Hoe ontwikkelden de verhoudingen tussen de Democraten en Republikeinen zich in de 20e eeuw?
Sinds het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog wordt de Amerikaanse politiek gedomineerd door twee partijen: de Democraten en de Republikeinen. Dit heeft ook invloed gehad op de presidentsverkiezingen in het land. De verhoudingen tussen beide partijen zijn door de jaren heen echter wel flink veranderd. Vooral de identiteit van beide partijen is tegenwoordig compleet anders dan toen. Hoe begon dit proces van deze identiteitsveranderingen en hoe beïnvloedden ze de presidentsverkiezingen in de jaren tussen de Amerikaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog?
Veranderende perspectieven
Na afloop van de Amerikaanse Burgeroorlog leken de kaarten in de Amerikaanse politiek verdeeld. De Unionisten hadden de oorlog gewonnen en de Unie van de Verenigde Staten behouden. Doordat de meeste van hen Republikeins waren, werd deze partij de dominante factor in de Amerikaanse politiek. De progressief-liberale Republikeinen waren vooral in het noorden populair en stonden bekend door hun felle standpunten tegen de slavernij. De slavernij hadden ze na de Burgeroorlog dan ook met succes weten af te schaffen. De conservatieve Democraten waren juist vóór de slavernij geweest en hadden voor een onafhankelijke staat in het zuiden gevochten. De verdeeldheid in het land was dus groot.
Opvallend genoeg is tegenwoordig juist een omgekeerde trend zichtbaar. Democraten worden als progressief en liberaal gezien en hebben veel aanhang in de noordelijke staten. De Republikeinen zijn juist conservatief en zijn vooral in het zuiden populair. Deze verandering vond plaats in de eeuw die volgde.
Het begin van de omwenteling vond dan ook pas plaats in de eerste helft van de 20e eeuw. Nadat de Republikeinen decennialang de Amerikaanse politiek domineerden, wisten de Democraten voor het eerst buiten hun traditionele achterland populariteit te winnen. Zij waren de eersten die weer populair in zowel noord als zuid, waarmee de partij een identiteitsverandering in gang zette.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Republikeinse hegemonie
Na de Burgeroorlog hadden de Republikeinen hun grootste machtsbasis in het noorden van de VS. In het Zuiden moest men echter niks hebben van deze partij. Het Zuiden voelde zich vernederd door de militaire nederlaag, wat resulteerde in een grote afkeer tegen de federale overheid, de zwarte bevolking en het Noorden. De Republikeinen werden als de belichaming van al deze zaken gezien. Republikeinse presidentskandidaten kregen in de eerste jaren na de Amerikaanse Burgeroorlog dan ook maar een handjevol stemmen in het Zuiden.
Dit gold echter vooral voor de blanke bevolking van het gebied. Veel Afro-Amerikanen in de zuidelijke staten waren wel groot aanhanger van de Republikeinse Partij. Zij waren hen natuurlijk dankbaar voor het afschaffen van de slavernij. In veel gevallen werd het de Afro-Amerikanen in de zuidelijke staten echter onmogelijk gemaakt om te stemmen. Blanke inwoners begonnen eerst met het bedreigen of inhouden van salarissen om de Afro-Amerikanen er van te weerhouden om op de Republikeinen te stemmen. Soms werd ook geweld niet geschuwd en vonden er zelfs lynchpartijen plaats.
De massale steun voor de Republikeinen in het dichtbevolktere noorden en westen zorgde er echter voor dat zij lange tijd het presidentschap in handen hielden.
Nieuw Democratisch succes
Pas in 1884 werd er voor het sinds het einde van de Burgeroorlog weer eens een Democraat in het witte huis gekozen. Het betrof hier Grover Cleveland, die met een gewicht van ruim 113 kilo een opmerkelijke verschijning was. De verkiezing van dat jaar was extreem spannend. Cleveland kreeg 4,88 miljoen stemmen, wat gelijk stond aan 219 kiesmannen. Zijn uitdager, de Republikeinse kandidaat Blaine ontving 4,82 miljoen stemmen en 182 kiesmannen.
In de decennia die volgden waren de Republikeinen echter weer dominant als het om de presidentsverkiezingen ging. Dat succes hadden ze echter niet te danken aan de bevolking van de zuidelijke staten. Hier bleef men steevast op de Democraten stemmen. Het feit dat het de Democraten via Cleveland en later Woodrow Wilson, toch lukte om een president af te vaardigen, laat zien dat de Democraten in deze periode wel gestaag meer aanhang in het Noorden wisten te winnen.
Op zich was dat ook niet heel gek, aangezien de Democraten ook tijdens de Burgeroorlog al wel aanhangers in het Noorden hadden gehad. Maar wat zorgde er dan precies voor dat de Democraten meer aanhangers in het noorden begonnen te krijgen?
Het antwoord op die vraag ligt voornamelijk bij Woodrow Wilson, die in 1912 tot president verkozen werd. Wilson was een gematigd politicus die niet zo conservatief was als enkele van zijn Democratische voorgangers. De Republikeinen leken tijdens deze verkiezingen juist wat conservatiever te worden. Binnen de partij was namelijk een scheuring ontstaan toen oud-president Theodore Roosevelt een nieuwe partij oprichtte, de Progressieve Partij. Deze partij deed zijn naam eer aan, bijvoorbeeld op het gebied van vrouwenstemrecht. Bij deze verkiezingen was dus voor het eerst een grote verschuiving in de opvattingen van beide partijen te zien. De Democraten werden wat gematigder terwijl de Republikeinen wat conservatiever werden.
