5 historische kooktechnieken om je eten op te warmen
Voor de gemiddelde Nederlander is een maaltijd opwarmen tegenwoordig kinderspel. Niet alleen beschikken de meeste huizen tegenwoordig over een fornuis en oven, maar ook elektrische apparaten als de magnetron, waterkoker en snelkookpan zijn inmiddels vaste onderdelen van onze keukens geworden. Vroeger lag dit echter heel anders. Onze (verre) voorouders moesten het namelijk zonder al deze technologische hulpmiddelen stellen. Toch slaagden ook zij erin om warme maaltijden op tafel te zetten. Hiervoor verzonnen zij diverse creatieve oplossingen, zoals de volgende vijf voorbeelden laten zien.
1. Water koken met stenen
De voorouders van de mensen begonnen ongeveer twee miljoen jaar gelden hun voedsel in het vuur te roosteren. In de millennia daarop namen hun maaltijden steeds complexere vormen aan. Zo begonnen ze onder andere hun voedsel te koken, wat tienduizenden jaren geleden allesbehalve eenvoudig was. Keramieken potten of metalen pannen waren namelijk nog niet uitgevonden. In plaats daarvan bewaarden de eerste mensen hun water in houten kommen en leren zakken, die geen van beide geschikt waren om boven het vuur te hangen. Voor het koken van voedsel maakte men daarom gebruik van verhitte stenen. Onze prehistorische voorouders legden de keien hierbij in het vuur tot deze gloeiend heet waren. Daarna vulden ze een leren zak met water, deden het eten erbij en plaatsten de stenen vervolgens in het water. De hitte van de stenen bracht het water aan de kook, waarna ze alleen nog maar hoefden te wachten tot hun maaltijd gaar was.
2. Mammoet roosteren boven een grondoven
Diverse beschavingen van Europa tot Nieuw-Zeeland ontwikkelden in de prehistorie los van elkaar de eerste ovens. Deze techniek was even simpel als praktisch: men groef een gat in de grond om de hitte vast te houden. Op de bodem van deze kuil legden de prehistorische koks een vuur aan, dat ze lieten uitbranden tot het begon te smeulen. Hierna plaatsten ze het voedsel in het gat, dat ze vervolgens afdekten. De eerste ovens waren hiermee een feit. Het oudste gevonden voorbeeld van deze techniek is in Tsjechië aangetroffen en is waarschijnlijk meer dan 30.000 jaar uit. Archeologische vondsten wijzen erop dat deze grondoven waarschijnlijk werd gebruikt om mammoeten in te roosteren.
3. As als hittebron
In de oudheid en de middeleeuwen ontwikkelde men in Europa, Azië en Afrika meer geavanceerde ovens. Deze ontwikkeling voltrok zich echter niet overal gelijkmatig. Gebieden als Australië moesten het soms nog tot de negentiende eeuw zonder oven stellen. Toch baken ook de lokale Aboriginals daar hun eigen platbroden. Hoe ze dit deden? De Aboriginals maakten hiervoor een vuur, dat ze lieten uitbranden tot er alleen smeulende as over was. Vervolgens stopen ze het brooddeeg in de nog hete as tot het gaar was. Hierna borstelden ze de as simpelweg eraf. De Aboriginals gebruikten hier alleen speciale houtsoorten voor, zoals de acacia, om te voorkomen dat het brood een nare brandsmaak kreeg.
4. Braden op een rooster
Tijdens de middeleeuwen nam de macht en rijkdom van de adel steeds meer toe. Edellieden konden het zich veroorloven om machtige kastelen uit de grond te stampen, waar ze bezoekers regelmatig op rijke banketten trakteerden. Hierbij serveerden ze onder meer grote stukken wildbraad. Voor deze extravagante feestmalen stonden de koks in de keuken te zweten naast het grote vuur, waarboven ze vis en vlees braadden. Braden gebeurde in de middeleeuwen nog niet in een pan, maar op een metalen rooster dat met een steel kon worden aangepakt. Dit rooster hing direct boven het vuur, waardoor al het vocht en vet dat tijden het braden vrijkwam in de vlammen viel. Om dit kostbare sap te redden, werd later het braadspit geïntroduceerd. De koks konden hier een druippan onder leggen, waarin ze het vleessap opvingen, wat ze weer in andere gerechten konden gebruiken.
5. Brood bakken in een geiser
Toen Noorse kolonisten zich vanaf de negende eeuw op IJsland begonnen te vestigen, liepen ze al snel tegen een probleem aan. Op het eiland groeiden namelijk nauwelijks bomen, waardoor ze maar weinig brandstof voor hun ovens hadden. Om toch brood te kunnen bakken, maakten ze gebruik van de vele warmwaterbronnen op het eiland. De kolonisten stopten het brooddeeg hierbij in een houten vorm, die ze met een deksel geheel afsloten. Vervolgens begroeven ze het pakketje in de buurt van een warmwaterbron of geiser. Wanneer ze de vorm 24 uur later weer opgroeven, was het brood door de hitte van de bodem helemaal gaar gebakken. Dit traditionele IJslandse rúgbrauð (roggebrood) wordt vandaag de dag nog steeds op deze wijze bereid, zij het nu voornamelijk voor de toeristen.
Bronnen:
- Ria Jansen-Sieben en Johanna Maria van Winter (red.), De keuken van de late Middeleeuwen. Een kookboek uit de Lage Landen (Bert Bakker: Amsterdam, 1998).
- Michelin Guide
- Britannica
- NBC News
- drfoodle.com
Afbeeldingen:
- Afbeelding: Ellen Von Meyern [Public domain], via Wikimedia Commons
- Foto: Marine 69-71 [CC BY-SA 3.0], via Wikimedia Commons