Hoe waren de tuinen van vroeger in vergelijking met nu?
Wie vandaag de dag door een gemiddelde Nederlandse woonwijk loopt, zal daar voor of achter de meeste huizen een tuin zien liggen. Tegenwoordig wordt het bezit van een tuin allang niet meer als iets uitzonderlijks ervaren. Dit lag een paar eeuwen geleden echter anders. Toen konden alleen de allerrijksten zich een dergelijke luxe veroorloven. Dit had ook invloed op het uiterlijk van de tuinen. Kooplieden, edellieden en vorsten lieten hun tuinen ontwerpen als uitgebreide kunstwerken, die maar weinig gemeen hebben met een gemiddelde voortuin in een gemiddelde Nederlandse stad.
Harmonische verhoudingen in de renaissance
Tijdens de zestiende eeuw ontstond in de Nederlanden een geheel eigen stijl op het gebied van tuinen. Geïnspireerd door de Italiaanse Renaissance ontwikkelden intellectuelen als Desiderius Erasmus en Hans Vredeman de Vries hun eigen ontwerpen voor tuinen. De invloed van hun ideeën reikte tot ver over de Nederlandse grens. In deze tuinen lag de nadruk op symmetrie en harmonische verhoudingen. Het grote geheel werd hierbij opgedeeld in een serie ommuurde en onafhankelijke tuinen. Deze tuinen hoefden geen direct verband te hebben met het gebouw waaraan ze grensden.
Perfecte symmetrie in de Verlichting
Vanaf de zeventiende eeuw drukte de Frankrijk echter haar stempel op de Europese landschapsarchitectuur. Geïnspireerd door de tuinen in Versailles namen edellieden en vorsten in heel Europa het Franse voorbeeld over. De barokstijl van deze periode kenmerkte zich door geometrische patronen en symmetrie. Ontwerpers plaatsten bomen in strakke rechte lijnen, alsof het om een plantage ging. Lanen liepen volgens een perfect symmetrisch patroon door de tuinen, langs standbeelden en fonteinen. Hierin was ook de invloed van de Verlichting zichtbaar, met haar nadruk op rationaliteit.
Terug naar de natuur in de Romantiek
Aan het einde van de negentiende eeuw kwam de Romantiek op, als reactie op de Verlichting. Deze tegenbeweging zette het gevoel centraal, in plaats van het verstand. De belangstelling voor de natuur nam hierdoor toe, evenals voor exotische culturen. In Engeland ontwikkelde zich zodoende een ‘romantische’ stijl, die zich in de negentiende eeuw over de rest van het continent verspreidde. In plaats van geometrische patronen, begonnen landschapsarchitecten natuurlijk ogende tuinen te ontwerpen. Het doel was om de tuin zoveel mogelijk op een echt landschap te laten lijken, door middel van grote grasvelden en onregelmatige beplanting. Europeanen begonnen daarnaast exotische planten uit Azië te importeren, om meer variatie in de tuinen aan te brengen.
De tuin als gemeengoed
Door de groeiende welvaart kon een toenemend aantal mensen vanaf het einde van de negentiende eeuw zich een tuin veroorloven. In het kader van het maakbaarheidsideaal, zag de elite de tuintjes ook als een nuttig middel om het moraal van het volk te verbeteren. Een tuintje onderhouden was immers een stuk deugdelijkere vrijetijdsbesteding dan rondhangen in de kroeg. Steeds meer nieuwbouw huizen werden dan ook met een tuin uitgerust.
Eind twintigste eeuw was de privé tuin zodoende gemeengoed geworden. Dit had ook gevolgen voor zowel de functie als het uiterlijk van de tuinen. Ze waren namelijk niet langer noodzakelijkerwijs een prestigeobject. Voor veel middenstanders ontwikkelde de tuin zich tot een plek om tot rust te komen in het midden van drukke steden. De ontwerpen werden daardoor een stuk praktischer. Naast strakke gazons met bloementegels vonden ook meubels als houten loungesets hun weg naar de tuinen. Zo zijn ook de tuinen steeds met hun tijd meegegaan.
Bronnen:
Afbeelding:
- Foto: Guillaume Speurt from Tallinn, Estonia [CC BY-SA 2.0 ], via Wikimedia Commons