderne wereld
Hoe is de geglobaliseerde wereld van nu met zijn razendsnelle communicatie, wereldwijde productie en internationale uitwisseling van kennis, geld en ideeën ontstaan? Op deze vraag zijn vele antwoorden gegeven. Volgens de Engelse historicus Chris Bayly is het echter onjuist één factor – het kapitaal of de staat – als de alles aandrijvende kracht aan te wijzen. Moderniteit is een dynamisch proces waar al in de koloniale tijd vrijwel alle delen van de wereld aan hebben bijgedragen.
[caption id="attachment_52926" align="alignright" width="211"] Kalkstenen beeld van een Javaan met een dieselmotor op schoot, gemaakt door Marinus Johannes Hack, omstreeks 1914. Rijksmuseum Amsterdam.[/caption]
Martijn van Lieshout
Chris Bayly (1945) heeft naar wat hij zelf zegt een typische Oxfordachtergrond. In deze traditionele Engelse universiteitsstad studeerde hij in de jaren zestig geschiedenis. ‘Er bestond toen eigenlijk geen mogelijkheid iets over niet- Europese geschiedenis te leren.’ Maar als student reisde hij door India en was zo gefascineerd dat hij besloot hier onderzoek te gaan doen. ‘Er waren toen slechts twee soorten van geschiedschrijving van India. De ene beschreef het als onderdeel van de Engelse imperiale geschiedenis, de andere was meer een nationale hagiografie. Ik was van mening dat er er iets in het midden mogelijk moest zijn. Ik ben toen begonnen met een micro-onderzoek naar de lokale politiek in Allahabad, de thuisstad van de Nehru-familie die met Jawaharlal Nehru de eerste premier van India voortbracht. Sindsdien is mijn benadering stapsgewijs steeds breder geworden. Mijn tweede boek behelsde een studie naar Indiase kooplui tijdens de hoogtij van de Britse Oost-Indische Compagnie in de 17de, 18de eeuw en 19de eeuw.’
De laatste jaren richt Chris Bayly zich op wereldgeschiedenis, een benadering die in 2004 uitmondde in de publicatie van The Birth of the Modern World (1780-1914). Dit boek geeft een letterlijk wereldomspannende geschiedenis en analyse van de lange 19de eeuw – de periode die als geboortegrond wordt aangemerkt voor de moderne wereld van nu. Door de enorme hoeveelheid aan gegevens is het geen eenvoudig boek. Het zal niet snel een breed publiek bereiken. Toch is het op weg een standaardwerk te worden dat op steeds meer (ook Nederlandse) universiteiten gebruikt wordt. Dit heeft veel te maken met de vernieuwende invalshoek van Bayly die polemiseert met traditionele marxistische of Europacentrische visies over het ontstaan van de moderniteit.
Bayly: ‘De eerste aanleiding om dit boek te schrijven was eigenlijk dat het mij stoorde dat iedereen globalisering leek te zien als een proces dat zich pas na 1945 inzette. Op de universiteit van Camebridge waar ik lesgeef moeten onze eerste- en tweedejaarsstudenten het college ‘De expansie van Europa 1500- 1914’ volgen, waarin ze iets over de buiten- Europese geschiedenis leren. Toen heb ik gedacht: misschien is het interessant om het in dit college te hebben over een vroeg type van globalisering. ‘Een andere reden was dat ik mijn Indiase collega’s wilde laten zien dat India niet zomaar een kolonie was die aan de periferie van de wereldgeschiedenis lag. Het was, ook in de koloniale tijd, een centrum van groei, verandering en innovatie en leverde een belangrijke bijdrage aan de wereldeconomie. Er staat daarom veel over India in het boek. Van specialisten krijg ik de kritiek dat er niet genoeg over Afrika of Zuidoost-Azië in staat. Daar hebben ze ook wel gelijk in. Aan de andere kant hoor ik van Indiase historici dat er weer niet genoeg over India in staat. Het is niet eenvoudig iedereen tevreden te stellen.’
Hoe vinden de studenten in Cambridge de colleges over de vroege globalisering?
‘Ik denk niet dat ze het noodzakelijkerwijs heel goed doen. Ze krijgen te maken met enorm veel informatie. Maar de toegevoegde waarde is toch heel groot. De meeste studenten hebben nooit iets aan niet-Europese geschiedenis gedaan, terwijl we allemaal met mondiale problemen te maken hebben. Een klein beetje kennis van bijvoorbeeld de islamitische opleving in de 18de-19de eeuw is natuurlijk heel behulpzaam in een tijd waar je gebombardeerd wordt met allerlei onjuiste of gepopulariseerde opvattingen over de islam.’
