De geschiedenis van auto-import in Nederland
Bij de buren is het gras altijd groener, en dat geldt ook voor de auto-industrie. Daarom importeren mensen vaak auto’s uit het buitenland. Hoe ging dat vroeger?
De eerste auto’s in Nederland waren importmodellen. In Nederland stonden nog geen autofabrieken, toen de twee eerste Nederlandse autobezitters, de heren Zimmerman en Bogaers, in 1895 en 1896 hun auto eerste voertuig kochten. Welk merk auto die Bogaers in 1895 kocht, is niet bekend, maar van Zimmerman is bekend dat hij een Benz Victoria uit Duitsland liet halen. Een van de eerste auto’s in Nederland was dus geïmporteerd.
Eerste autofabrieken in Nederland
Kort nadat zij hun eerste auto’s kochten, werden de eerste auto’s in Nederland gebouwd. Vaak nog naar buitenlands voorbeeld, of met buitenlandse onderdelen. Zo hadden de eerste auto’s die Menno en August Eysink bouwden nog motoren van het Duitse Benz. De autofabrieken in Nederland werden echter nooit heel groot. De afzetmarkt was vrij klein. ‘Amerikaanse taferelen’ waarbij de T-Fords met duizenden tegelijk de fabrieken uit rolden, zag je in Nederland niet.
Buitenlandse auto’s op de Nederlandse markt
Tot aan de Tweede Wereldoorlog nam het aantal auto’s in Nederland maar langzaam toe. Hiertussen zaten ook verschillende buitenlandse merken. In 1924 werd het Franse Citroën ook actief in Amsterdam. Daar had het merk ook ruimte voor: het produceerde toen al zo’n 50.000 auto’s per jaar. Al in 1921 was ook het Amerikaanse Ford op de Nederlandse markt verschenen. De auto’s van het Amerikaanse merk vonden gretig aftrek in Nederland. In 1926 was de helft van de in Nederland verkochte auto’s een Ford. Het importeren van auto’s was in Nederland vrij makkelijk. Nederland had geen grote autofabrieken die voor veel werkgelegenheid zorgden, zoals Frankrijk, Duitsland en Groot Brittannië. Daardoor waren er geen grote financiële belangen in het geding als er auto’s van buiten Nederland op de wegen verschenen. Omdat er geen lokale bescherming voor de auto-industrie nodig was, waren de importtarieven in Nederland relatief laag, waardoor het importeren van auto’s in Nederland goedkoper was dan in andere Europese landen.
Auto-import na de Tweede Wereldoorlog
Pas na de Tweede Wereldoorlog begonnen mensen echt op grote schaal auto’s te kopen. Daarbij werden ook buitenlandse modellen populair. Al in 1947 sloot Volskwagen een exportcontract met een Nederlandse auto-importeur, waarmee de beroemde Volkswagen Kever ook op de Nederlandse wegen verscheen.
De eerste Japanse auto’s
In 1966 werden de eerste Japanse auto’s op de Nederlandse markt gebracht. De Utrechtse Volvo en Lancia dealer Seinen mocht de Isuzu Bellel importeren. De Japanse auto-industrie wekte toen al bewondering op onder Westerse autofabrikanten. De Japanse auto’s en de onderdelen moesten echter wel helemaal vanuit Japan verscheept worden. Dat leidde ertoe dat met de import van de auto’s er ook een grote hoeveelheid losse onderdelen werd ingevoerd, zodat de garages een grote voorraad hadden. Autokenners waren echter blei met het feit dat de onderdelen relatief goedkoop bleken. Die waren immers makkelijker –en dus goedkoper- te verschepen.
Het importeren van auto’s werd op die manier vaak een taak van handelaren en importeurs en minder van individuën zoals Zimmerman en Bogaers in de negentiende eeuw. Dat was ook handig, want zij konden makkelijk de contacten leggen die nodig waren om alles rond te krijgen. Financiering, maar ook het regelen van registratie van het kenteken, dat met de eerste auto al werd ingevoerd. Nog steeds zijn er importeurs zoals dasimport.nl die consumenten helpen met het financieren van kosten auto importeren. Daarbij kunnen ze ook helpen met alle regelgeving.
Bronnen:
- RDW: Historie RDW
- Andere Tijden: Een auto voor iedereen n
- Volkswagen: Geschiedenis
- Citroën: Historie
- AMT: Utrechts Autobedrijf begint lmportavontuur
Afbeelding:
Fotocollectie Anefo via www.nationaalarchief.nl