De Duitse milieusticker: een poging om de luchtkwaliteit te onder controle te krijgen
Sinds 2008 mag je niet meer met elke auto elke Duitse stad binnenrijden. In veel Duitse steden moet je auto voorzien zijn van een sticker die aangeeft of je auto niet te vervuilend is. Die maatregel is deel van een grote hoeveelheid maatregelen waarin Duitsland de grote milieuproblemen waar het in de jaren 80 tegen aanliep, probeert op te lossen.
Die milieustickers zijn een maatregel om de luchtkwaliteit in Duitsland te verbeteren. Lang stond Duitsland bekend om de zware industrie. Zowel in Oost- als West-Duitsland werden (en worden vaak nog) de skylines van steden bepaald door grote, rokende schoorstenen.
Wederopbouw van de industrie
Voor de Tweede Wereldoorlog was Duitsland een belangrijk industrieel centrum, en na de oorlog werd dat aan beide kanten van het IJzeren Gordijn weer snel opgebouwd. In zowel Oost- als West-Duitsland lag er grote nadruk op zware industrie. De grote fabrieken in het Ruhrgebied werden herbouwd, en ook in het door de Sovjets bezette deel werd een poging gedaan. In beide staten werd daarbij gebouwd op de aanzienlijke voorraden grondstoffen die in de grond zaten, vooral steenkool, bruinkool en zout. Echter, in Oost-Duitsland was die wederopbouw minder voorspoedig dan in het westen. De Sovjets eisten herstelbetalingen op, bijvoorbeeld door machines die hard nodig waren in Duitsland, op te eisen en naar andere Sovjet-staten te brengen. Veel grote Duitse merken waren na 1945 naar het westen verhuisd, waardoor de basis voor de wederopbouw in het oosten een stuk smaller was.
In het westen werd er juist van een wirtschaftswunder gesproken. Daar werd de industrie in de jaren 50 juist met veel succes weer opgebouwd. De economische successen werden zelfs een bron van trots voor de West-Duitsers en droegen bij aan een nieuw nationaal bewustzijn na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog.
Prijs van de wederopbouw
Maar die wederopbouw kwam ook met een prijs. In veel grote industriegebieden was de milieuvervuiling enorm. Zeker de gebieden waar al eeuwenlang zware industrie geplaatst was, hadden (en hebben vaak nog altijd) te kampen met een verstoorde bodem en luchtvervuiling. Dat veel Duitse energiecentrales op het relatief vervuilende bruinkool draaiden, droeg daar niet aan bij. Geologen duiden de bodem in grote delen van het Ruhrgebied tegenwoordig vaak als ‘industriebodem’, omdat de samenstelling van de grond door bijna tweehonderd jaar zware en grootschalige industrie volledig veranderd is. In Oost-Duitsland spelen zulke problemen op veel plekken ook. Het dorpje Mölbis, dat letterlijk onder de rook van een grote fabriek lag, stond jarenlang bekend als het meest vervuilde dorp van Duitsland en ondanks de nabijheid van grote industriële centra en dus werkgelegenheid, was het inwoneraantal van het dorp aan het einde van de DDR met bijna twee-derde afgenomen ten opzichte van het begin van de DDR.
Schadeherstel en Energiewende
Maar in veel grote steden waren de problemen groot. Zeker in het oosten, waar nog relatief veel huizen verwarmd werden met bruinkool, maar eigenlijk in alle grote steden werden kort na de Duitse hereniging grote hoeveelheden kankerverwekkende stoffen in de lucht gemeten. Daarmee begint de geschiedenis van de Duitse milieusticker, want uit onderzoeken bleek ook dat die stoffen vaak afkomstig waren van de talloze auto’s die in de steden rondreden. De hoeveelheden schadelijke stoffen uit diesel en benzine, autobrandstoffen, waren in de steden wel acht of zelfs tien keer zo hoog als op het platteland. Het duurde echter nog meer dan tien jaar voordat de eerste Umweltzones werden ingevoerd. De precieze regelgeving, zoals welke auto’s wel en niet onder de regels zouden vallen, waren lang onduidelijk. Op 1 januari 2008 was Berlijn de eerste stad die de milieuzones invoerde binnen de S-bahnring en al snel volgden andere steden. Sindsdien is het systeem gegroeid: in bijna elke significante stad gelden de milieuregels, ook auto’s uit het buitenland moeten daar van een milieusticker voorzien zijn, waarmee aangegeven wordt of de auto schoon genoeg is.
Daarnaast wordt er hard gewerkt aan een heuse ‘Energiewende’. De kolen waar de meeste energie mee werd opgewekt, moesten de deur uit, Langzaam gingen alle steenkoolmijnen dicht tot in 2018 de laatste sloot en fabrieken werden langzaam schoner gemaakt. De energiesector speelde daarbij een grote rol. In de 21e eeuw werd besloten om van kolen over te schakelen op aardgas. Vaak naar aanleiding van maatregelen en regels vanuit de overheid. Die vielen bij de burgers, die juist een groot deel van hun welvaart aan industrie te danken hadden, lang niet altijd in goede aarde. Toen in 2011 ook werd besloten alle kerncentrales versneld te sluiten, kwam die Energiewende in een stroomversnelling terecht, waarbij Duitsland in korte tijd een van de grootste producenten van windenergie ter wereld werd. Maar die wende boekte maar wisselend succes. Door de gascrisis die ontstond nadat de Russen Oekraïne binnenvielen, gingen de resterende bruinkoolmijnen toch weer meer kolen opgraven, en draaiden de oude kolencentrales toch weer harder.