De WIC en de Afrikaanse Westkust
Als de verrichtingen van de VOC en WIC de revue passeren, wordt meestal vooral gesproken over Indië en Amerika. Afrika wordt vooral genoemd als continent waar slaven werden geruild tegen Europese producten. De Afrikanen worden daarbij dikwijls als slachtoffer gepresenteerd, maar tot aan de tweede helft van de negentiende eeuw hadden de Europeanen weinig in te brengen op het continent. Ondoordringbare binnenlanden, sterke Afrikaanse staten, en dodelijke ziektes weerhielden hen van veroveringen.
Interesse in slavenhandel
De kust van West-Afrika was vanuit Europa relatief makkelijk te bereiken. Al vanaf 1590 voeren Nederlandse schepen hierheen om goud, ivoor en wilde peper in te slaan. Soms kregen zij slaven aangeboden maar er was weinig interesse in. Zonder kolonies of binnenlandse traditie van slavernij had men hier weinig behoefte aan. Dit veranderde met de verovering in 1630 van een deel van het huidige Brazilië op Portugal. In deze streek, omgedoopt tot Nieuw Holland, lagen veel suikerplantages. De kaapvaart leverde onvoldoende slaven en dus werd door de WIC besloten zelf een aandeel in de slavenhandel te verwerven.
Goudkust en Slavenkust
In 1637 werd fort Elmina veroverd op de Portugezen. Dit zou tot 1872 het centrum van de Nederlandse aanwezigheid aan de West-Afrikaanse kust blijven, hoewel de intensiteit per periode en gebied verschilde. Via verdragen met lokale heersers verkreeg men goud en slaven, vandaar de benamingen Goudkust en Slavenkust. De Nederlanders hadden goede verhoudingen met het Ashanti rijk (1701-1957), dat voornamelijk lag in het tegenwoordige Ghana. Deze goed georganiseerde staten konden op meer respect rekenen dan de ‘wilden’ die Europeanen in andere gebieden ontmoetten. Zo omschreef een Nederlandse handelaar de koning van Ouida als de beleefdste en 'milddadigste' van alle Afrikaanse heersers.
Titel: | Piet Hein en de zilvervloot - Oorlog en handel in de West |
Auteur: | Wendy de Visser |
ISBN: | 9065504540 |
Uitgever: | Verloren |
Prijs: | €10,- |
Forten en Factorijenstrijd
Zoals gezegd hadden de Europese landen nauwelijks controle over de Afrikaanse binnenlanden. Ook konden zij weinig veranderen aan de hoeveelheid geproduceerde goederen. Hun voornaamste doel was daarom een (zo groot mogelijk) gedeelte van de handel te controleren zodat andere landen er niet met de winst vandoor gingen. Er werd dus vooral gevochten tussen Europese staten onderling over de forten en factorijen langs de kust. Zo was Fort Nassau in het huidige Ghana afwisselend in Nederlandse, Portugese en Britse handen. Ondertussen vochten Afrikaanse heersers om de macht in het binnenland, iets waar de koopvaarders aan de kust soms pas veel later of helemaal niets van vernamen.
Einde van de WIC in West-Afrika
In tegenstelling tot de VOC was de WIC niet succesvol in het handhaven van haar monopolie. Behalve buitenlandse mogendheden voeren ook veel kooplieden uit Nederland buiten de compagnie om op Afrika. Uiteindelijk gingen alle Nederlandse bezittingen verloren aan Afrikaanse of Europese staten.
Bronnen:
Den Heijer, Henk (2002). ‘David van Nyendael: the first European envoy to the court of Ashanti’. In: Van Kessel, W.M.J. Merchants (eds.) Missionaries & Migrants : 300 years of Dutch-Ghanaian relations. (Amsterdam: KIT Publishers) p. 41–49.
Emmer, P. en J. Gommans (2012) Rijk aan de rand van de wereld. De geschiedenis van Nederland overzee 1600-1800 (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam)
Afbeelding:
[Public domain], via Wikimedia Commons