De jaren ’20: klein Republikeins succes in het Zuiden
Toch bleven de Republikeinen moeilijk scoren in het Zuiden. Het zou nog tot de jaren ’20 van de 20e eeuw duren, voordat de Republikeinen op hun beurt ook in het Zuiden wisten door te breken. Bij de presidentsverkiezingen van 1928 lukte het de Republikeinse kandidaat Herbert Hoover voor het eerst om bijvoorbeeld de meeste stemmen in staten als Florida en Texas te behalen. Voor veel kiezers in het Zuiden was de Democratische kandidaat van dat jaar, Alfred E. Smith, namelijk een nog veel erger alternatief dan de Republikeinen.
Smith was katholiek, van Ierse afkomst en een tegenstander van de drooglegging. In het conservatieve Zuiden waren dit drie elementen die moeilijk te verkroppen waren. De meeste blanke inwoners van het Zuiden waren protestants en patriottisch en moesten daarom niets hebben van katholieke immigranten.
Daarnaast was men in het Zuiden ook een groot voorstander van de drooglegging geweest. Veel blanke Zuiderlingen vonden namelijk dat vooral Afro-Amerikanen slecht met alcohol konden omgaan. De rassenkwestie was nog altijd van enorm groot belang in de zuidelijke staten. De meeste zuiderlingen gingen dus niet mee in de meer progressieve koers van de Democraten. Doordat de Republikeinen weinig van koers veranderden werden zij langzaamaan conservatiever dan de Democraten. Desalniettemin zat de zuidelijke haat jegens de Republikeinen zo diep, dat van een échte doorbraak nog geen sprake was.
Overigens lieten de Democraten in het Zuiden hun obsessie met de drooglegging enkele jaren later wel weer varen. De drooglegging bleek nauwelijks te handhaven. Er was een enorme zwarte markt op het gebied van alcohol ontstaan, waardoor de criminaliteit hoogtij vierde en gangsters als Al Capone enorme imperia konden opbouwen. Daarnaast werd door de uitbraak van de grote depressie in de jaren ’30 de roep om afschaffing van de drooglegging nog groter. Zolang alcohol illegaal bleef kon de regering geen aanspraak maken op de accijnzen op alcohol, waardoor de overheid een aanzienlijke inkomstenbron miste.
FDR en de grote depressie
De grote economische depressie zorgde daarna voor een nieuwe omslag. Veel Amerikanen waren ontevreden over het beleid van de Republikeinse Herbert Hoover, die zijn doorbraak in het Zuiden niet kon doorzetten. De Democratische kandidaat Franklin Delano Roosevelt (FDR) boekte een enorme zege bij de verkiezingen van 1932. Bij de verkiezingen van dat jaar braken de Democraten definitief los van hun bolwerk in het Zuiden.
Met zijn progressief-economische plan, ‘the new deal’, was Roosevelt de eerste president in een lange tijd die vrijwel alle Amerikanen, in noord en zuid, écht aansprak. Het land zat in een diepe crisis en de maatregelen van Roosevelt werkte goed, waardoor de werkgelegenheid toenam en de economie langzaam opkrabbelde. Ook zijn sterkte leiderschap tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door veel Amerikanen, in noord én zuid, geroemd.
De populariteit van Roosevelt werd onderstreept door zijn twee enorme overwinningen in 1932 en 1936. In het eerste jaar won zijn tegenstander Hoover slechts vijf staten, in alle andere pakte Roosevelt de meeste stemmen. Roosevelt kreeg 22 miljoen stemmen en maar liefst 472 kiesmannen achter zich. Vier jaar later deed hij het nog beter door maar liefst 27 miljoen stemmen en 523 kiesmannen in de wacht te slepen. Zijn Republikeinse uitdager Alf Landon won in slechts twee staten.
In 1940 besloot Roosevelt zich opnieuw verkiesbaar te stellen. Hij werd de eerste Amerikaanse president die voor een toen nog mogelijke derde achtereenvolgende termijn besloot te gaan. Roosevelt won opnieuw en werd zodoende de eerste president die aan een derde termijn begon. In 1944 won hij zelfs een vierde termijn, maar deze maakte hij door zijn overlijden in 1945 nooit vol. Met een presidentschap van 12 jaar is hij nog altijd de langstzittende president uit de geschiedenis van het land.
De verschuiving was begonnen
De eerste helft van de jaren ’20 liet zodoende een verschuiving van Republikeinse naar Democratische dominantie zien. De Democraten bleven nog altijd populair in het Zuiden maar kregen nu ook in het Noorden steeds meer aanhangers. De Republikeinen hadden nu niet meer de sterke basis in het Noorden die ze in de eerste jaren na de Burgeroorlog hadden gehad. Ook in het Zuiden wisten ze nog altijd maar moeilijk door te breken. Uiteindelijk zouden pas in de jaren ’60 voor het eerst de verhoudingen definitief weer veranderen.
Wil je meer lezen over de geschiedenis van de Amerikaanse presidentsverkiezingen? Klik dan hier!
bronnen
- Current, Richard, T. Harry Williams en Frank Freidel, American History: A Survey (New York, 1965) Blz. 462-464, 709-711 en 746
- Glen Feldman, The irony of the solid south (New York, 2013) Hoofstuk 1-3
- Lewis Gould Theodore Roosevelt (Oxford, 2012) Blz. 55-64.
Afbeeldingen
- Wikimedia Commons. Woodrow Wilson [Public Domain]
- Wikimedia Commons. Herbert Hoover [Public Domain]
- Library of Congress. Immigrante tijdens de Great Depression [Public Domain]