De Slag bij Karánsebes, versloeg het Oostenrijkse leger zichzelf?
Tussen 1788 en 1791 raakte Oostenrijk-Hongarije betrokken in een van de vele oorlogen tussen Rusland en het Ottomaanse Rijk. Vlak voor het uitbreken van de oorlog hadden de Russen en de Oostenrijk-Hongaren een alliantie gesloten en als bontgenoot van de Russen stuurde de Oostenrijks-Hongaarse keizer Jozef II zijn troepen naar het oosten. Daar boekten de troepen van Jozef II wisselende successen. Overwinningen en nederlagen volgden elkaar op, maar in september 1788 leed het Oostenrijkse leger een gevoelig verlies bij het stadje Karánsebes (het huidige Caransebeș), waarbij zelfs de keizer gewond raakte. Of niet?
Multi-nationaal leger
In september 1788 was het Oostenrijks-Hongaarse leger doorgestoten tot ver in het huidige Roemenië. Het leger, zo’n honderdduizend man sterk, werd aangevoerd door niemand minder dan de keizer zelf. Het enorme leger bestond, net als de dubbelmonarchie zelf, uit soldaten van verschillende afkomst. Dat betekende dat niet alle soldaten in het leger dezelfde taal spraken en velen elkaar dus niet konden verstaan.
Soldaten aan de schnapps
Rondom 20 september was de de enorme legermassa weer op de terugtocht en kwam aan in de vallei rondom het plaatsje Karánsebes, waar de soldaten hun kamp voor de nacht opsloegen. De enorme massa vormde niet één geheel, maar verspreidde zich door de vallei en betrok strategische posities. Vermoed werd dat de vijand niet ver meer kon zijn, maar waar het Ottomaanse leger zich precies ophield, was onbekend. Een cavalerie-eenheid van de Huzaren trok daarom vanuit de voorhoede van het leger verder om er zeker van te zijn dat er geen Ottomaanse legereenheden in hinderlaag lagen. Die Ottomanen waren in geen velden of wegen te bekennen. De verkenners stuitten slechts op een groepje Roma. Die zouden de cavaleristen een stevige voorraad Schnapps aangeboden hebben, waar de soldaten dankbaar gebruik van maakten.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Ruzie om drank
In het kielzog van de cavaleristen, trokken ook infanterie-eenheden verder de vallei in. Toen zij tegen het vallen van de avond de feestende en waarschijnlijk aardig beschonken cavaleristen aantroffen, hoopten zij te kunnen delen in de feestvreugde –en in de drank. Daarvan moesten de feestende cavaleristen echter niks weten. Het feest ging over in ruzie en de ruzie ontaarde in een vechtpartij, waarbij een schot viel.
De slag bij Karánsebes
Dat schot deed de ‘slag’ ontbranden. Gealarmeerd door het rumoer van de vechtpartij grepen diverse eenheden naar de wapens. In de invallende duisternis, ontwaarden veel soldaten niets anders dan grote groepen marcherende en vechtende mannen en het geluid van strijdgewoel. In deze chaos kwam de grote zwakte van het leger ongenadig naar boven: de meertaligheid. Soldaten hoorden in de duisternis stemmen in een onbekende taal en, vrezend dat de vijand nu echt gekomen was, openden direct het vuur. De kettingreactie van paniek was onomkeerbaar, soldaten vluchtten voor hun leven en eenheden raakten hopeloos verdwaald in het donker, onderwijl schietend op alles wat bewoog. In een poging het leger nog een beetje een veilige aftocht te geven, opende de artillerie het vuur op de vallei, waardoor de chaos alleen maar nog groter werd. In het gedrang viel de keizer naar verluid met paard en al in een beek, en werd gewond van het slagveld weggevoerd.
Twee dagen later trok het Ottomaanse leger de vallei rond Karánsebes binnen. Daar troffen ze een verlaten slagveld bezaaid met doden en gewonden aan. Het stadje zelf viel zonder verdere slag of stoot in handen van de Ottomanen.
Klopt het verhaal?
Of althans, zo gaat het verhaal. Of dat allemaal klopt, wordt door historici in twijfel getrokken. Wat er precies gebeurd is, is namelijk volstrekt onduidelijk. Volgens berichten in de London Gazette uit 1788 kwamen inderdaad twee legereenheden elkaar in het donker tegen en wisselden schoten uit. Daarna zouden beide eenheden snel op vlucht de zijn geslagen, hun voorraden achterlatend voor de Turkse soldaten. Plunderaars zouden echter snel zijn gepakt. Een andere bron uit 1788 vertelt daarentegen dat er wél een gevecht tussen Turkse en Oostenrijkse troepen is geweest. Die laatsten zouden zich na een patstelling van enkele dagen teruggetrokken hebben, waarna Turkse eenheden door de Oostenrijkse achterhoede heenbraken en enorme chaos veroorzaakten onder de terugtrekkende soldaten. Over slachtoffers wordt niet gerept.
Een recente bron, een doctoraalthesis uit 2008, vertelt dat er wél paniek uitbrak, waarbij er geschoten werd. Over duizenden slachtoffers wordt niet gerept, wel over honderden ‘vermisten’, maar daarbij gaat het vooral over soldaten die in het donker de weg kwijt raakten en zich later weer bij de legerschare voegden. Volgens sommigen zou het getal van 10.000 slachtoffers gebaseerd zijn op de enorme verliezen die het Oostenrijkse leger leed door de ziektes die het leger tijdens de veldtocht teisterden.
Bronnen:
- D. Davison, F. C. Schlosser,: History of the eighteenth century and of the nineteenth till the overthrow of the French empire. With particular reference to mental cultivation and progress (Londen 1843)
- Streffleurs militärische Zeitschrift. 1831 v.4.
- The European Magazine, and London Review, Volume 14
- E. R. Gramm, „Der unglückliche Mack“ „Aufstieg und Fall des Karl Mack von Leiberich“ Universiteit van Wenen, 2008
Afbeelding:
Ottomaanse troepen in 1788. National Library of Portugal [Public domain] via Wikimedia Commons