De titel van uw boek spreekt over de geboorte van de moderne wereld. Kunt u toelichten wat u onder ‘modern’ verstaat?
‘Ik gebruik deze term niet zoals veel sociologen doen, maar om een aantal belangrijke met elkaar verbonden historische verschijnselen te verklaren. Ik geloof dus niet dat je moderniteit tot een essentie kunt terugbrengen. Je kunt wel een aantal eigenschappen definiëren, zoals de versnelling van tijd of de beleving ervan. Het voornaamste is dat je heel verschillende type processen ziet samenkomen, en niet noodzakelijkerwijs in hetzelfde patroon. Soms is de belangrijkste drijvende kracht de staat. In een andere tijd of plaats leiden culturele of economische krachten tot de grootste veranderingen. Bij al deze processen geldt dat ze een nieuwe wereld creëren. De industriële revolutie, nieuwe politieke ideeën, in het bijzonder die van de Franse Revolutie, de groei van een heel ander soort staat: ze zijn allemaal een deel van het verhaal dat niet tot één van deze factoren is terug te brengen. Het belangrijkste is de interactie, waardoor er een soort chaotische situatie ontstaat van waaruit weer nieuwe verandering op gang komen en waarvan de uitkomsten niet te voorspellen zijn. Ik zeg dus niet zoals Eric Hobsbawm [marxistisch historicus, schreef een veelgelezen overzichtswerk van de 19de en 20ste eeuw, MvL], dat de sleutel van alle ontwikkeling de groei van het kapitaal is, want in veel delen van de wereld speelt dat pas heel laat een rol.’
[caption id="attachment_52927" align="alignleft" width="206"] Chris Bayly: ‘Het zou verkeerd zijn Europa voor te stellen als een stoomwals die over de hele wereld gaat?’[/caption]
Eigenlijk zegt u: moderniteit is het dynamische proces zelf.
‘Ja, veranderingen creëren weer nieuwe veranderingen in de economie, de politiek, in de mentaliteit.’
Waarom legt u het begin van de globalisering aan het eind van 18de eeuw en niet in de 16de eeuw toen er door de ontdekking van Amerika een wereldwijd economisch systeem ontstond?
‘Dat is een terechte vraag. Verschillende critici van mijn boek hebben de vraag opgeworpen waarom ik het Atlantische wereldsysteem met zijn slavenhandel niet heb opgenomen. Mijn antwoord daarop is dat de Atlantische economieën weinig invloed uitoefenden op Azië, waardoor je eigenlijk niet van een wereldsysteem kunt spreken. Pas in de periode 1750-1850 begon alles te versnellen. Niet alleen door het kolonialisme, maar ook door de manier waarop niet-Westerse volken inspeelden op de explosie van veranderingen. De moderniteit die we vandaag om ons heen zien is niet uitsluitend een kenmerk van de Atlantische of Westerse wereld, maar is naar mijn overtuiging universeel.’
Waren de veranderingen in de 16de en 17de eeuw niet wereldwijd?
‘Er waren natuurlijk wel wereldwijde veranderingen, maar niet zo krachtig en onderling vervlochten als vanaf het eind van de 18de eeuw het geval was. Een voorbeeld. In de vroeg-moderne tijd bestond er een islamitisch-indische wereld die zich uitstrekte tot de Indonesische archipel. Daarbinnen vonden er allerlei veranderingen plaats. Er werden nieuwe staten geformeerd, zoals de Moghuls in India. Maar dat had geen wereldwijde uitstraling. In de 19de eeuw daarentegen spraken mensen in bijvoorbeeld Calcutta over de Franse of Amerikaanse revolutie. Er bestond toen een wereldwijde beïnvloeding van ideeën en een sterke mate van onderlinge vervlochtenheid. Waar en wanneer dat begon is heel moeilijk vast te leggen. Een historicus die een geschiedenisboek schrijft moet ergens beginnen. Maar dat heeft altijd iets kunstmatigs. De werkelijkheid is dat de veranderingen zich overal, wereldwijd, hebben voorgedaan.’
Maar toch wel in ongelijke mate.
[caption id="attachment_52929" align="alignright" width="434"] In de paardentram van Batavia. De tekening verbeeldt de veelkleurigheid van de koloniale samenleving.[/caption]
‘In mijn boek erken ik dat sommige delen van de wereld niet in dit patroon van verandering passen, zoals Afrika. Afrikaanse collega’s van mij hebben denk ik terecht opgemerkt dat Afrika eigenlijk enigszins los staat van de dynamiek van de moderne wereld: het heeft geen nationale staten ontwikkeld en door geografische en ecologische omstandigheden heeft het niet de economische ontwikkeling doorgemaakt als andere delen van de wereld. Ik wil dus niet alles over een kam scheren. Maar waar ik me tegen verzet zijn onderzoekers die India of Engeland als geïsoleerde gevallen bekijken, alsof ze los zouden staan van invloeden van buitenaf. Wereldgeschiedenis is natuurlijk maar één benadering van geschiedenis. Ik kan dat zeggen want ik ben begonnen met lokale en regionale geschiedenis. Het is niet zo dat ik mijn benadering aan iedereen wil opdringen.’
Deze benadering van het bestuderen van onderlinge vervlochten processen maakt het verleden wel ongrijpbaarder.
‘Ik denk wel dat het moeilijker is, maar het is ook uitdagender. Voor studenten kan het heel interessant zijn om bijvoorbeeld te bestuderen hoe de Engelse revolutie in de 17de eeuw invloed uitoefende op de Amerikaanse revolutie.’
De meeste mensen zullen het beeld hebben van Europa als het continent dat voorop loopt in politieke en economische vernieuwingen en door deze voorsprong in staat is een groot deel van de wereld te domineren. Met deze tweedeling, ook wel ‘the West and the Rest’ genoemd, bent u het niet eens.
‘Ik plaats mijzelf in het midden van twee groepen onderzoekers. De ene ontkent de dynamiek van Europa, zoals de aanhangers van de Duitse economisch historicus Andre Gunder Frank. De andere, de triomfantalisten, bestempelen Europa tot een uniek geval. Wat ik benadruk is dat Europa maar een relatief korte tijd dominant was, in de periode 1750-1950. Bovendien was het een dominantie die afhankelijk was van andere samenlevingen en er dus mee vervlochten was. Neem bijvoorbeeld India. Tot het midden van de 19de eeuw was er heel weinig Europees kapitaal in India. De Engelse dominantie had een parasitaire vorm. Het systeem werkte door Indiaas kapitaal, door Indiase troepen die ook buiten India werden ingezet. Dit alles was dus voorradig in India. Dat de dominantie van Europa maar tijdelijk was, konden tijdgenoten aan het eind van de 19de eeuw al zien door de opkomst van nationale bewegingen en de opkomst van Japan als sterke macht.’
Is Europa bij die veranderingen dan niet een voorbeeld geweest? Werden de Europese ideeën over economie en politiek niet gewoon gekopieerd?
‘Als je zegt kopiëren denk ik dat je niet genoeg gewicht toekent aan de voortdurende veranderingen die in de niet-Europese gebieden plaatsvonden. Juister zou zijn om te zeggen dat er sprake was van een gebruik van Europese ideeën in de context van hun beschaving. Een goed voorbeeld is Japan. Japan zond missies naar Europa en Amerika om van hen te leren. Tegelijkertijd is Japan gemoderniseerd door juist gebruik te maken van inheemse tradities zoals zijn hoogwaardige zijdebewerking of metallurgische industrie. De samoerai-zwaarden die Japan in de 13de en 14de eeuw maakten waren van zeer hoge kwaliteit. Deze traditionele vormen en technieken werden aangepast aan Europese ideeën. Of eigenlijk anders-om, de Europese ideeën werden gebruikt en getransformeerd. Ik denk dus dat het een tweerichtingsproces is, waarin Europa de dominante partner is. Maar je kunt de veranderingen niet begrijpen als je er geen oog voor hebt hoe de veranderingen zich in andere samenlevingen ontwikkelen.’
Het idee is dus: de moderniteit begon in het Westen, maar had evengoed in Azië kunnen beginnen?
‘Sommige dingen begónnen ook in Azië. Bijvoorbeeld technologische verbeteringen of het gebruik van medicijnen. Neem de vaccinatie, een uitvinding van het Ottomaanse rijk aan het eind van de 18de eeuw. Hier had men op het platteland ontdekt hoe je door vaccinatie de kans op pokken kon verkleinen. Vervolgens werd dit idee opgepikt door Westerse wetenschappers die het op hun beurt standaardiseerden en in deze nieuwe vorm weer teruggaven aan de Ottomaanse-Indiase wereld. Het is dus een tweerichtingsproces. Dat geldt ook voor de wereld van ideeën. In de islamistische wereld had je een hele vroege receptie van Aristoteles, die in de Middeleeuwen aan Europa is doorgegeven. Ik wil niet de macht van Europa ontkennen. Maar het zou verkeerd zijn om Europa voor te stellen als een stoomwals die over de hele wereld dendert.’
U gebruikt in uw boek de term multi-centrisch. Als lezer krijg je dan toch het idee dat u bedoelt dat er naast Europa min of meer gelijkwaardige centra zijn.
‘Nou, je kunt heel goed een universum hebben met meerdere sterren maar met één ster die groter is.’
Zeker, maar is het toch niet een wat misleidende term wanneer je stelt dat het moderniseringsproces voor een belangrijk deel door Europa bepaald is?
‘Ja en nee. Wie zijn nu de dominante economische machten? Vrijwel iedereen is het erover eens dat in de 21ste eeuw China een toonaangevende economische macht gaat worden. Deze moderne economie is tot stand gekomen door interactie met Europa. Maar in de specifieke ontwikkeling die China heeft doorgemaakt zijn typisch Chinese invloeden van belang geweest. De manier waarop Chinese koopmansfamilies handel dreven is heel anders dan die van Westerse bedrijven. Je moet dus oog hebben voor een Chinese vorm van moderniteit.’
Hoe plaatst u de geschiedenis van Indonesië in uw visie op modernisering?
‘In sommige opzichten past Indonesië goed in die ontwikkeling. Aan het eind van de 18de eeuw zijn de Nederlanders minder machtig dan daarvoor. Dat is een goed voorbeeld van de toenemende macht van de lokale staat en maatschappij tot aan de Java-oorlog in 1830. Het Nederlandse kolonialisme daarentegen is een mooi voorbeeld van hoe zijn late industrialisering ervoor zorgt dat het in de 19de eeuw blijft doorgaan met het zoeken naar specerijen. Industrialisering vindt pas laat plaats, na 1860, 1870.’
Maar het cultuurstelsel dat in 1830 werd ingevoerd was toch een zeer rationele exploitatie van een kolonie.
‘Heel rationeel, maar het komt eigenlijk neer op een aangepaste voortzetting van het stelsel uit de 18de eeuw. Men gaat niet over op een systeem waarin je industriële producten probeert te verkopen. In politiek-revolutionair opzicht past Indonesië er wel beter in. Bijvoorbeeld door de figuur van Herman Willem Daendels die aan het begin van de 19de eeuw als een soort Napoleon de boel wil moderniseren.’
Een laatste vraag, over de globalisering van nu. U spreekt in uw boek over een toenemende uniformiteit als eigenschap van de moderniteit. Denkt u dat deze eenvormigheid nog verder toeneemt?
‘Ja en nee. Ik denk dat er een groeiende uniformiteit is. Tegelijkertijd zie je dat de verschillen groter worden. Dat heeft met elkaar te maken: als de uniformiteit groter wordt, is men geneigd verschillen te benadrukken. De moderne islam heeft veel meer overeenkomsten met het moderne christendom dan met de islam uit de 17de eeuw. Identiteiten zijn nu afgebakender. Iemand zegt: ik ben een moslim, of een hindu of een boeddhist, en dit zijn de dingen die daarbij horen. Tweehonderd jaar geleden was religie veel syncretischer. Hindu’s bezochten tempels van moslims. En moslims hadden een behoorlijke kennis van de hinduïstische goden. Of neem de soennieten en shiïeten in Irak. Eeuwenlang leefden die heel goed samen, ondanks dat de soennieten dominant waren. Er is in de geschiedenis van Irak onder het Ottomaanse rijk nauwelijks geweld tussen hen geweest. Tot de laatste vijf jaar. Religies nemen nu een vijandigere houding aan en het lijkt erop dat dat toeneemt. Maar dit is niet iets dat teruggaat op oude tradities uit een ver verleden. Integendeel, het is juist een fenomeen van moderniteit.’
leestip
Leestips-Boeken
Magazine titel: | Geschiedenis Magazine |
Uitgever: | Virtumedia |
Prijs: | € 6,95 |